Alfa-Nieuws. Jaargang 12
(2009)– [tijdschrift] Alfa-nieuws– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||
GelezenNT1 Handboek -
| |||||||||||||||||||
OntstaanElla Bohnenn nam het initiatief voor dit handboek. Zij is een gedreven persoonlijkbeid op het vlak van NT1, gericht op vernieuwing maar met geloof in de bestaande waarden. Dit is te merken samengesteld. Voor ieder onderdeel is gezocht naar ervaren en deskundige auteurs die hun verhaal kunnen onderbouwen met inspirerende voorbeelden. De resultaten van nieuwe studies en de mogelijkheden van recent ontwikkeld materiaal komen uitgebreid aan bod. | |||||||||||||||||||
Voor wie?De publicatie is bedoeld voor NT1-lesgevers en -opleiders. Zowel beginnende als meer ervaren lesgevers vinden hierin inspiratie om hun praktijk te verbeteren. Het handboek kan ook dienst doen als bron voor deskundigheidsbevordering en is ook geschikt voor opleidingen. | |||||||||||||||||||
Inhoud publicatieHet handboek bevat twaalf bijdragen over verschillende thema's: competenties verhavan docenten, kenmerken van de doelgroep, algemene didactische richtlijnen, leren leren, lees- en schrijfdidactiek voor cursisten op de eerste twee niveaus van het NT1-onderwijs, omgaan met leerproblemen, NT1 op de werkvloer, historische schets van alfabetisering en de evolutie in het beleid. De hoofdstukken kunnen in willekeurige volgorde gelezen worden. Hierdoor kan de lezer lezen wat hem op dat moment interesseert. Elk onderdeel staat op zich, maar bevat wel verwijzingen naar de andere delen. De ene vraag roept de andere op en dat maakt dat je al ‘zappend’ alle bijdragen kunt verkennen. In wat volgt geef ik eerst een korte beschrijving van elk hoofdstuk, daarna reflecteer ik op het boek als geheel. | |||||||||||||||||||
De kick in het werkIn de eerste bijdrage schetst Maurice de Greef zeven portretten van lesgevers met ruime ervaring binnen NT1. Hun enthousiasme en drang om telkens opnieuw te zoeken naar mogelijkheden om ‘hun’ cursisten tot leren te prikkelen is opvallend aanwezig. In de verhalen zitten veel bruikbare didactische suggesties verweven. Opmerkelijk is ook het ruime takenpakket van deze NT1-docenten. Werken met laaggeletter- | |||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||
de cursisten houdt duidelijk meer in dan lesgeven alleen. | |||||||||||||||||||
De doelgroepMirella Verspiek schetst een beeld van de diversiteit binnen de doelgroep. Ze heeft aandacht voor de autochtone laaggeletterde volwassenen en de anderstaligen die goed aanspreekbaar zijn in het Nederlands. Voor de aantallen laaggeletterden wordt verwezen naar het IALS en PISA-onderzoekGa naar eind1. Bij de oorzaken van laaggeletterdheid legt ze een link naar de thuissituatie en de sociale omgeving, het onderwijs en individuele factoren. Ze besteedt aandacht aan de drempels en motivatie van de cursist en aan de werving, toeleiding en inzet van ambassadeurs. De conclusies van Verspiek laten de omvang van de problematiek zien en stemmen tot nadenken over de aanpak in de toekomst. | |||||||||||||||||||
Van leervraag naar lesIda Boersma behandelt de cruciale vraag: ‘Hoe kom je tot het opstellen van een lesprogramma? Welke stappen moet je zetten, wetende dat cursisten verschillende beginniveaus en leerdoelen hebben?’ Het handboek biedt hiervoor een uitgebreid stappenplan. Elke stap wordt uitgebreid geïllustreerd met voorbeelden. Het hoofdstuk eindigt met een concreet lesverslag waarin een begeleider beschrijft hoe ze er in slaagt om voor verschillende individuele leervragen toch een samenhangende les te maken. De auteur geeft aan dat goed programmeren niet eenvoudig is, het blijft schipperen. De aandacht voor de praktische moeilijkheden maakt het geheel realistisch. | |||||||||||||||||||
Stimuleren tot lerenIn een uitgebreid hoofdstuk beschrijft Christel Kuijpers de essentiële elementen die cursisten stimuleren tot leren:
