| |
| |
| |
[Nummer 2]
Onder de loep
| |
‘Door de lessen kom ik stapjes verder’
Bestrijding Laaggeletterdheid in het Praktijkonderwijs
Maud van Druenen en Esther Steenbeek-Planting/ expertisecentrum Nederlands en radboud universiteit Nijmegen
In 2009 won het Expertisecentrum Nederlands met het project Bestrijding Laaggeletterdheid in het Praktijkonderwijs de Alfabetiseringsprijs in de categorie ‘voorkomen van taalachterstanden’. De prijs is door het ministerie van OCW ingesteld in het kader van het Aanvalsplan Laaggeletterdheid ‘Van A tot Z betrokken’. Het interventieprogramma richt zich op het bevorderen van functionele lees- en schrijfvaardigheden bij leerlingen met lees- en spellingproblemen in het praktijkonderwijs. Uit onderzoek bleek dat het lees- en spellingniveau van de leerlingen die ermee werken, verbetert. Maud van Druenen en Esther Steenbeek-Planting leggen uit hoe het programma in elkaar zit.
| |
Interventieprogramma voor het Praktijkonderwijs
Het Interventieprogramma voor het Praktijkonderwijs (Steenbeek-Planting, Popma, Goei, Jacobs & Kleijnen, 2006) bestaat uit 36 sessies van elk 40 minuten, waarbij leerlingen met lees- en spellingproblemen twee keer per week in een kleine groep begeleiding krijgen. In het interventieprogramma is het aanbod van leesstrategieën, schrijfstrategieën
Trainingen geïntegreerd
en spellingstrategieën met elkaar verweven. Het programma bevat een leesvloeiendheidstraining volgens de RALF1-principes.
Bovendien wordt computerondersteuning geboden, onder andere met een compenserend softwareprogramma en een woordleerprogramma. De taakgerichte aanpak is ingebed in sociaal-emotionele begeleiding volgens de principes van het oplossingsgericht werken.
| |
Oplossingsgericht werken
Binnen het interventieprogramma wordt uitgegaan van het principe van oplossingsgericht werken: leerlingen leren zich richten op oplossingsstrategieën in plaats van op de problemen die zij ervaren. De nadruk ligt op de sterke kanten van de leerlingen en het opdoen van succeservaringen.
Aan het begin van de sessies vindt er een inleidend, oplossingsgericht gesprek plaats. Ook tijdens de interventieperiode worden regelmatig terugkoppelingsgesprekken gevoerd. De leerling krijgt hierdoor de mogelijkheid zijn eigen leerproces mede te bepalen. De begeleider helpt de leerling om gericht te blijven op positieve veranderingen en kleine stapjes in de richting van de gewenste verandering. Het interventieprogramma
| |
| |
1. | Op welke manier vormen de moeilijkheden met lezen en/of spellen een probleem voor jou? |
2. | Hoe heb je deze problemen tot nu toe weten op te lossen/te verminderen? (doorvragen, zeker 3 of 4 manieren van aanpak laten noemen. Opschrijven en complimenten geven). |
3. | Ik zou graag wat beter in beeld krijgen hoe jij zelf denkt dat je omgaat met lees- en/of spellingmoeilijkheden. Als nul is dat je hier niet goed mee omgaat en tien dat je er voldoende mee kunt omgaan, waar zit je dan nu? |
4. | Waarom geef je er dit cijfer aan en niet meer of minder?
(doorvragen, zeker 3 of 4 motivaties voor het toegekende cijfer naar voren laten brengen; samenvatten wat genoemd is en complimenten geven). |
5. | Hoe ben je in van nul tot ‘x’ gekomen en wat hielp je daarbij?
(idem als 4). |
6. | Waaraan zou je merken dat het cijfer hoger is geworden?
(doorvragen tot 2 of 3 punten zijn genoemd). |
7. | Waar zouden anderen dit aan merken?
(idem, als 6). |
8. | Wat kun je zelf doen en hoe kunnen wij je helpen om dit hogere cijfer te bereiken?
