Alfa-Nieuws. Jaargang 13(2010)– [tijdschrift] Alfa-nieuws– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Verhaal in de klas De nieuwe kleren van de keizer Er was eens een rijke keizer. Hij zorgde niet goed voor zijn volk, want hij gaf al zijn geld uit aan mooie kleren. Elk uur van de dag wilde hij iets anders aan. Op een dag kwamen er twee bedriegers. Ze zeiden: ‘Wij zijn wevers. Wij weven voor u de mooiste stof die er is, van zijdedraad met goud. Maar die stof is ook nog heel bijzonder: Domme mensen kunnen de stof niet zien, alleen slimme mensen zien de mooie stof.’ ‘Die stof moet ik hebben’, dacht de keizer. ‘Daar laat ik mooie kleren van maken. En als ik die draag, weet ik ook meteen wie er erg dom is.’ Hij gaf de wevers geld, zijde en goud. Dan konden ze meteen beginnen. De bedriegers pakten het weefgetouw en deden net of ze werkten. Maar het weefgetouw was leeg. Er zat geen zijden draad op, en het goud hadden ze in hun zak gestopt. Na een paar dagen vroeg de keizer: ‘Zou de stof al klaar zijn? Er moet eens iemand gaan kijken.’ Hij stuurde zijn beste minister. Die ging meteen kijken. ‘Mijn hemel’, dacht de minister, ‘ik zie helemaal niets! Straks denken de mensen dat ik dom ben, want domme mensen zien de stof niet.’ ‘O, wat is het prachtig’, zei hij toen maar. ‘Ik ga de keizer zeggen dat het heel mooi wordt.’ ‘Dat is goed’, zeiden de bedriegers. Toen stuurde de keizer zijn kamerheer. Ook die keek en keek, maar ook hij zag helemaal niets. ‘Ik ben toch niet dom’, dacht de kamerheer. ‘Ik doe net of ik alles zie.’ Dus zei hij: ‘De stof is werkelijk prachtig. Dat ga ik de keizer zeggen.’ [pagina 13] [p. 13] De keizer ging nu zelf kijken. ‘En, majesteit?’ vroegen de bedriegers, ‘Is het niet prachtig?’ En ze wezen op het lege weefgetouw. ‘Wat krijgen we nou?’ dacht de keizer. ‘Ik zie niets! Dan kan niet! Ik ben toch zeker niet dom?’ Hij zei dus ook: ‘O, wat is het mooi! Ik ben er heel blij mee. Maak maar snel mijn kleren.’ De bedriegers deden net of ze de stof van het getouw haalden. Ze knipten met grote scharen in de lucht. En naaiden met naalden zonder draad. De volgende dag zeiden ze: ‘Kijk, nu zijn de kleren klaar!’ De keizer kwam meteen, met zijn dienaren. De bedriegers hielden hun armen omhoog. Die waren wel leeg, maar ze zeiden: ‘Kijk, hier is uw broek en hier is de mantel! Kleed u maar snel om.’ De keizer deed zijn oude kleren uit. De bedriegers hielpen hem met de nieuwe. ‘Wat staat dat mooi!’, riepen de mannen. ‘Dat is een kostbaar kostuum!’ Ook al zagen ze geen kleren. ‘Bent u klaar, majesteit?’, vroegen de mannen. ‘Dan gaan we in optocht door de stad.’ Toen gingen ze naar buiten. In het midden liep de keizer. Alle mensen keken uit hun ramen, en... zagen niets. Maar ze dachten: ‘Als ik dat zeg, ben ik dom.’ Opeens riep een klein kind: ‘Kijk daar, de keizer heeft geen kleren aan!’ ‘Een kind spreekt de waarheid’, dacht de vader. En hij vertelde aan de andere mensen, wat het kleine meisje zei: ‘De keizer heeft geen kleren aan.’ Even later riep het hele volk: ‘De keizer heeft geen kleren aan!’ illustratie: Conny van der Neut Vorige Volgende