Uit de beschrijving blijkt dat er in het werkveld verschillende visies bestaan. Deze kunnen aanleiding zijn voor een gesprek binnen een NT1-team of tijdens een opleiding. | |||||||||||||||||||
Leren lezen en schrijvenIn drie hoofdstukken wordt de lees- en schrijfdidactiek bij volwassenen behandeld. Jeanne Kurvers beschrijft de aanpak bij cursisten die de basisbeginselen van het lezen en schrijven nooit hebben geleerd. Itie van den Berg en Anita Middel beschrijven het lees- en schrijfproces bij cursisten die wel hebben leren lezen en schrijven, maar niet zo goed dat ze met geschreven taal kunnen doen wat ze willen. Het taalgebruikersmodel van Dijkstra & Kempen vormt het uitgangspunt. | |||||||||||||||||||
Hoe begeleid je beginnende lezers en schrijvers?Volwassenen leren lezen en schrijven betekent dat je zicht hebt op de mogelijkheden en moeilijkheden bij het leren van een alfabetisch schrift, de stadia van beginnende schriftverwerving, de verschillende methodieken van leren lezen en schrijven en de typische fouten van de cursisten. Jeanne Kurvers illustreert theorie en visie rijkelijk met voorbeelden en didactische aanwijzingen. Hierbij formuleert ze aanbevelingen over de wenselijke aanpak en gaat ze in op gelijkenissen en verschillen tussen het leren lezen bij NT1 en NT2. Ook houdt ze een stevig pleidooi voor een intensief aanbod en regelmatige oefening. Het geheel is bijzonder interessant voor lesgevers die geen taaldidactiek in hun vooropleiding hebben gekregen of als opfriscursus. | |||||||||||||||||||
Hoe stimuleer je cursisten die lezen niet kunnen toepassen in hun dagelijks handelen?Lezen is durven, denken, doen! Itie van den Berg beschrijft de verschillende stappen om dit doel te bereiken. Ze besteedt aandacht aan de leesmotieven van de cursisten en hoe je hierop zicht kunt krijgen. Bijvoorbeeld door de wondervraag te stellen: ‘Wat zou er anders zijn als je 's morgens opstaat en je kunt alle teksten in je omgeving lezen?’. De verschillende visies op lezen verduidelijkt ze via de beeldspraak van parachutespringend lezen (top-down) enerzijds en bergbeklimmend lezen (bottom-up) anderzijds. Ze geeft zeer veel didactische suggesties over de aanpak in een groep, van het gebruik van leeslijnen, het belang van feedback en veel lezen tot de aandacht voor digitale geletterdheid. Ze illustreert de theorie aan de hand van twee voorbeeldcursisten wier evolutie ze systematisch in kaart brengt. Plezier krijgen in lezen vormt een centraal uitgangspunt. Het geheel is zeer realistisch en helder weergegeven. Lezers worden aangezet om te reflecteren over de eigen visie en aanpak via ‘eens- of oneensvragen’. | |||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||
Hoe reageer je bijvoorbeeld op de volgende doordenker ‘Cursisten zullen nooit beter lezen dan de docent van ze verwacht’. | |||||||||||||||||||
Hoe leer je cursisten (beter) schrijven?Anita Middel gaat na waarom NT1-cursusiten willen leren schrijven en stelt vooral sociale en professionele motieven vast. Ze beklemtoont zeven didactische uitgangspunten: geef cursisten een actieve rol in het leren schrijven, werk van dichtbij naar veraf, begin met makkelijke schrijfopdrachten en maak ze geleidelijk moeilijker, herhaal regelmatig en laat cursisten veel schrijven, train opnieuw de schrijfmotoriek indien nodig, gebruik betekenisvolle opdrachten en werk zowel met creatieve als functionele taken, heb aandacht voor de verschillende fasen van het schrijfproces. De auteur erkent dat leren schrijven vaak moeizaam verloopt. Veel voorkomende belemmeringen zijn: laag zelfbeeld, drempelvrees, bang om fouten te maken en emotionele belemmeringen. Maar ook in het schrijfproces kan van alles mis gaan. Het taalgebruikersmodel helpt de lesgever vast te stellen waar de problemen zitten: conceptueel. syntactisch, morfologisch en/of fonologisch. Elke stap wordt kort theoretisch gekaderd, telkens gevolgd door concrete tips en verwijzingen naar aangepast, vaak recent ontwikkeld (digitaal) lesmateriaal | |||||||||||||||||||
