Almanak voor de beschaafde jeugd voor het jaar 1799(1798)–Anoniem Almanak voor de beschaafde jeugd– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] De snoeytyd. Wanneer de winter wijkt, En zijn geweld bezwijkt, Rept ieder zijne handen. Dan wordt de vlijt gewekt, En treurigheid vertrekt Van de verdorde landen. Dan gaat de Tuinbaas voort, Wijl hij de leeuwrik hoort, En snoeit de dorre bomen, Van 't overtollig hout, Wijl hij den tak beschouwt Daar 't vruchtjen aan moet komen, Zijn knaapje volgt hem naar: Zoekt takken bij elkaêr, En bindt ze vast te zamen; Hij leert dus hoe men snoeit, En stekt, en plant, en roeit, En ziet zich dus bekwamen. [pagina 25] [p. 25] Zo leert de frissche jeugd Den arbeid reeds met vreugd, Tot dat de schooltijd nadert: Dan gaat zij wel te moê Naar School en Meester toe, Waar zij een schat vergadert. ô Jeugd! wees niet verstoord, Als ge ooit bestraffing hoort Voor ongebondenheden: Het kwaad dient uitgeroeit; Uw weeldrigheid besnoeit, Zo bloeit ge in deugd en zeden. Dus wordt ge in braafheid groot, En rasch een deelgenoot Van nutte en trouwen handel; Zo volgt ge uw' oudren naar, En zijt tot arbeid klaar, En deugden in uw' wandel. Vorige Volgende