Almanak voor de beschaafde jeugd voor het jaar 1799

Mietje aan Coosje.

Mejuffrouw Coosje!

Waarom of gij geen briefje van mij krijgt? ô heden kind! ik kan aan al mijne kennis-

[p. 89]

sen zo niet schrijven, ik hou ook niet van schrijven. Ik snoep zo min als gij, en zal u om geen dubbeltje meer vragen, wel neen kind! maar ik ben toch niet boos op u, en ik wil de stukjes mooi papier wel van u hebben. Ik heb weinig tijd over, om dat ik veel in de keuken bij de meiden ga, om te zien wat zij doen, en dan vertel ik het aan Mama; Papa knort daar wel om, maar ik doe het maar stilletjes, dat hij het niet weet. Ik krijg meer lekkers dan gij, en evenwel mag ik nog wel lekkers koopen, maar Papa mag het niet weten.

Och, ik wou dat ik van de school was! - daar leren zij ook bloemen maken, maar ik vind het zulk naar werk; ik speel en loop liever met mijn broêrtjes. Nu cooje! ik ben niet boos op u. en ik wil de stukjes mooi papier wel hebben als ik bij u koom, ik zal ze in mijn Kerkboekje leggen. Dag coosje!

ik ben uwe dienaresse

mietje.