Alfa-Nieuws. Jaargang 10
(2007)– [tijdschrift] Alfa-nieuws– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |||||||||||
Uit het veldGoed toetsen, u kunt het!
| |||||||||||
Nieuwe rol voor de docentIn de pilots hebben we gemerkt dat veel docenten moeite hebben met hun nieuwe taak. Een goede uitvoering van die taak is essentieel voor een goede, eerlijke toetsing. Inmiddels zijn er ook meer ervaringen opgedaan in het afnemen van dergelijke assessments. Daarom zetten we onze aanbevelingen graag nog eens op een rijtje. Assessments ontwikkelen is stap één. Daarna volgt de uitvoering in de praktijk. Om de vernieuwde assessments Gespreksvaardigheid te testen, hebben we de afgelopen maanden een aantal pilot-assessments uitgevoerd. Naar aanleiding van die ervaringen zijn de assessments bijgesteld. Tijdens de afname van de pilots viel het ons op dat het verloop van een gesprek in grote mate afhangt van de docent. Om de rol van de docent zo constant mogelijk te houden, hebben we een duidelijke instructie en een gespreksleidraad bij elke gesprekstaak geformuleerd. Maar het is inherent aan deze toetsvorm dat er ruimte is om vrij in te vullen - zowel voor de docent als voor de kandidaat. Een gesprek kan niet voor honderd procent worden gestuurd. | |||||||||||
Hoe gaat een assessment?Het onderdeel Gespreksvaardigheid wordt ingeleid door een instructiefase. In de instructie loopt de docent de opdracht met de kandidaat door, Hier moeten alle voor de kandidaat moeilijke woorden worden toegelicht door de docent. Dit is het moment waarop de docent mag helpen totdat de kandidaat de situatie en de opdracht heeft begrepen. Om het begrip te controleren, vraagt de docent aan het einde van de instructie de kandidaat om te vertellen wat hij of zij nu moet doen. Na de instructiefase volgt het gesprek. Dan is de docent niet meer degene die uitleg geeft, maar heeft hij de rol van bakker, politieagent, welzijnswerker en dergelijke. Een andere manier van toetsen betekent ook een andere rol voor de docent. Bij de oude ‘piepjestoetsen’ was de docent nog een bediener van de cassetterecorder en een beoordelaar van spreekproducten. Bij assessments is de docent onderdeel van de toets door zijn deelname aan het gesprek. Daarnaast is de docent vaak ook beoordelaar. Deze rollen zijn lastig te verenigen in één gesprek. | |||||||||||
ValkuilenHet is zinvol om nog eens stil te staan bij een aantal valkuilen bij de afname van assessments. Ook een ervaren assessor trapt nog wel eens in zo'n valkuil. | |||||||||||
‘Goed zo!’In de les is de docent de helpende, prijzende ondersteuner, die graag nog een | |||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||
keer herhaalt voor de kandidaat. Tijdens het assessment kruipt dezelfde docent in de rol van afnemer en beoordelaar. Dan is het zaak om de uitingen van de kandidaat niet te beïnvloeden door te veel herhaling of hulp tijdens het gesprek. Hulp mag alleen worden gegeven tijdens de instructie. Ook heeft de docent de neiging om de kandidaat te prijzen. In een lessituatie heel wenselijk, maar bij toetsing niet. U neemt daarmee de kandidaat niet serieus in zijn rol én u beïnvloedt de betrouwbaarheid. De kandidaat weet dan immers hoe hij de toets maakt (goed of niet). | |||||||||||
‘Wat heeft jouw voorkeur?’ (Spreken op A2)Elke docent weet dat deze vraag niet op niveau A2 is. Maar onder de spanning van de examenafname gebeurt het dat een vraag uit de gespreksleidraad (‘Wat doe je het liefst?’) wordt omgevormd naar een hoger taalniveau. Door op een hoger taalniveau te spreken wordt de betrouwbaarheid negatief beïnvloed. Je weet dan bijvoorbeeld niet of de kandidaat niet reageert omdat hij de taak niet aankan of omdat hij de taaluiting op het hogere niveau niet begrijpt. Het is belangrijk om hier alert op te zijn, maar daal ook weer niet af naar een te laag taalniveau. | |||||||||||
