Alfa-Nieuws. Jaargang 9(2006)– [tijdschrift] Alfa-nieuws– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] De krant in de klas En nu ben ik sterk Sara schrikt wakker. Het is bijna vier uur. Ze kijkt naar het bed naast haar. Daar slaapt haar zoon. Zijn duim in zijn mond. Zijn arm om zijn knuffel. Zo is hij zo lief. Overdag is hij een echte druktemaker. Ze heeft haar handen vol aan hem. Sara draait zich om. Ze probeert weer te slapen. Maar haar gedachten gaan terug naar vroeger. Naar haar jeugd in Suriname. Naar het moment dat ze in Nederland aankwam. Het regende. En het was wel twintig graden kouder. Ze wilde wel direct weer terug. Nog verder gaan haar gedachten. Ze denkt aan het buurtfeest. Daar ontmoet ze Harold. Hij is sterk en knap. Sara is meteen verliefd. Ze is achttien als ze met hem trouwt. O, wat is ze gelukkig. Een eigen huis. Een man die voor haar zorgt. Maar dan wordt ze zwanger. Daarmee verandert alles. Harold kan daar niet tegen. Hij wil feesten en uitgaan. Lol maken met vrienden. Sara gaat mee. Ook al heeft ze vaak geen zin. Dan wordt hun zoon geboren. Sara wil niet meer feesten en uitgaan. Ze wil bij haar baby blijven. Op een dag ontdekt ze het. Harold heeft een andere vrouw. Sara huilt van woede en verdriet. Maar Harold geeft haar de schuld. ‘Waarom ben je zwanger geworden?’ roept hij uit. ‘Ik wil helemaal geen kind. Ik wil feesten en uitgaan. Niet thuis zitten met een baby. Ik wil een vrouw en geen kind.’ Sara huilt. Harold wordt nog bozer. Hij schreeuwt het uit. Zo boos i s hij. ‘Stil toch,’ zegt Sara. ‘Straks wordt de baby wakker.’ Dan wordt Harold ineens heel kalm. Eng kalm. ‘Zie je wel,’ zegt hij. ‘Het gaat om de baby. Niet om mij. Ik wil dat je nu weggaat. Met de baby. En niet meer terugkomt.’ Hij gooit de deur open. [pagina 13] [p. 13] Sara pakt haar jas en haar kind. En daar staat ze dan, midden in de nacht. Een vrouw alleen niet een baby. Geen huis, geen werk. Wat moet ze beginnen? Verdoofd loopt ze naar het huis van haar moeder. Die woont gelukkig dichtbij. Sara denkt aan de tijd die volgt. Haar leven is kapot. Toch moet ze door. Ze moet een huis zoeken. Een baan vinden. En dan nog de strijd met Harold. Over het huis en de spullen. Over geld voor de baby. Ze rilt nog als ze eraan denkt. Eindelijk is alles geregeld. Ze kan haar spullen op gaan halen. Haar broer huurt een busje. Als laatste halen ze het bed uit elkaar. Ineens wordt ze weer woedend. Woedend op Harold, op het leven, op zichzelf. Sara pakt een plank van het bed. En ze slaat hem kapot op de stenen. Haar woede maakt haar sterk. ‘Sara, wat doe je?’ zegt haar broer. Ze laat de plank zakken. ‘Ik ga nooit van mijn leven meer in dit bed slapen. Maar hij zal er ook niet meer in slapen.’ Met een zwaai gooit ze de plank neer. Haar armen en rug doen pijn. Maar ze voelt zich bevrijd. ‘Kom,’ zegt ze. Ze draait zich om en loopt naar de bus. Verbaasd stapt haar broer ook in. Sara draait zich om. Ze kijkt naar haar zoon. Hun leven is niet gemakkelijk. Maar ze hebben het goed samen. En wat nog veel belangrijker is: Ze voelt zich sterk. Ze zorgt goed voor haar zoon. Ze heeft een baan. Ze is baas over haar eigen leven. Ja, denkt Sara, het is goed zo. Ze trekt de warme deken lekker om zich heen. Illustratie: Conny van de Neut Vorige Volgende