| |
| |
| |
Werk in uitvoering
Levensverhalen schrijven
Ria van Adrichem en Anita Middel
Er wordt heel wat geschreven met NT1-cursisten in de Educatie, niet alleen zakelijke maar gelukkig ook creatieve teksten. De vele cursistenbundels die op scholen worden gemaakt en de inzendingen voor de rubriek Uit eigen pen op de website van De Stiep laten zien dat alfabetiseringscursisten prachtige verhalen en gedichten kunnen schrijven. Na het thema ‘Poëzie in de klas’ in Alfanieuws 4 van vorig jaar staat deze keer het schrijven van levensverhalen centraal. Hoe pakje het aan als docent? Hoe krijg je cursisten a an het schrijven? Wat doe je bij emotionele belemmeringen? Ook een idee voor NT2-cursisten?
| |
Creatief schrijven
Creatief schrijven is schrijven voor je plezier, om je gevoel of je gedachten uit te drukken, bijvoorbeeld in de vorm van een gedicht, levensverhaal, dagboek, voorleesverhaal voor de (klein)kinderen, liefdesverhaal en alle mogelijke andere genres die in de bibliotheek zijn te vinden.
In de Modulaire Leerlijn Nederlands als Moedertaal wordt op KSE-niveau 1, 2 en 3 voor creatief schrijven een groot aantal doelen geformuleerd. We noemen er een paar die wij belangrijk vinden:
• | Cursisten weten dat schrijven niet alleen zakelijke doelen dlient, maar dat het schrijven van een eigen verhaal ook een manier is om je eigen gedachten, ervaringen, fantasieën en gevoelens uit te drukken. |
• | Cursisten durven gedachten aan het papier toe te vertrouwen en durven schrijffouten te maken. |
• | Cursisten weten dat schrijven niet alleen zakelijke doelen dlient, maar dat het schrijven van een eigen verhaal ook een manier is om je eigen gedachten, ervaringen, fantasieën en gevoelens uit te drukken.Cursisten weten welke strategieen ze kunnen gebruiken bij het schrijven: eerst vertellen en dan schrijven, goed kijken en onder woorden brengen wat je ziet, associëren, fantaseren, brainstormen, trefwoorden opschrijven, selecteren en in zinnen formuleren. |
| |
Durven schrijven
Het schrijven van een verhaal begint met bedenken of vertellen en wordt gevolgd door het omzetten in schrijftaal. Voor cursisten is het belangrijk dat de weg van vertellen naar schrijven zo kort mogelijk is. Te lang aarzelen bij het opschrijven van gedachten leidt er vaak alleen maar toe dat ze hun eigen (negatieve) criticus worden.
Het is belangrijk voor cursisten te ontdekken dat ze zomaar kunnen schrijven wat ze verteld hebben. Stimuleer daarom vooral het durven schrijven en wijs cursisten erop dat ze achteraf net zo lang kunnen nalezen, sleutelen en herschrijven tot ze tevreden zijn. Geef bij het schrijven houvast door te helpen bij het onder woorden brengen van gevoelens of gedachten.
Om te voorkomen dat cursisten zich ongemakkelijk voelen, kun je een schrijfopdracht geven waarbij je het onderwerp geeft en de cursisten een associatieoefening laat doen. Vertel iets over het onderwerp, plaats het in een context en geef een gestructureerde opdracht.
Bijvoorbeeld: ga eerst na wat je over dit onderwerp weet, schrijf dan zoveel mogelijk trefwoorden of woordvelden op, kies vervolgens welke woorden je wilt gebruiken voor je verhaal en in welke volgorde, en maak ten slotte met elk woord een zin.
In plaats van een onderwerp kun je ook iets concreets als uitgangpunt nemen, zoals een ansichtkaart, een foto, een dagelijks voorwerp, een geluid of een bandopname, een geur, een voorwerp dat je kunt voelen, iets wat je kunt proeven. Cursisten kunnen dan associëren vanuit hun zintuiglijke waarnemingen. Zorg altijd dat er voldoende tijd is om de opdracht uit te kunnen voeren.
Bespreek met elkaar welke eisen er gesteld worden aan het verhaal. Een verhaal voor jezelf, zoals een stukje in een dagboek, hoeft niet uit mooie volzinnen te bestaan. Een verhaal dat ook door anderen wordt gelezen, zal aan meer eisen moeten voldoen.
Dagboek Zondag 25 januari
Gisteren zijn we met het hele gezin naar het park geweest.
We hadden broodjes en zo bij ons.