Open vragenIn de gespreksleidraden staan veel open vragen. Het is voor de afname van groot belang dat deze vragen open worden gesteld. Veel docenten zijn geneigd om de vragen in gesloten vorm te stellen en daarmee het antwoord al in te vullen - waarschijnlijk om het de kandidaat makkelijker te maken. Maar de vragen zijn natuurlijk open geformuleerd om de kandidaat zo veel mogelijk taal te laten produceren. Als de kandidaat echter antwoord geeft op gesloten vragen, zullen zijn antwoorden zeer beperkt zijn (ja/nee) en wordt het moeilijk voor de beoordelende docent om het taalniveau te beoordelen. Daar heb je immers veel taalproductie voor nodig. | |||||||||||
Eén vraag tegelijkGeef de kandidaat tijd om te antwoorden! Als u het idee heeft dat de kandidaat moeite heeft om een antwoord te formuleren, stel dan niet te vroeg een volgende vraag. Er mag best een stilte vallen in het gesprek. Als er twee of meer vragen achter elkaar worden gesteld, raakt de kandidaat overspoeld en weet hij helemaal niet meer waarop hij moet antwoorden. Bij onbegrip kunt u het beste de vraag herformuleren. Wel op een passend taalniveau natuurlijk! | |||||||||||
Haastige spoedEen kandidaat kan soms de indruk geven dat hij zich prima kan redden in gesprekssituaties. Het kan ook zijn dat de tijd, die ingepland is voor de afnames, eigenlijk te krap is. Dan is de verleiding groot om het spreektempo op te voeren. Probeer toch de kalmte in het gesprek te houden, zodat ook deze kandidaten de gelegenheid krijgen een rustig gesprek te voeren. Spreektempo is namelijk een aspect van het niveau. Je daaraan houden is belangrijk voor een betrouwbare afname. | |||||||||||
LezenU kunt natuurlijk op het papier kijken als ondersteuning. Tijdens het stellen van de vraag kunt u beter niet meer op het papier kijken. Neem liever een ‘leespauze’ van een aantal seconden en stel dan de vraag. De kandidaat kunt u dan als gesprekspartner aankijken. Daardoor wordt het gesprek natuurlijker. | |||||||||||
‘Is moeilijk hè?’Naast het spreken op A2 is grammaticaal correct taalgebruik belangrijk. luister kritisch naar uzelf en verbeter uzelf als u hoort dat uw uiting niet grammaticaal correct was. | |||||||||||
Kilometers en feedbackHet is belangrijk dat er vóór de afname van (nieuwe) assessments geoefend wordt, zodat u er helemaal ‘in’ zit. Verder is het werken op deze manier ook een kwestie van ‘kilometers maken’. Door veel assessments af te nemen, raakt u steeds meer thuis in de rol van gesprekspartner én beoordelaar. Het is aan te bevelen om af en toe een collega feedback te laten geven, vooral op uw rol als gesprekspartner. U kunt elkaar dan tips geven voor verbeteringen én inspiratie opdoen bij goede ideeën van uw collega. | |||||||||||
En nu: aan u!De assessments Gespreksvaardigheid van de NT2 Profieltoets Alfabetisering zijn vernieuwd. Er ligt een toets die kandidaten in een situatie plaatst die zo echt mogelijk is en aansluit bij de CEF-niveaus. Nu is het de beurt aan de docent. De betrouwbaarheid van deze vernieuwde | |||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||
toets hangt in belangrijke mate af van de uitvoering door de afnemers. Dus:
Het is lastig om dat allemaal bij uw eigen afnames te observeren. U bent tijdens het assessment vooral bezig met de kandidaat. Vraag eens een collega om mee te kijken! | |||||||||||
Geen piepjes meer
|
|