Alvoorder. Jaargang 1
(1900-1901)– [tijdschrift] Alvoorder– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
IO! Neig het moede hoofd ter ruste nu,
nu zachtkens de avond der vergetelheid
zijn schaduwmantel om u henen spreidt,
o! buig het hoofd in deemoed, keer in u
en denk nooit meer aan 't leven, dat zoo ruw,
op brekens af, aansloeg de fijnste snaren
der harpe van uw ziele, ja de baren
der zee uws levens opjoeg met een duw
van passie onweerstaanbaar! Keer in u,
gij, kamper naar 't Alschoone! O! Gij vocht
voor 't hooge zelfbewustzijn en dorst tarten
als tegenstrever 't Noodlot zelf! Die brocht
den laatsten slag u toe, het eind der smarten.
Geworde u eindelijk vrede! Rust zacht nu.
| |
[pagina 55]
| |
IIO Klaag het niet, dat gij niet wezen mocht
de sterke, die in glorie al zijn dagen
op eigen schoudren door den Tijd zou dragen
en die door kracht van eigen Wil vermocht
zijn Noodlot zelf te richten, ja, te schragen
door dezen Wil de minste van zijn daân.
Maar vergenoeg u, tot het eind te gaan
in vroom stilzwijgen, zonder smart te klagen
of vreugd te juublen, sluitend wél en wee
in 't heiligdom uws harten, en gedwee
aanschouwend 't innig drama van 't bestaan
daarbinnen; laat dan om u henen gaan
in stralen schoon - en goedheid, heel dit leven,
in u tot heden onvermoed gebleven.
Willebroeck.
Jef Thijs.
|
|