Alfa-Nieuws. Jaargang 12
(2009)– [tijdschrift] Alfa-nieuws– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onder de loepWat werkt in Alfabetisering NT2?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IntroductieUit het eerste deel van het onderzoek naar Alfabetisering NT2 (ALFA-nieuws, 2009, nr. 3) bleek al dat er enorm veel variatie bestaat in de tijd die cursisten nodig hebben om een van de niveaus van het Raamwerk Alfabetisering NT2 (Stockmann & Dalderop, 2007) te halen. Dit varieert van een paar honderd tot meer dan 2500 uur. Dat neemt niet weg dat sommige kenmerken van cursisten, docenten of het onderwijs een positieve of juist negatieve invloed uit kunnen oefenen op tempo en succes van Alfabetisering NT2. In deze bijdrage berichten we daarover. De vraag die we wilden beantwoorden was: Wat zijn de mogelijke succesfactoren in alfabetisering NT2? Met andere woorden: welke cursistkenmerken en onderwijskenmerken voorspellen het beste het succes dat cursisten behalen? Daarbij zijn natuurlijk vooral die kenmerken belangrijk waar het onderwijs invloed op kan uitoefenen. Dit zijn uiteraard de kenmerken van het onderwijs, maar bijvoorbeeld ook sommige ‘kenmerken’ van de cursisten zoals aanwezigheid of motivatie. Aan die laatste twee kan het onderwijs ook iets veranderen. De leeftijd van een cursist kun je nu eenmaal niet veranderen, ook als dat een factor van belang blijkt te zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het onderzoekIn het vorige nummer van ALFA-nieuws hebben we geschreven dat we gewerkt hebben met gegevens van cursisten afkomstig van negen verschillende ROC's in Nederland. Uiteindelijk hadden we gegevens van 322 cursisten, van wie 80% vrouw en 20% man was. Alle cursisten namen deel aan cursussen die overdag gegeven werden. In totaal 171 cursisten van die groep hebben zowel in 2008 als in 2009 de Voortgangstoetsen Alfa (Cito, 2008) gemaakt. We kunnen dus iets zeggen over het niveau dat ze gehaald hebben, maar ook over de vooruitgang tussen voorjaar 2008 en voorjaar 2009 en over succesfactoren daarbij. Bij al deze cursisten zijn de Voortgangstoetsen Alfa afgenomen op niveau Alfa A, Alfa B of Alfa C (zowel voor lezen als voor schrijven). Gegevens over cursisten, over docenten en over het onderwijs hebben we verzameld door docenten vragenlijsten in te laten vullen over hun cursisten, over zichzelf en over het onderwijs dat ze gaven. Van de cursisten kregen we gegevens over leeftijd, sekse, herkomstland, moedertaal, eventueel tweede taal, verblijfsduur in Nederland, aantal jaren onderwijs in het land van herkomst, aantal kinderen, werk, taalgebruik in het gezin en contact met Nederlandstaligen. Ook kregen we gegevens over het startniveau van mondeling en schriftelijk Nederlands, het aantal maanden les dat de cursist had gehad en het aantal uren les per week, aanwezigheid in de lessen, huiswerk en doelperspectief. Van de docenten kregen we gegevens over de instelling en groepen, leeftijd, land van herkomst, moedertaal, genoten opleiding(en), ervaring en scholing NT2 en Alfa NT2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De onderwijsgegevens werden ingevuld voor elke groep waarin cursisten uit het bestand lessen volgden. We kregen informatie over de samenstelling van de groep (sekse, herkomst, uitstroomperspectief, woonomgeving etc.) en mogelijke homogeniteit op een van de voorgaande aspecten, en over het aantal uren les per week, het aantal docenten, docentwisselingen en mogelijkheden tot tussentijdse instroom. Wat betreft methodieken en werkwijzen werd gevraagd naar de bodymethode alfabetisering en mondeling NT2, computermateriaal verdeling van de lestijd, buitenschoolse opdrachten, huiswerk, taalstage, portfolio, authentiek materiaal, bijhouden van vorderingen, gebruikte werkvormen, uitstroomperspectief en gebruik van de moedertaal in de lessen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SuccesfactorenIn dit artikel worden alleen gegevens gepresenteerd van cursisten die met de schriftelijke vaardigheden op nulniveau zijn begonnen. Voor de bepaling van het succes is gebruikgemaakt van de scores die ze haalden op een van de lees- of schrijftoetsen (A, B of C). Voor deze gelegenheid zijn die allemaal omgezet naar één schaal (dat kon, omdat CITO daarvoor omzettingstabellen had), dus bij wijze van spreken alsof ze allemaal hetzelfde toetsboekje hebben gehad. Dat noemen we de schaalscores lezen en schrijven. Van een subgroep van 171 cursisten hebben we bovendien toetsgegevens van 2008 én 2009 en dus ook de verschillen tussen die scores. Dat noemen we de groeiscores, die apart weergegeven zijn in tabel 1 en 2.