(doorvragen, zeker 2 of 3 ontwikkelpunten laten noemen en noteren). |
9. | Op wat voor manier leer jij het beste? Wat helpt jou? |
10. | Hoe kunnen we je daarin ondersteunen? |
11. | Welke afspraken kunnen we maken voor het vervolg en wie neemt het initiatief daartoe? |
Uit Steenbeek-Planting & Kleijnen (2010) Voorbeeld gespreksvragen bij jongvolwassenen met lees-en/of spelling-problemen
voorziet na elke interventiesessie in het bijhouden van een logboek. Op deze manier denkt de leerling nogmaals na over wat hij geleerd heeft en bij welke vakken dit ook toepasbaar zou kunnen zijn. De begeleidingsprincipes van oplossingsgericht werken kunnen de leerling helpen om zijn eigen krachten en hulpbronnen te vinden en de door hem gewenste veranderingen te realiseren.
| |
Leesprocedure RALFI
Om de leesvloeiendheid (= de vaardigheid om teksten moeiteloos en met geautomatiseerde leestechniek te lezen) te bevorderen, wordt de RALFI-procedure ingezet (Smits & Braams, 2006; zie ook Van de Craats, 2008). De letters in het woord RALFI staan voor de principes waar deze methode van uitgaat:
R = repeated reading- met tussenpozen herhaald lezen van eenzelfde stuk tekst. |
A= assisted reading - leerlingen worden ondersteund bij het lezen. |
L = level - er wordt gewerkt met een tekst van een relatief hoog niveau dat de leerling zelfstandig nog niet aankan. |
F = feedback - leerlingen krijgen directe feedback op aarzelend of foutief gelezen woorden, maar ook heldere, positieve feedback. |
I = interaction en instruction - er is interactie over de inhoud van de tekst en er wordt instructie gegeven bij onder andere het lezen en begrijpen van lange woorden. |
Principes RALFI-methode
Het interventieprogramma werkt met vier leesronden (of leescycli). In elke leesles worden twee leesronden doorlopen. Tijdens de eerste leesronde leest de begeleider een nieuwe tekst voor die minimaal op het hoogste instructieniveau van alle leerlingen in de interventiegroep ligt. De tekst sluit aan bij de belevingswereld van de leerlingen. De begeleider gaat een gesprek aan over de betekenis van woorden en de context waarin ze voorkomen. Moeilijke woorden worden verdeeld in fonologische en morfologische stukken, zodat leerlingen de structuur van woorden beter kunnen herkennen. Hierna lezen de leerlingen de tekst zelfstandig en stil voor zichzelf. Tot slot wordt de tekst hardop aan elkaar voorgelezen. Als een leerling een woord fout leest of te lang wacht met wordt het woord direct voorgezegd. De leescyclus van voorlezen, stillezen en hardop aan elkaar voorlezen, wordt aan het eind van de sessie herhaald. Tijdens een volgende sessie wordt opnieuw dezelfde tekst gelezen en worden nogmaals twee leesronden doorlopen (III en IV).
| |
Aan de slag met RALFI
Als een docent een leestraining geeft, moet de training altijd functioneel zijn en dus aansluiten bij wat de (jong)volwassene nodig heeft voor zijn studie, stage of beroep (Steenbeek-Planting & Kleijnen, 2010). De leestekst moet niet te lang
| |
| |
zijn; maximaal één pagina. Daarnaast is het belangrijk dat een begeleider de tekst correct voorleest en tijdens het leesproces feedback geeft. Dit voorkomt dat de uitspraak van woorden verkeerd wordt aangeleerd. Tekst-naar-spraaksoftware (zie ‘inzet van ICT’) of de door de begeleider op MP3 ingesproken tekst kunnen eveneens ondersteunend werken. De werkwijze van herhaald lezen is vooral effectief wanneer zowel leessnelheid als leesnauwkeurigheid verbeterd moet worden.
| |
Leesstrategieën
Het interventieprogramma besteedt aandacht aan het ontwikkelen van leesstrategieën. Om het tekstbegrip te optimaliseren moet een leerling immers ook leren hoe hij teksten moet aanpakken. Hierbij wordt gebruikgemaakt van een systematische training ontwikkeld door Van IJzendoorn (1998). Aan de hand van de gelezen teksten worden verschillende strategieën behandeld. Zo vertelt de begeleider hardop wat de kernwoorden zijn en hoe hij tot een samenvatting komt. Op deze manier maakt hij zijn denkproces zichtbaar (rolwisselend leren). Met ondersteuning van de begeleider past de leerling de strategie daarna zelf toe.