Mark heeft wel 2 uur gevoetbald.
| |
| |
Voorbeeld van associëren
Stap 1
Stap 2
Stap 3
| |
Levensverhalen van anderen
Om het onderwerp ‘levensverhalen’ in te leiden kun je videofragmenten laten zien van tv-programma's zoals ‘Spoorloos’, waarin mensen over belangrijke gebeurtenissen in hun leven vertellen. Geef de cursisten vooraf een aantal vragen (welke vragen stelt de interviewer, wat zie je aan de persoon die zijn verhaal vertelt, wat is er met de geïnterviewde gebeurd, wat zou je zelf doen als je zoiets overkwam) en toon daarna het fragment. Bespreek het fragment aan de hand van de vragen. Geschreven levensverhalen kun je introduceren door er een aantal van te laten zien en voor te lezen. Je kunt brieven of interviews uit kranten en tijdschriften (Margriet, Libelle, Viva, Midi) verzamelen waarin iemand iets over zijn of haar leven vertelt. Lees ze aan de groep voor en bespreek de verschillende manieren van schrijven. De een vertelt bijvoorbeeld chronologisch, de ander associatief, de een vertelt over thuis, de ander over werk. Schrijven doen mensen in dit geval om een ander mee te laten beleven wat zij zelf beleefd hebben. Zij schrijven hun eigen gedachten, gevoelens of ervaringen op en wisselen die uit met de lezer. Je kunt met de groep ingaan op de inhoud van emotionele verhalen door open vragen te stellen. Eerst objectieve vragen als: over wie gaat het, wat voor mensen zijn dat, wat maken ze mee, wat gebeurt er in het verhaal? Daarna subjectieve vragen als: hoe past het verhaal bij je eigen ervaringen, wat voelde je toen je het verhaal las/hoorde, wat wil/kun je met de tekst? De cursisten kunnen een verhaal zo beoordelen op (on)geloofwaardigheid, (on)bekendheid met de feiten in het verhaal, herkenning, identificatiemogelijkheid.
| |
Eigen levensverhalen
Vervolgens kun je overstappen op de levensverhalen van de cursisten zelf. Laat cursisten bijvoorbeeld de volgende zin afmaken: ‘Toen ik ... jaar was, wilde ik het liefst ...’ en vergelijk daarna elkaars antwoorden. Of maak een tijdbalk met de verschillende periodes uit het leven: kind, tiener, jong volwassene, volwassene, oudere. Laat elke cursist een periode kiezen waarover hij in de groep iets wil vertellen. Welke associaties horen erbij (seizoen, geuren, personen, dieren, ouderlijk huis, school).
Cursisten kunnen enorme drempelvrees hebben om te praten over hun eigen leven. Misschien zijn ze bang dat wat ze vertellen tegen hen gebruikt zal worden. Spreek daarom van tevoren af hoe je omgaat met de verhalen en dat het ‘onder ons’ blijft. Vraag om het proces op gang te brengen ook eerst naar universele ervaringen, zoals afscheid nemen. Een vraag als ‘ben je getrouwd of geschei- | |
| |
den?’ levert persoonlijke verschillen en eventueel afwijzing op. Gezamenlijke ervaringen kunnen juist herkenning opleveren: ‘ik ben niet de enige die dat heeft meegemaakt.’ Praat als docent zelf ook mee over het onderwerp. Jouw ervaringen en verhalen kunnen cursisten stimuleren en hun een gevoel van ‘eerlijkheid’ geven: zij zijn niet de enigen die zich kwetsbaar opstellen. Bovendien geeft het een gevoel van veiligheid en saamhorigheid.
Soms komen cursisten met zeer emotionele verhalen, bijvoorbeeld oorlogsherinneringen of gebeurtenissen uit het verleden die hebben geleid tot analfabetisme. Hierover vertellen en schrijven kan pijnlijk zijn, maar het kan ook helpen de pijn en het verleden te verwerken. De reacties van medecursisten op deze verhalen kunnen zeer uiteenlopend zijn, van ‘dat heb ik ook meegemaakt’ tot ‘daar wil ik niet over praten’.
| |
Levensverhalen schrijven
Praten over emoties is één ding, maar hoe schrijf je nou op wat je voelt? Laat eerst zien hoe andere schrijvers het doen, zowel in zakelijke teksten (krantenartikel, oproep voor een demonstratie, ingezonden brief) als fictionele teksten (verhaal, gedicht, toneeldialoog, dagboekfragment). Welke woorden drukken een bepaalde emotie uit? Als er geen specifieke woorden in de tekst voorkomen, hoe brengt de schrijver dan emotie over? Door het oproepen van een bepaalde sfeer (zon, regen, storm, onweer, stilte, mist) of op een andere manier?
Schrijf in twee aparte kolommen woorden op die positieve en negatieve gevoelens oproepen. Laat cursisten uit beide kolommen woorden kiezen en daar twee verhalen mee schrijven: een positief en een negatief verhaal. Of geef een aantal zinnen die verschillende gemoedstoe standen weergeven en laat de cursisten deze zinnen in een verhaaltje verwerken. Laat ieder zijn verhaal voorlezen: in hoeverre vinden de anderen de emotie uit de tekst spreken?
