de Mana rivier geheel open Z. 57 gr. O.
Jean Pierre Z. 15 gr. W.
De 3de ton in 21 voeten diepte zeer zachten modder met de Mana rivier, die zich dan juist zal sluiten Z. 68 gr. O.
Jean Pierre Z. 16 gr. O.
Van de uiter- naar de 2de ton is de rigting Z. 23 gr. W.
Van de 2de naar de 3de of binnenton Z. 43 gr. W.
In het gat volgt de stroom deszelfs beloop; bij de uiterton loopt de vloed om de Z.W. en de eb om de N.N.W.
Met nieuwe en volle maan, is het voor de rivier ten 5 u. 30 m. hoog water; met doode getijden rijst het water 4 à 5 voeten; met springgetijden 8 à 9 voeten.
Om de rivier Marowijne aan te doen brenge men Papegaaijenhoek (Fransch Guijana) in het Z.Z.W., om met dien koers daarop aan te houden. Den wal naderende brengt men de Zeekoekreek even buiten dien hoek, in welk merk men de uiterton zal aanloopen. De grond tot binnen de uiterton zacht zijnde, kan men zonder vrees in den wal sturen.
Van de uiterton valt de koers Z.Z.W. op de 2de ton, die men juist in den Franschen hoek zal zien; de grond wordt dan hard, doch de diepte neemt dan spoedig toe.
Van de 2de ton stuurt men Z.W. op de binnenton, - die men van daar, even buiten den Hollandschen hoek ziet, - aan, om vervolgens de rivier in te loopen.
Van af de binnenton stuurt men op het midden der rivier aan, achtgevende liever iets meer naar de Hollandsche dan naar de Fransche zijde te houden, om vrij te blijven van een bankje, waar tusschen en den Franschen hoek een naauw vaarwater loopt.
De binnenton is gelegen op het punt waar de Mana zich juist weder sluit en is voor binnenvarende schepen minder dan voor uitvarende schepen dienstig, daar deze laatsten, de rivier uitkomende, indachtig moeten zijn met de eb niet op de Fransche bank gezet te worden, waarvoor nu, door op de derde of binnenton aan te sturen en deze aan stuurboord te houden, niet de minste kans bestaat. Alhoewel niet breed, zal dit vaarwater zeer goed opgelaveerd kunnen worden, moetende het lood het naderen der Hollandsche bank aangeven, hetgeen gevoegelijk geschieden kan, daar deze grond geleidelijk afneemt. Men zal echter vermoedelijk nimmer behoeven op te werken, daar de land- en zee-winden afwisselend tusschen N.O. en Z.O., de laatsten somwijlen uit het Z.W. en daar bewesten, doorwaaijen.
Bij het uitwerken zij men indachtig niet binnen de 2de ton te komen, dewijl die tegen de Fransche bank aanligt, welke zeer steil is.
In geval men de rivier moet aandoen, zonder dat de geul betond is, kan het volgende in aanmerking genomen worden:
Breng Papegaaijenhoek, zijnde de eerste van den Franschen wal uitspringende hoek, ½ mijl binnen de rivier gelegen (en die men in 3 en 4 vademen beter ziet dan de eigenlijke Oostelijke hoek der rivier, Blufpunt genaamd, welke zich in het land verbergende, zich enkel door de donkerder kleur op dezen afstand onderscheidt en alléén van om de Oost komende het eerst gezien