tuurpassie, had hij ze leeren kennen; eenige malen had hi met haar geslapen, aangetrokken door het bedwelmende malsche van haar warm vleesch,
Na weken van dit nieuwe, ongekende leven ging zijn schip weder weg en was hij vertrokken met een gevoelen van geschapen leven gekoesterd door de belofte dat zij op hem wachten zou.
Dit alles snippelwarrelde door zijn stoere kop, terwijl hij strak voor zich zag, in een slapen van zijn doffe oogen, waarin eene tint van wijd water en grijze lucht diepte.
Even luisterde hij naar de tonen van een harmonika die verzwakt over het water klonken, van op eene bakschuit die langzaam, met slapbruine zeilen voortdreef.
Dan logwaggelde hij het schip af, den waker voorbij.
In een zenuwachtige trekking van zijn kleine kop schrikte deze op, om aanstonds daarna weder voort te soezelen, in een zuigen aan zijn zwart damppijpje.
Het begon te schemeren, eene droeve grauwte hing tusschen de huizingen, stil wipten de lantaarnvlammetjes op en neer.
Met groote schreden stapte Eric voort door eindelooze straten met vele slenterende menschen en glanslichte winkels.
't Was zonderling en hij kon niet vatten hoe het gebouw was. Hij voelde weèr dat prangende gevoelen op borst en keel drukken, die zware last die vroeger reeds zijn fel lijf verlamde als hij naar haar ging en naar zijn land verlangde.
Moe liep hij door, versuft door dien levenden hoop die doelloos nevens hem voortstuwde in rusteloos dringen met ongezellige gezichten.
En het doemde weder voor hem op, zijn mistig land, door het prisma van herinnerd genot.
Een kloeke kerel zwaarzwijmelde tegen zijn lijf en deed hem opschrikken in eene vergrootende drukking van alleen en vreemd zijn.
Zijne droefbange oogen, treurig als die van een gesslagen