Strategieën |
Rolwisselend (coóperatief) leren |
• Voorspellen |
1. Begeleider maakt zijn denkproces ‘zichtbaar’ |
• Vragen stellen |
2. Begeleider laat anderen hun denkproces zichtbaar maken |
• Samenvatten |
3. Begeleider helpt hen daarbij |
• Ophelderen van moeilijke woorden |
|
Systematische training (Van IJzendoorn, 1998) |
| |
Spellingstrategieën
Om de Nederlandse spelling te verbeteren wordt gebruik gemaakt van de methode ‘Strategisch Spellen’ (Kleijnen, Erkens, Tak, Smeets & Van Berke, 1994). Deze aanpak gaat uit van verschillende soorten woorden, die elk om een eigen benaderingswijze vragen. Grofweg is het onderscheid tussen ‘luisterwoorden’ (bijvoorbeeld plotsklaps), ‘regelwoorden’ (bijvoorbeeld holen/hollen; word/wordt) en ‘inprentwoorden’ (bijvoorbeeld fauteuil) als uitgangspunt genomen om leerlingen te laten oefenen volgens wetmatigheden en inprentingen. De indeling in deze drie soorten woorden maakt inzichtelijk welk type spellingfouten leerlingen maken en welke strategieën ze - al dan niet ten onrechte - toepassen. Ze oefenen hiermee door hun foutgespelde woorden in een oefenschema (zie onderstaand voorbeeld) in te vullen. Zo worden strategieën geoefend om de indeling toe te passen in zelf geschreven teksten. De woorden in de RALFI-tekst worden daarnaast als basis gebruikt waarmee leerlingen de verschillende spellingcategorieën kunnen oefenen in zelfgeschreven teksten.
Wat had ik moeten doen om het woord goed te schrijven? |
|
Had ik goed moeten luisteren? |
Had ik een regel moeten toepassen? |
Had ik dit woord van buiten moeten leren? |
luisterfout |
Goede woord |
Regelfout |
Goede woord |
Inprentfout |
Goede woord |
Viets |
Fiets |
Hant |
Hand |
Compjuter |
Computer |
Staart |
Straat |
Handoek |
Handdoek |
Kaud |
Koud |
Oifenschema |
|
|
|
|
| |
| |
Titel: |
|
Hoofdpersonen: |
|
• Slachtoffer |
|
• Detective |
|
• Dader |
|
• |
|
|
Plaats: |
|
Tijd: |
|
|
Probleem: |
|
Detective |
moet onderzoeken wie de misdaad heeft |
gepleegd. |
|
Maar de detective heeft maar een paar aanwijzingen: |
het wapen |
en naast het wapen lagen twee opmerkelijke |
|
Hoe lost hij/zij dit op? |
|
Gebeurtenissen en oplossing: |
|
|
Afloop: |
|
|
Moraal: |
|
Stappenplan schrijfopdracht |
| |
Schrijfstrategieën
Het interventieprogramma besteedt aandacht aan het gebruik van schrijfstrategieën, waarbij de principes van Van Elsäcker en Verhoeven (2001) als uitgangspunt worden genomen. Het schrijven van een tekst wordt via een stappenplan aangeboden (zie bovenstaand voorbeeld). De leerlingen schrijven in de ene les een aantal ideeën op, die ze in een volgende les gestructureerd uitwerken. Met behulp van het stappenplan en door hun schrijfproduct te evalueren, verbeteren de leerlingen hun tekst en leren ze hoe ze het schrijven van teksten systematisch kunnen aanpakken. De schrijfopdrachten worden aangeboden vanuit een betekenisvolle context en herkenbare aanleidingen. Denk hierbij aan het schrijven van een artikel voor de schoolkrant, een verslagje voor de website van de school of het opstellen van een brief aan een andere leerling. Een van de opdrachten van het interventieprogramma is het schrijven van detectiveverhalen, waar samen met de leerlingen een heuse roman van gemaakt kan worden. De leerlingen - van wie de meesten nog nooit zelf een tekst hebben geschreven - vinden dit geweldig en zijn erg trots op hun zelfgeschreven boek. Hierboven staat het verhaal van een van de leerlingen.