StagnatiesSoms lukt het een cursist niet om bij te leren. Het gaat dan over cursisten die geen vorderingen maken, steeds dezelfde fouten maken en/of niet meer of steeds onregelmatiger komen. Helene Bakker en Esther Plantinga geven een overzicht van de meest voorkomende moeilijkheden. In de persoon zijn dat faalangst, sterk negatief zelfbeeld, concentratieproblemen. dyslexie en ernstige rekenproblemen. In de NT1-lessen gaat het om gebrekkige inhoudelijke kennis en gemis aan didactische vaardigheden bij de docent en verstoorde relatie tussen docent en cursist. In de omgeving kunnen de thuis- en werksituatie voor moeilijkheden zorgen. Bij elke moeilijkheid wordt eerst kort de theorie geschetst. Daarna anaiyseren de auteurs voorbeelden uit de praktijk en geven ze aanwijzingen voor een gerichte aanpak. Het geheel is helder en duidelijk beschreven. | |||||||||||||||||||
EvaluerenEvalueren wordt gekoppeld aan de ‘klassieke’ drie scharniermomenten in het leerproces van de cursist: intake, voortgang en uitstroom. Per fase bespreekt Kaatje Daldemp enkele bruikbare instrumenten. Ze verwijst naar recent ontwikkeld materiaal en breekt een lans voor het bijhouden van een portfolio door de NT1-cursist. Dit is een positieve evolutie, zeker als het gebruik van een portfolio ingebed is in een aanpak waarin de leerder centraal staat en de docent coacht. Ook het gebruik van assessments en toetsen wordt toegelicht. Ze geeft aan in welke mate sommige NT2-toetsen inzetbaar zijn in een NT1-context en beschrijft de voorwaarden waaraan een toets voor laaggeletterden moet voldoen. Tot slot beklemtoont ze dat de NT1-leerder ook leerwinst maakt op andere terreinen, zoals meer zelfvertrouwen en grotere betrokkenheid bij het schoolwerk van de kinderen. Dit soort resultaat kan het best inzichtelijk worden gemaakt via een checklist in het portfolio. Evalueren is geen doel op zich, maar geeft aanleiding tot het uitzetten van een leertraject, bijsturing van de didactiek, omgaan met stagnaties, voorkomen van uitval, zelfreflectie bij cursisten enzovoort. De auteur legt dan ook terecht de link tussen evalueren en de andere hoofdstukken in het boek. | |||||||||||||||||||
NT1 in bedrijvenWerknemers zullen in de toekomst steeds meer moeten lezen, schrijven, rekenen en gebruikmaken van de computer en technologische hulpmiddelen. In het convenant van 11 september 2007 stelden de sociale partners en overheid in Nederland zich tot doel het aantal werkende laaggeletterden in de periode tot 2015 met 60% te laten dalen. José Scholte verduidelijkt met een stappenplan wat er allemaal komt kijken bij het onderwijs in bedrijven. Ze besteedt aandacht aan het verschil en de gelijkenis tussen NT1- en NT2-aanbod op de werkvloer en bespreekt de mogelijkheden van taalondersteuning bij (beroeps)opleidingen. De auteur houdt een sterk pleidooi voor meer taalopleidingen in bedrijven. De vele concrete handreikingen in de tekst en de bijkomende informatie op www.taalkrachtvoorbedrijven.nl zullen hier zeker toe bijdragen. Ook Vlaanderen zet stappen in deze richting, zie www.geletterdheid.be. Een uitwisseling tussen beide landen kan de groeikansen van deze werkvorm verbeteren. | |||||||||||||||||||
Filosofie en inspiratieIn een boek over NT1 kan een historische schets van de problematiek van alfabetisering niet ontbreken. Kees Hammink geeft een beknopt en duidelijk overzicht van de achterliggende filosofieën sinds 1977. Eerst is er het werk van Pablo Freire met hieraan gekoppeld de nieuwe andragogie en | |||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||