Een andere mogelijkheid om emoties te verwoorden is het spelen van een rollenspel. Bedenk met de groep vier emoties met een b (of een andere letter), bijvoorbeeld blij, boos, bedroefd en bang. Vraag de cursisten deze emoties uit te beelden en daarna deze beelden te beschrijven. Of neem een tekst als uitgangspunt, laat de cursisten de personages uitbeelden en daarna samen de dialoog schrijven. Bespreek elkaars beschrijvingen of dialogen.
| |
Verhaal, gedicht of dagboek
Laat voorbeelden zien van verschillende tekstsoorten die schrijvers kiezen om hun persoonlijke ervaringen in uit te drukken: dagboek, levensverhaal of biografie, gedicht, roman. Welke vorm vinden cursisten geschikt voor hun verhaal? Geef als opdracht een gedicht of verhaal te schrijven over een geliefd persoon: schrijf de naam ofde initialen op van een geliefde persoon, schrijf op waar je bij die persoon aan denkt (herinneringen, mooie plekjes, geuren, kleuren, voorwerpen), kies één of meer woorden, schrijf je associaties bij die woorden en maak daarmee een gedicht ofverhaal. Of laat een elfje maken dat begint of ein, digt met een woord dat een emotie uitdrukt. Een elfje bestaat uit elf woorden, als volgt verdeeld over vijf regels: een beginwoord, een associatie in twee woorden, vertel in drie woorden iets meer over het beginwoord, geef een reactie in vier woorden met een werkwoord erin, eindig met een conclusie of uitroep in een woord (zie ook Alfanieuws 4 van vorig jaar over elfjes en andere dichtvormen). Laat de teksten in de groep voorlezen en bespreek welke tekstsoort het beste past bij de beschreven emoties.
| |
Hij, zij of ik
Bespreek met de groep ook vanuit welk perspectief je als schrijver een persoonlijk verhaal kunt vertellen: in de ik-vorm of in de derde persoon. Laat voorbeelden zien van andere schrijvers. AI te persoonlijke ervaringen worden minder direct als ze in de derde persoon worden opgeschreven, dus met een hij- of zijfiguur in plaats van een ik. Cursisten kunnen dit ervaren door een tekst in de ik-vorm te herschrijven in de derde persoon, of andersom. Bespreek met elkaar de verschillen die daardoor optreden.
| |
Voorlezen
Cursisten hebben vaak heel wat energie en tijd in het schrijven gestopt en dan is het motiverend als er iets met het verhaal gebeurt. Cursisten kunnen bijvoorbeeld hun verhalen voorlezen in de groep of zelfs op een ‘literaire’ middag of avond voor meer groepen. Bij emotioneel geladen teksten kun je met de cursist overleggen welk fragment van de tekst ze wel en welk gedeelte ze niet willen voorlezen. Het lezen en horen van verhalen van anderen maakt dat mensen nadenken over hun eigen schrijfproducten ‘Zo kan het ook’, ‘dat is een leuke manier om iets te zeggen’ of misschien juist ‘zo zou ik het niet doen’.
Als het verhaal voorgelezen is, kun je het verhaal in de groep beoordelen. Laat de cursisten aan de hand van open vragen
| |
| |
bespreken wat ze van het verhaal vinden (zie de vragen onder het kopje Levens verhalen van anderen).
| |
Publiceren
De handgeschreven verhalen kunnen op de computer ingetypt worden. Dit biedt ook de mogelijkheid met de spellingcon trole te werken en daarmee eigen fouten gemakkelijk te verbeteren. Vervolgens kunnen de verhalen geprint worden en gebundeld worden in een boekje, dat iedere cursist meekrijgt. Het is ook mogelijk bijdragen op te sturen naar de rubriek Uit eigen pen op www.stiep-edu-catief.nl. Een cursist die moeite heeft zijn verhaal te publiceren vanwege de persoonlijke of emotionele inhoud, kan alleen zijn voornaam of initial en opnemen of een pseudoniem kiezen. Als verhalen worden gepubliceerd, kun je in overleg met de cursist het verhaal nog een keer op schrijffouten controleren. Cursisten die goed kunnen tekenen kun je hun eigen of elkaars verhaal laten illustreren. Ook kun je met de groep plaatjes op Het Internet laten zoeken, zoals in het verhaal van Mia gebeurd is. Andersom kan natuurlijk ook: laat over een bepaald thema illustraties maken of zoeken en bij die illustraties een gedicht of verhaal schrijven.
| |
Mijn ervaring met school vroeger en nu.
Ik kon niet naar school want ik moest thuis helpen.
Ik kwam uit een gezin van 17 kinderen.
Maar nu wil ik het leren,
want toen kon ik niet.
En omdat ik bang was op mijn werk.
Ik heb 21 jaar bij thuiszorg gewerkt,
maar toen moest ik papieren gaan invullen
toen werd ik bang en ben weggegaan.
Mia
|
|