Eerst hebben we gekeken naar de correlaties van de scores met cursistkenmerken, daarna met onderwijskenmerken. Een correlatie geeft samenhang weer. Een positieve correlatie tussen leeftijd en score betekent bijvoorbeeld hoe ouder de cursist, hoe hoger de score; een negatieve correlatie betekent dan hoe ouder de cursist, hoe lager de score. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CursistkenmerkenIn tabel 1 staat een overzicht van correlaties tussen onbeïnvloedbare cursistkenmerken en de scores voor lezen en schrijven in het Nederlands.
Enkele correlaties zijn significant, dat wil zeggen dat ze samenhangen met succes. Leeftijd is daarvan de belangrijkste: hoe ouder cursisten zijn, hoe minder hoge scores ze hebben, en ook hoe minder hard ze vooruit zijn gegaan tussen 2008 en 2009. Bedenk wel, dit is nog steeds een gemiddelde correlatie: het kan nog steeds zo zijn dat een individuele cursist van 55 jaar veel sneller leert dan een andere individuele cursist van 25 jaar. Verblijfsduur werkt een beetje hetzelfde, maar dat gaat vaak samen met leeftijd. Veel oudere cursisten zijn ook al langer in Nederland. Maar door de bank genomen zijn oudere cursisten - dat zal de meeste docenten niet verbazen langzamer dan jongere. Een ander cursistkenmerk dat er toe doet en dat we niet kunnen veranderen is aantal jaren vooropleiding. Cursisten die al enkele jaren naar school zijn gegaan, leren over het algemeen makkelijker lezen en schrijven dan cursisten die nog nooit naar school zijn geweest. Het startniveau mondeling hangt alleen significant samen met de eindscore lezen: cursisten die mondeling al op een hoger niveau begonnen, zijn verder gekomen bij het lezen. Het totale aantal uren dat cursisten les hebben gehad, blijkt, zoals vaker (Cito, 2008; Condelli & Spruck-Wrigley, 2003), niet of nauwelijks van invloed op de scores. In dit onderzoek is dat niet anders en is alleen de negatieve correlatie met groeiscores voor lezen significant. Dat lijkt een enigszins vreemde uitkomst (hoe meer uren les je hebt gehad, hoe slechter het gaat), maar hoeft dat niet te zijn. Het kan ook betekenen dat mensen die meer uren onderwijs nodig hebben, die ook krijgen. In tabel 2 staan enkele correlaties met de meer door onderwijs beïnvloedbare cursistkenmerken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de cursisten die meer contact hebben met Nederlandstaligen, zijn de eindscores voor lezen en schrijven significant hoger. Overigens kan dat twee dingen betekenen: cursisten die meer contact hebben met Nederlandstaligen bereiken een hoger niveau, maar het kan ook zijn dat cursisten die verder zijn in hun leven meer contact zoeken met Nederlandstaligen dan cursisten die dat nog niet kunnen. Het percentage aanwezigheid in de les en het maken van huiswerk door cursisten hangt ook systematisch en significant samen met de eindscores voor lezen en schrijven; bij huiswerk ook met de vooruitgang tussen 2008 en 2009 bij lezen. De meest duidelijke correlatie is er met het antwoord op de vraag aan de docenten of de cursisten naar hun inschatting niveau Alfa C zullen halen (ja of nee). Als docenten verwachten dat cursisten Alfa C halen, halen die cursisten hogere scores voor lezen en schrijven en gaan ze ook meer vooruit in de periode tussen 2008 en 2009. Deze uitkomst is te verwachten, sommige cursisten die al relatief dicht bij niveau C zitten, hebben op dat moment al hogere scores. De uitkomst zegt waarschijnlijk vooral iets over de mate waarin docenten realistisch het niveau en leervermogen van hun cursisten in kunnen schatten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DocentkenmerkenWat docentkenmerken betreft zijn de meeste correlaties laag en niet significant. Dat heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat bijna alle docenten zowel zwakke leerders als vlottere leerders in hun groepen hebben. Voor zover er wel een klein, maar significant
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beetje vreemd. De uitkomst zou ook kunnen betekenen dat in de praktijk de oudere, meer geschoolde en ervaren docenten vaker lesgeven aan moeizaam lerende cursisten die niet zo snel vorderen. Welke vooropleiding een docent heeft gehad (PABO, overig HBO, Universitair talen of overig universitair), heeft geen duidelijke invloed op de scores van cursisten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OnderwijskenmerkenBelangrijker dan de cursistkenmerken zijn de kenmerken van het onderwijs en de samenhang daarvan met de scores voor lezen en schrijven van de cursisten. In tabel 3 staat een overzicht van de partiële correlaties (gecorrigeerd voor leeftijd en uren les) tussen onderwijskenmerken en scores lezen en schrijven. Opnieuw zijn alleen de gemarkeerde correlaties met sterretjes veelzeggend, en opnieuw zijn ze over het algemeen niet hoog.
