der hem of haar kon helpen om de stage tot een succes te maken. En omgekeerd waarop de stagiair moest letten om een goede beurt te maken. Aan de kant van de begeleiders hoorde je dan wensen als: op tijd komen, durven vragen als je iets niet begrijpt, liever nauwkeurig poetsen dan snel ... Aan de kant van de stagiairs ging het vooral over: niet boos worden als ik iets niet begrijp, er rekening mee houden dat ik niet goed lees en schrijf, met me praten tijdens de pauzes, vriendelijk zijn ... Nu, het gaat erom dat op deze manier ruimte gemaakt wordt voor wederzijds begrip en dat dit toch wel een beetje de toon zet voor de hele verdere stage. En dat werkte wonderwel ...’
Nu jullie aan het einde van de stages gekomen zijn, valt er volgens jou een lijn te trekken met het oog op tewerkstelling? Of ligt dat voor iedereen anders?
‘Er zijn natuurlijk wel wat individuele verschillen, maar de conclusies die uit de stage-evaluaties naar voor komen, liggen toch wel heel sterk in dezelfde lijn. Algemeen gesproken hebben onze cursisten hun schoonmaaktechniek heel goed onder de knie, dat horen we op alle stageplaatsen. Ze beheersen trouwens niet alleen de technieken zelf - moppen, stof afnemen, ramen lappen, boenen, sanitair reinigen - maar hebben ook een goed inzicht: ze weten welke poetstaken ze dagelijks, wekelijks of periodiek moeten uitvoeren en ze weten welke volgordes ze moeten aanhouden. Ze gebruiken hun koppie dus en kunnen zelfstandig aan de slag! Naar aanleiding van die vaststelling hebben we onlangs zelfs beslist de opleiding PST vroegtijdig stop te zetten. Onze cursisten kunnen goed schoonmaken, zoveel is duidelijk.
Een tweede vaststelling: Onze mensen zijn enorm gemotiveerd. Hun werkhouding zit goed. Ze komen op tijd, wachten niet op instructies maar nemen zelf initiatief, werken gedisciplineerd en hebben een constructieve en flexibele instelling. Ze willen gewoonweg heel graag werk vinden en ze weten welke attitudes daarvoor nodig zijn. Dat appreciëren de stagebegeleiders natuurlijk. Het is een stuk aangenamer een gemotiveerde stagiair op te leiden dan iemand die met een zuur gezicht rondloopt. Dan ben je veel sneller bereid eens een zwak punt door de vingers te zien of eens een tandje bij te steken als het wat moeilijker loopt.’
Dat brengt ons meteen bij de knelpunten. Welke zaken liepen er minder goed?
‘Simpel: de Nederlandse taal ... Met het oog op tewerkstelling is dát het voornaamste struikelblok. Dat geldt niet voor de hele groep, want een aantal mensen trekt zich zeer behoorlijk uit de slag, maar voor evenveel anderen ligt dáár de drempel. Hoe vaak hebben we tijdens de evaluatiegesprekken niet gehoord: fantastische poetsvrouw, heel gemotiveerd, niets op aan te merken maar té weinig Nederlands. Op één stageplaats zei de stagebegeleidster letterlijk dat ze onze stagiaire onmiddellijk een contract zouden aanbieden ware het niet dat haar Nederlands simpelweg onvoldoende was voor de job. Nu werkten ze daar wel met walkietalkies en dat is natuurlijk wel lastig, maar toch, het is illustratief.’
Hoe komt het toch dat dat Nederlands zo'n belangrijk pijnpunt blijft? Jullie cursisten zijn al sinds januari 2006 in opleiding. Is anderhalf jaar Nederlandse les niet voldoende dan?
‘Tja, een taal leer je natuurlijk niet één-twee-drie. We zijn anderhalf jaar geleden ook gestart met absolute beginners. Onze mensen spraken op dat moment echt geen woord Nederlands. Als je dan ziet waar ze nu staan, is dat toch een stuk verder, al is dat voor een aantal onder hen nog niet genoeg om vlot op de werkvloer mee te draaien.
Je mag ook niet vergeten dat onze cursisten in hun land van herkomst nooit