[Nummer 1]
Inleiding.
Ge zijt de dag, of voert den dag in uw gezicht.
VONDEL
Het is ons eigenaardig te moede bij het schrijven der woorden, die ons moeten inleiden bij de menschen van ons land. Immers hier moeten we tot klare woorden, tot warme volzinnen samenbrengen en neerschrijven onze innigste verzuchtingen, onze droomen en wenschen.
Schouwen we rond ons: wat vernieuwing, wat bewustworden, wat groeien van andere tijden. Lentewinden waaien over Vlaanderen, en de innige geestdrift van eene jeugd brengt voor ons oog de visioenen van 't beloofde land.
Een wensch is ons allen gemeen: vrijen loop geven aan al wat in ons opwelt, al wat in ons sluimert omzetten tot leven, met den blijen werklust en het mededeelzaam gevoel van onze twintig jaar. Voor allen die iets in zich dragen, voor allen, zonder uitzondering, is ons huis open, en we wenschen dat velen, - we meenden nog liever allen, - zich aan onzen gastvrijen haard kwamen neerzetten.
Hoofdzakelijk willen we werk geven, werk wellicht niet altijd volledig rijp, wij verkiezen zooals Georges Eekhoud eenmaal schreef als voorwoord aan ‘Le Coq rouge’, bovenalles: ‘la candeur et la gaucherie, mais la virginité verbale et émotionnelle du débutant’
Zoo staan we nu hier aan een begin, al hebben sommigen onzer tastend, ijverig zoekend, en ondervinding vergarend, nog andere uitgaven medegemaakt.