Het interventieprogramma maakt gebruik van compenserende tekst-naar-spraaksoftware, zoals Sprint Plus en Kurzweil (zie Handzame overzichten ICT en Technische maatjes bij dyslexie, te downloaden via www.masterplandyslexie.nl>producten). Compenserende software heeft als doel de problemen die zich met lezen en spelling voordoen te ondervangen, bijvoorbeeld door middel van het voorlezen van een getypte tekst. De realspeak-stem leest ook teksten voor die de leerling zelf intypt. Door directe auditieve feedback hoort de leerling meteen wanneer een zin niet goed loopt. In een aantal gevallen wordt duidelijk dat de spelling van een woord niet correct is (denk aan bomen versus bommen). Leerlingen leren met dit programma kritisch te luisteren naar een tekst en hierna hun tekst aan te passen. Sprint Plus biedt een woordvoorspellingsfunctie, genaamd Skippy. Wanneer het begin van een woord getypt wordt, geeft Skippy een lijst met woorden die beginnen met dezelfde letter(s) en zo mogelijk ook passen in de zinsstructuur. Leerlingen vinden het erg prettig om tijdens het schrijven en lezen ondersteund te worden door deze software.
Er kunnen ook softwareprogramma's gebruikt worden waarmee
| |
| |
Goede voorleeshulp |
Goede schrijfhulp |
• Synthetische voorleesstem |
• Spellingcontrole |
• Leessnelheid aanpassen |
• Woordvoorspelling |
• Tekst vergroten |
• Voorlezen eigen teksten |
• Voorleestekst markeren |
• Homofonen |
|
Verder... |
|
• Samenvatting markeerstiften |
|
• Segmentatie |
Opsomming voordelen Skippy softwareprogramma |
woorden en hun betekenis worden geleerd. Voorbeelden van gratis te downloaden programma's zijn Overhoor (www.overhoor.nl), Teach2000 (www.teach2000.nl) en WRTS (www.wrts.nl). De programma's worden door het merendeel van de leerlingen als leuk, prettig en fijn ervaren. Een van de leerlingen vertelde trots dat hij een toets voor Engels moest maken, de woorden had ingevoerd bij Overhoor en een 9.5 had gehaald.
| |
Detective Pim op jacht naar de moord
Detective Pim kreeg een melding van de politie. Dat Annabel was vermoord. En hij ging op zoek naar de dader. Hij ging naar de plek waar Annabel is vermoord. Annabel is vermoord op het vliegveld.
Er lag heel veel bloed naast en een mes.
Detective Pim ging met de piloot praten. De piloot moest landen in Parijs. Dat moest hij van de dader.
En toen de dader bij Parijs was ging hij naar zijn hotel zijn koffers pakken. Toen hij de koffers had gepakt ging hij met de auto naar België. Detective Pim kreeg een melding van de politie dat de dader gevlucht was naar België. En Detective Pim ging naar België toe en volgde de dader. Toen hij stopte, pakte Detective Pim de dader. De politie stopte de dader voor eeuwig in de gevangenis.