emancipatiebeweging. Ook het belang van eigen verhalen als leermateriaal voor de cursus en de nieuwe opvattingen over lezen, vertegenwoordigd door Freinet en Smith, komen aan bod. De auteur eindigt met een verwijzing naar de meer recente ontwikkelingen binnen NT1: kwalificatiestructuur met einddoelen, overheidsbeleid in het kader van levenlang leren, eisen van maatschappij en bedrijfsleven. Kees Hammink besluit met de constatering dat er de laatste jaren meer van buitenaf wordt opgelegd, maar dat de lespraktijk nog gekenmerkt wordt door inzichten uit de jaren tachtig. | |||||||||||||||||||
Beleid: terugblik en perspectiefThomas Bersee geeft in het laatste hoofdstuk een overzicht van de krachtlijnen van het overheidsbeleid sinds 1977. In de jaren zeventig was er de opkomst van het alfabetiseringswerk, gaande van vrijwilligerswerk over volwassenenvorming tot Open School. In de jaren tachtig werd het bestaande werk erkend en gesubsidieerd. De trend richting onderwijs zet zich door en in 1987 treedt de Rijksregeling Basiseducatie in werking. Ongeveer tien jaar later worden beroepsonderwijs en educatie samengebracht in een wettelijk kader. De aandacht voor basiseducatie zakt naar een dieptepunt en een aantal nieuwe organisaties springen in de bres voor NT1. Momenteel loopt het Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010 ‘Van A tot Z betrokken’ en is er een nieuwe dynamiek aanwezig. Toch is er een grote discrepantie tussen resultaat en ambitie. Nog altijd zijn er te veel volwassenen met een laag niveau van geletterdheid. Een structurele en integrale aanpak is noodzakelijk. Een van de adviezen in de beginperiode van het alfabetiseringswerk luidde: ‘De samenleving zou zich verplicht moeten voelen mensen die niet volwaardig kunnen participeren omdat ze niet voldoende kunnen lezen en schrijven, het recht te geven op een voorziening van voldoende kwaliteit en continuïteit.’ Het zijn woorden die hopelijk ook in de toekomst richtlijnen van beleid zullen blijven. | |||||||||||||||||||
Rode draadDe publicatie bevat zeer veel voorbeelden waarmee je in de praktijk aan de slag kunt. Een algemeen kader dat als een rode draad loopt door de verschillende hoofdstukken wordt niet geschetst. Dat is misschien jammer, maar het werkt ook uitdagend. Het is aan de lezer om deze lijn te zoeken. Ik vond de volgende aspecten op verschillende plaatsen in het boek terug:
Deze elementen zijn voor mij richtinggevend voor de aanpak binnen het huidige NT1-onderwijs. | |||||||||||||||||||
En Vlaanderen ...Dit Handboek NT1 baseert zich bijna uitsluitend op Nederlandse gegevens, referentiekaders, materiaal en websites. Ontwikkelingen en visies uit Vlaanderen komen af en toe aan bod. Toch biedt de inhoud uit dit boek ook inspiratie aan Vlaamse lesgevers en opleiders. Het allerbeste zou een Vlaamse aanvulling op dit boek zijn. Op deze manier zouden typische ontwikkelingen in Vlaanderen kunnen worden benadrukt. Ik denk hierbij aan de invoering van de modularisering in de Centra voor Basiseducatie, het gebruik van de Servicebundel NT1 en het Leerplan NT1, digitale uitwisseling van les- en evaluatiematerialen, het Plan Geletterdheid, IALS en PISA-gegevens uit Vlaanderen. Het boek zou ook aangevuld kunnen worden met thema's die weinig aan bod kwamen, zoals de aanpak van ‘luisteren’ en ‘spreken’ bij NT1-cursisten, lesgeven op niveau 3, peer-evaluatie en mindmapping. | |||||||||||||||||||
Tot slotDe samensteller, auteurs en initiatiefnemers zijn erin geslaagd met dit handboek een bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling en kwaliteitsverhoging van het NT1-werk. Het boek bevat een schat aan informatie: theoretische kaders, praktische tips, concrete aanbevelingen, een uitgebreide bibliografie per hoofdstuk, overzicht van relevant lesmateriaal en websites. Niet alleen voor de cursist geldt dat lezen aanleiding is tot veranderen, ook voor de lesgever gaat dit op. Het lezen van dit handboek leidt ongetwijfeld tot verandering, bijsturing en verbetering binnen NT1 |
|