Behoeftegerelateerde trajecten
In Vlaamse alfacursussen wordt te weinig ingespeeld op de behoefte van de cursisten. Het is dan ook interessant te weten dat definitieve uitval bij Vlaamse alfacursisten voornamelijk plaatsvindt in de laatste jaren van het alfatraject. Wellicht raakt de cursist gedemotiveerd omdat het traject te lang duurt en het geleerde niet snel in het eigen leven kan worden gebruikt.
In het buitenland zijn er enkele voorbeelden van behoeftegerelateerde programma's. Over de moedergroepen op basisscholen in Nederland werd eerder al in Alfa-Nieuws bericht, ondertussen bestaat er ook een gelijksoortig project in Vlaanderen. In Zürich is er ook een vrouwengroep waar naast aan alfabetisering sterk aan maatschappijoriëntatie gewerkt wordt. De vrouwen worden wegwijs gemaakt in maatschappelijke voorzieningen zoals OCMW, consultatiebureau, maar evengoed in kinderhospitalen. Er wordt ook veel aandacht besteed aan persoonlijkheidsontwikkeling en welbevinden van de cursisten.
In andere projecten worden cursisten richting werk georiënteerd. In het Zwitserse Morges kunnen cursisten die een alfaprogramma voltooid hebben, instromen in een project richting werk. Gedurende 90 dagen krijgen cursisten lessen Frans, rekenen, logica, gezondheidszorg en lessen in methodes om werk te vinden. Zij lopen ook stage als verkoper, magazijnbediende, hulpkapper of keukenhulp. In 2002 vond 48% van de cursisten na het einde van dit project vast werk. Dat werd door de organisatoren als een groot succes geëvalueerd. Eerder in dit artikel werd reeds vermeld dat alfacursisten hun precieze behoeftes slechts langzaam ontdekken. In een aantal ROC's, zoals bijvoorbeeld ROC Midden-Brabant krijgen alfacursisten in het laatste jaar een module loopbaanoriëntering, zodat zij gestimuleerd worden na te denken over wat ze willen gaan doen na het alfatraject. Gedurende twintig weken krijgen de cursisten wekelijks drie uur les over de verschillende aspecten van werken in Nederland. Elke cursist loopt ook een stage op een werkplek naar keuze en stelt een eigen actieplan op voor wat hij/zij na het alfatraject wil doen.
In tegenstelling tot in Vlaanderen bestaan in het buitenland buiten de klassieke alfatrajecten al meer vernieuwende projecten zoals die hierboven al beschreven werden. Deze projecten zijn ofwel drempelverlagend om de instap in een echte alfacursus te bevorderen (bijvoorbeeld ouderparticipatie) ofwel het zijn projecten waarin het contact met de maatschappij sterk uitgebouwd is (wij noemen dit meestal geïntegreerde projecten). Opvallend is dat de uitvoerders van zulke vernieuwende projecten altijd zeer enthousiast zijn. De successen en de oorzaken van het succes zijn weliswaar niet altijd empirisch onderbouwd door onafhankelijk onderzoek, maar het is duidelijk dat cursisten in deze projecten extra gemotiveerd zijn omdat op hun interesses ingespeeld wordt en zij het geleerde direct kunnen gebruiken in hun leven.