| |
| |
| |
Uit het veld
Zorgvuldig taalleren met Hippo
Corinne Sebregts/Stedelijk College, Eindhoven
Afgelopen jaar verscheen Hippo, een methode NT2 voor zorgleerlingen in het voortgezet onderwijs. Hippo werd ontwikkeld voor neveninstromers voor wie de reguliere NT2-methode Zebra te moeilijk blijkt. Corinne Sebregts reflecteert op het werken met Hippo in een ISK-klas.
Al vrij snel na het verschijnen van Zebra, de eerste NT2-methode voor neveninstromers van twaalf tot zestien jaar verscheen in 2003 een tweede methode, Hippo getiteld. Hippo is speciaal gemaakt voor de leerlingen die niet de cognitieve capaciteiten hebben om door te stromen naar het reguliere voortgezet onderwijs en dus niet uit de voeten kunnen met Zebra. Zebra bereidt immers voor op doorstroom naar het reguliere voortgezet onderwijs.
| |
Doelgroep
Hippo (Molendijk, Lijftogt en Bhoepsing 2003) is een methode voor zogenoemde ‘zorgleerlingen’ die zich volgens de auteurs kenmerken door cognitieve beperkingen in leergeschiktheid, achterstand in kennis en vaardigheden, sociaal-emotionele problemen, tekorten in sociale vaardigheden en problemen in werkhouding. Om tegemoet te komen aan de genoemde leerlingkenmerken biedt Hippo veel variatie, maar wel met een vaste structuur. De variatie bestaat vooral uit verschillende manieren om te werken aan bouwstenen als woordenschat, taaltaken. strategieën en grammatica. Dit is mogelijk door werkbladen die zijn opgenomen in de handleiding, maar ook door het inzetten van de cd-rom, die erbij wordt geleverd. Bovendien wordt tijdens het werken met Hippo veel aandacht besteed aan basisvaardigheden op het gebied van technisch lezen en spelling. Voor de leeslijn van Hippo wordt de methode Lezen doe je overal (Van de Guchte 1996) ingezet.
| |
Opbouw
Hoewel er tijdens de Hippo-lessen veel aandacht is voor het (leren) lezen, is Hippo geen methode voor analfabete leerlingen. Hippo bestaat uit twee delen, die ieder bestaan uit tien thema's. De thema's van zowel deel 1 als deel 2 sluiten aan bij de vijf domeinen die in het praktijkonderwijs centraal staan, te weten ‘schoof’, ‘vrije tijd’, ‘winkels en voorzieningen’, ‘gezondheidszorg’ en ‘verkeer en vervoer’. Men gaat er dan ook van uit dat de leerlingen die met Hippo werken doorstromen naar het praktijkonderwijs of een ander traject dat leidt naar een beroep.
In deel 1 bestaat ieder thema van Hippo uit zeventien lessen van 45 minuten. In de handleiding is per les dan ook een tijdsindeling aangegeven, zodat de docent kan zien hoe de activiteiten van een les met Hippo eruit zien. In deel 2 wordt dezelfde opbouw gehanteerd. Tijdens een les met Hippo wisselen verschillende activiteiten elkaar af en niet alle lessen worden met behulp van het werkboek van Hippo vormgegeven. Zo is het werken met de methode Lezen doe je overal onderdeel van de NT2-lessen met Hippo.
De makers van Hippo hebben de thema's ingedeeld in blokken van drie of vier lessen. Een blok binnen een thema is dan ook vrijwel altijd opgebouwd uit een basisles lezen, gevolgd door een ‘bouwstenenles’, het oefenen van taaltaken en eventueel een differentiatieles lezen. Die structuur wordt gedurende vier blokken herhaald, waarna het vijfde blok herhaling biedt van de bouwstenen en de taaltaken. Ook wordt aan het eind van een thema, in de laatste les(sen) van een blok. gewerkt aan een portfolio. Dit geldt overigens uitsluitend voor Hippo deel 2. Het werken met het portfolio is eveneens bedoeld als voorbereiding op het praktijkonderwijs.