Schrijfopdracht
| |
Resultaten effectonderzoek
Effectonderzoek (Van Druenen, Steenbeek-Planting & Kleijnen, 2007/2008; Kleijnen, Steenbeek-Planting & Verhoeven, 2008) heeft laten zien dat werken met het Interventieprogramma voor het Praktijkonderwijs loont. De deelnemende interventieleerlingen lieten een grotere toename in spellingvaardigheid zien dan de controleleerlingen die reguliere remedial teaching ontvingen. Deze vooruitgang op spelling mag extra bijzonder genoemd worden, omdat spellingvooruitgang vaak moeilijker te realiseren is dan vooruitgang bij het lezen. Daarnaast lieten de interventieleerlingen, in tegenstelling tot de controleleerlingen, een significante vooruitgang in leesniveau zien (namelijk in leesaccuratesse bij het lezen van meerlettergrepige pseudowoorden). Dit wijst erop dat leerlingen door het volgen van het interventieprogramma minder fouten maken bij het omzetten van het geschreven woord in een klankvorm, zodat de accuratesse bij de woordherkenning op grond van fonologische informatie toeneemt. Het onderzoek liet ook zien dat het interventieprogramma geschikt is voor zowel ‘zeer zwakke lezers’ als voor ‘zwakke lezers’ binnen het praktijkonderwijs: beide groepen laten effect van interventie zien. Niet onbelangrijk: 95% van de deelnemende leerlingen vond de interventiesessies plezierig en meer dan de helft van de leerlingen is lezen leuker gaan vinden. Het lesmateriaal blijkt effectief (evidence based) en geschikt voor gebruik in de praktijk. Hiermee zijn het voor andere scholen voor praktijkonderwijs en verschillende doelgroepen, die er gebruik van willen maken, waardevolle handvatten die ter beschikking staan om laaggeletterdheid op een bewezen, werkzame manier aan te pakken.
| |
Hoe nu verder?
Op dit moment wordt er in het kader van het programma ‘Onderwijs Bewijs’ van het ministerie van OCW een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van het interventieprogramma in verschillende schoolcontexten. Naast een Interventieprogramma voor het Praktijkonderwijs wordt er onderzoek gedaan naar het Interventieprogramma Nederlands voor vmbo, havo en vwo. In het kader van ‘Onderwijs Bewijs’ wordt onder andere gewerkt aan een uitbreiding van het Interventieprogramma voor het Praktijkonderwijs met doorgaande leerlijn. Hierdoor wordt het mogelijk het programma klassikaal als differentiatiemogelijkheid in te zetten.
| |
Referenties
Craats, I. van de (2008). ‘RALFI in de ANT2-klas?’, in: ALFA-nieuws, ii, 3. |
Druenen, M. van., E.G. Steenbeek-Planting & R. Kleijnen (2007). ‘Leesen spellinginterventie in het praktijkonderwijs. De moeite waard!’, in: Remediaal, i, pp. 19-27. |
Elsäcker, W. van & L.T.W. Verhoeven (2001). Interactief lezen en schrijven: Naar motiverend lees- en spellingonderwijs in de midden- en bovenbouw van het basisonderwijs. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. |
IJzendoom, T. van (1998). Begrijpend lezen door rolwisselend leren. Lisse: Swets & Zeitlinger. |
Kleijnen, R., I. Erkens, W. Tak, J. Smeets & A.J. van Berkel (1994). Strategisch spellen. Lisse: Swets & Zeitlinger. |
Kleijnen, R., E.G. Steenbeek-Planting & L. Verhoeven (2008). Toetsen en interventies bij Dyslexie in het Voortgezet Onderwijs. Nederlands en de moderne vreemde talen. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. |
Smits, A. & T. Braams (2006). Dyslectische kinderen leren lezen. Individuele, groepsgewijze en klassikale werkvormen voor de behandeling van leesproblemen. Amsterdam: Boom. |
Steenbeek-Planting, E.G. & M. van Druenen (2009/2010). ‘Nationale Alfabetiseringsprijs: PrO in de schijnwerpers’, Remediaal, i, pp. 15-17. |
Steenbeek-Planting, E.G. & R. Kleijnen (2010). ‘Begeleiding van jongvolwassenen met dyslexie in studie en beroepspraktijk.’ In: A. Geudens, D. Baeyens, K. Schraeyen & K. Maetens (red.). Jongvolwassenen met dyslexie, Diagnostiek en begeleiding in wetenschap en praktijk. Acco: Leuven. Steenbeek-Planting, E.G., A. Popma, S.L. Goei, A. Jacobs & |
R. Kleijnen (2006). Interventieprogramma voor het Praktijkonderwijs: Implementatie van het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. |
|
|