De meeste correlaties zijn niet echt hoog, maar er zijn toch een paar stabiele patronen te herkennen. Het aantal wisselingen van docenten, de tijd die aan groepsactiviteiten, luisteren en spreken besteed wordt, of de inburgeringseindtermen onderdeel van de lessen zijn en het al dan niet werken met buitenschoolse opdrachten of authentieke materialen vertonen nauwelijks samenhang met de resultaten voor lezen en schrijven. Het aantal docenten hangt wel positief samen met de scores: cursisten die les krijgen van twee docenten doen het iets beter dan cursisten die één docent hebben. Het percentage van de lestijd dat besteed wordt aan lezen en schrijven, hangt significant negatief samen met de groeiscores voor lezen en schrijven. Van de diverse vormen van contextualisering van het onderwijs (taalstage, gebruik van buitenschoolse opdrachten, gebruik van authentieke materialen, etc.), blijkt alleen het gebruik van het portfolio in de lessen significant positief samen te hangen met de scores voor lezen en schrijven, en met de groeiscores voor schrijven. Als docenten een portfolio gebruiken, blijken cursisten succesvoller in het lezen en schrijven van het Nederlands. Het gebruik van de moedertaal van de cursisten in de les hangt significant en positief samen met de eindscores voor schrijven, maar die positieve impact blijkt alleen op de langere termijn zichtbaar. Ook de tijd die besteed wordt aan diverse werkvormen in het onderwijs (computer, individueel werken, groepswerk of klassikaal werken) biedt een aantal interessante uitkomsten. Gebruik van de computer correleert significant en positief met de scores voor lezen, de mogelijkheid individueel te werken positief en significant met de scores voor lezen en schrijven. Klassikaal werken daarentegen correleert significant negatief met de scores voor lezen en schrijven. Dit wil zeggen dat naarmate er meer klassikaal gewerkt wordt, de cursisten minder succesvol in het lezen en schrijven zijn. Als ook nog op een andere manier gekeken wordt naar de belangrijkste succesfactoren (regressie-analyse), dan ontstaat in grote lijnen hetzelfde beeld, ook als alleen naar volledig analfabeten gekeken wordt. Voor lezen zijn de belangrijkste voorspellers van succes: contact met Nederlandstaligen, tijd die ze aan de computer kunnen werken, aantal jaren opleiding in herkomstland, percentage aanwezigheid in de les, en het gebruik van de moedertaal in de les. Deze factoren dragen allemaal positief bij aan de eindscores voor lezen. De tijd die besteed wordt aan klassikaal werken draagt daarentegen negatief bij. Wat betreft cursistkenmerken voor schrijven zijn positieve voorspellers van succes het aantal jaren opleiding in het herkomstland, contact met Nederlandstaligen en het percentage aanwezigheid. Wat onderwijskenmerken betreft zijn positieve voorspellers het gebruik van het portfolio en spreken van de moedertaal in de les. Negatieve voorspellers zijn het percentage klassikaal werken, maar ook de leeftijd van de cursist. Bij de groeiscores voor schrijven draagt alleen het gebruik van het portfolio significant bij aan de vooruitgang in schrijven tussen 2008 en 2009. Dit zijn overigens heel globale maten die maar een klein deel verklaren. Om preciezer te weten wat er achter het gebruik van het portfolio of klassikaal werken zit, en om andere, misschien net zo relevante factoren op het spoor te komen, is een kwalitatief onderzoek nodig met observatie van het onderwijs en het leren in de klassen, bijvoorbeeld in de proeftuinen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusiesDe belangrijkste indicatoren van succes in dit kortlopende onderzoek zijn als volgt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het gebruik van een portfolio en het gebruik van moedertaal in de les blijken vooral bij schrijven, maar in enige mate ook bij lezen een positieve invloed uit te oefenen. Contacten met Nederlanders is een belangrijke succesfactor bij zowel lezen als schrijven. Het gebruik van de computer blijkt vooral een positieve invloed te hebben op lezen, en gebruik van individuele werkvormen op schrijven. Gaat er een hoog percentage van de tijd naar klassikaal werken, dan blijkt dat voor zowel lezen als schrijven een negatieve werking te hebben. Van de cursistkenmerken kunnen we opmerken dat het aanwezigheidspercentage in de les en het maken van huiswerk een positieve invloed hebben op de resultaten van lezen en schrijven en dat leeftijd de resultaten juist negatief beïnvloedt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanbevelingen voor het onderwijsWelke aanbevelingen kunnen op basis van dit onderzoek gedaan worden? Met enige voorzichtigheid, want er zijn ook een heleboel factoren die er kennelijk toe doen, maar die we hier niet hebben kunnen onderzoeken (zoals het leervermogen van cursisten). Gebruik een portfolio. Dit geeft waarschijnlijk zowel jezelf als docent als de cursisten zicht op de doelen, de vorderingen en het leren, en het zorgt voor een bruggetje met het leven buiten de les. Gebruik af en toe als het nodig is de moedertaal van de cursisten, bijvoorbeeld als je snel iets moet verhelderen (eventueel met behulp van andere cursisten). Laat cursisten aan de computer oefenen en laat ze bij schrijven zelfstandig werken. Besteed niet teveel tijd aan klassikale werkvormen. Waarschijnlijk zijn de cursisten dan te weinig bezig met actief leren. En ten slotte, stimuleer de cursisten altijd te komen, hun huiswerk te maken en zorg dat ze veel contact hebben met Nederlandstaligen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|