Alvoorder. Jaargang 1(1900-1901)– [tijdschrift] Alvoorder– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] Verzen. I o blauwe kinderoogen zoo zonuig en zoo teer, o blauwe kinderoogen zie ik u nooit meer wêer? o trotsche blonde lokken, diep om uw aangezicht, o gouden kinderlokken nu gaan mijn oogen dicht; mijn vrome kinderlippen zoo weeldrigwarm en rood, mijn peerle kinderlippen nu is uw kussen dood; gij waart mijn groet en leven mijn onverbroken hert, nu kunt ge niets meer geven dan moede, moede smert... [pagina 88] [p. 88] II 'k ben droeve omdat geen stille luchte blauwt, omdat de zomerluchte eendlik grauwt in late zware dagen; 'k ben droeve omdat m'n blije, zachte lied nu leege sterft en eenzaam zingend vliedt door moede weemoeddagen; 'k ben droeve want geen gouden zomer gloeit door blauwe lucht en warm nu henenvloeit het bloed van wilde laaie dagen... Antwerpen. Karel van den Oever. Vorige Volgende