De Amerikaansche koopman
(1785)–Anoniem De Amerikaansche koopman– AuteursrechtvrijStem: Van Biron.
HElaas wat droefheid groot!
Zal ik u hier verklaaren,
Van Benting den Edele Graaf,
Die zoo trouw zyn leeven waagden,
Die als een held heeft gestreeden
Voor ons vrye Nederland,
Dien is nu overleeden,
Gestorven voor den vyand.
2. Ach kleed u in den rouw,
Matroozen en officieren,
Van het Schip de Battevier,
Geeft u Captyn de eeren,
Wild u Schip met rouw bekleeden,
Laat waaijen de swarte vlag!
Die als een held heeft gestreeden;
Die leid nu in 't Graf.
3. Als hy kwam voor den Vyand:
Sprak hy tot zyn Krygsknegten
Stryd voor u Vaderland,
Wild nu als helden vegten,
| |
[pagina 55]
| |
Ik zal toonen als een harder
Die zyn kudde recht bemind,
Bid doch aan God den Vader,
Dat hy ons doch ondersteund.
4. Terstond zoo gaf men vuur,
En dat met volle laagen,
Ons Captein die stond voor aan,
Een stree gelyk een Vader,
Kanonnen hoord men kraaken,
En dat met groot getier,
Die vlam en vier uitbraaken,
Wy gaaven geen kwartier.
5. In het velste van 't vuur,
De stryd liep naar 't ende,
Kreeg ons Captyn een swaar kwetzuur
ô God wat groot elenden!
Hy moest de dood daar aan smaaken,
En stierf aan dit kwetzuur,
En de wereld gaan verlaaten,
En rust nu in den Heer.
6. Maar de Edele Captyn Bos
Nam het zwaard weer in de handen,
En streed ook even trots,
Voor de vrye Nederlanden;
Maar God kwam hem versterken,
Schoon hy kreeg een kwetzuur,
Voer doch voort in zyn werken,
En gaf nog Vlam en Vier.
7. Gelevert was de Slag,
Den vyand vlugt met schande,
Tot vreugd en eere groot,
Voor onze Nederlanden.
Een ieder melden zyn schaade,
Hoe hy was geramponneert,
| |
[pagina 56]
| |
Men hoorde droevig klaagen;
Wat ieder aan zyn Schip mankeert.
8. Men zag het groot hartzeer,
En bragt de droevige tyding:
Dat ons Captyn is swaer gekwest,
Daer meenig mensch om schryde,
Hy moest worden verbonden,
En hy voer na Amsterdam,
Men zag de droefheid van zyn vrinden
met schreijen en getraan.
9. Doe nam hy zyn afscheid,
Van matroozen en Officieren;
Want ik ben zwaer doorwond,
Ik moet 't met de dood bezuuren.
Adie myn braave zoldaaten,
Die myn hebben zo trouw bemind,
Ik heb trouw voor u gestreeden,
Als een Vader voor zyn Kind.
10. Adie myn Cannonniers,
Matroozen en Officieren,
Sy schryden al te zaam,
en wensten hem de zeegen;
Als hy kwam by zyn vrinden,
De Stad die was in rou,
Over de bedroefde tyding,
Van deez' edele Baron
11. Adie dan nu vol eer,
Vrienden en Bloedverwanten,
Ik rust nu in den Heer,
't Is droefheyid aan alle kanten,
Ik bid aan God den Vader,
Ik zie des Hemels prys;
Want ik verwagt u naader
In 's Hemels Paradys.
| |
[pagina 57]
| |
12. Ik weet dat myn Verlosser leeft,
Die is myn troost in dood en plaagen,
Daar 't alles van blydschap juigt en sweeft
Myn ziel en lighaam overdraagen,
Wat kan my doch ontroeren,
Ik wagt nu op de laatste snik,
Die zal myn overvoeren,
Zelfs in een ogenblik.
13. Men bragt met groote eer
Deez' Edel Heer ter Aarden,
Een staatsie wonder schoon,
Met Heeren vol van waarden
Begraven in de Nieuwe Kerk,
Syn Schilt dat hangt daar noch,
Daar zal hy nu ook rusten,
Tot aan de Jongsten dag.
|
|