| |
Lezen
Een docent die met Hippo werkt, is vrijwel automatisch bezig met alfabetisering, hoewel de methode niet bestemd is voor analfabete leerlingen. Als leerlingen Hippo deel 1 en deel 2 doorlopen hebben, hebben zij immers ook de twaalf kernen van Lezen doe je overal doorgewerkt. Hippo werkt in deel 1 met
| |
| |
kern een tot en met zes, die vooral bestaan uit het oefenen van deelvaardigheden als auditieve discriminatie, auditieve analyse en auditieve synthese. Ook is er aandacht voor de plaats van de klank in het woord door leerlingen te leren dat een woord uit meerdere, verschillende klanken bestaat, hen te laten bepalen waar een klank in een woord voorkomt en hen te leren de volgorde van klanken te onthouden. Naast auditieve deelvaardigheden worden visuele vaardigheden geoefend, zoals visuele discriminatie, visuele analyse en synthese.
In deel 2 wordt voortgebouwd op de technische leesvaardigheid die in deel 1 is ontwikkeld. Leerlingen werken aan het automatiseren van de deelvaardigheden om hun niveau van technische leesvaardigheid te verhogen en aan het eind van Hippo deel 2 het technisch lezen te beheersen op AVI-niveau 4. In het tweede deel van Hippo wordt ook het begrijpend lezen geoefend door vragen te stellen bij de teksten van de tekstboekjes van kern zeven tot en met twaalf. Deze vragen zijn opgenomen in het werkboek van Hippo deel 2.
| |
VUT-model
In deel 2 van Hippo worden leerlingen ook bewust gemaakt van taalgebruiksmogelijkheden en van hun leerproces.
Reflecteren op het leerproces als basis voor de voortgang van het leren wordt door de auteurs van Hippo als uitgangspunt genomen. Dit uitgangspunt wordt geconcretiseerd door het toepassen van het VUT-model bij de taaktaken in Hippo deel 2. Het VUT-model houdt in dat leerlingen activiteiten aanpakken door achtereenvolgens ‘vooruit te kijken’, ‘uit te voeren’ en ‘terug te kijken’. Deze stappen worden met behulp van pictogrammen verduidelijkt.
De leerlingen leren door het VUT-model te reflecteren op de uitvoering van de taaltaken. Ze beoordelen daarbij zelf of ze voldoende in staat zijn een bepaalde taaltaak uit te voeren. Ook dit is bedoeld als voorbereiding op de doorstroom naar het praktijkonderwijs, waar men werkt volgens het DDN-model, dat bestaat uit de stappen ‘denken-doen-nakijken’.
| |
Portfolio
In deel 2 van Hippo wordt in ieder thema gewerkt aan het portfolio om te leren wennen aan deze manier om leerresultaten en leervorderingen inzichtelijk te maken. In de handleiding van deel 2 van Hippo wordt aangegeven welke opdrachten eventueel gebruikt kunnen worden om in het portfolio te stoppen. De leerlingen bepalen echter zelf wat zij opnemen in het portfolio en moeten daardoor dus zelf beoordelen of
een product voldoende representatief is voor hun taalvaardigheid. Het portfolio is ook bedoeld om leerlingen te motiveren en zichzelf positief te leren waarderen. Met de documenten voor hun portfolio kunnen leerlingen laten zien dat zij wel degelijk in staat zijn bepaalde taalhandelingen in het Nederlands uit te voeren.
| |
Cd-rom
De cd-rom bij Hippo moet regelmatig gebruikt worden om leerlingen teksten aan te bieden, woorden en begrippen te verhelderen en oefeningen te doen. De cd-rom is eenvoudig te bedienen en heeft een duidelijke structuur. De leerlingen worden door de cd-rom meegevoerd en kunnen bijvoorbeeld niet de instructie onderbreken. ln de praktijk is dat lastig als er niet voor alle leerlingen computers zijn. Het is niet mogelijk om een andere leerling aan de computer te laten werken zonder het programma opnieuw te starten. Dat betekent dat de oefeningen van Hippo geclusterd moeten worden.
Daardoor wordt de afwisseling van activiteiten die door de auteurs in de methode is aangebracht niet gerealiseerd. De plaatjes op de cd-rom zijn eenvoudig en geven alleen het noodzakelijke weer. De eenvoudige opmaak van de cd-rom van Hippo zorgt ervoor dat woorden zo eenduidig mogelijk worden geïllustreerd en dat er niet allerlei andere voorwerpen te zien zijn, die voor verwarring kunnen zorgen.
| |
Leerlingkenmerken
Bij het nemen van de beslissing om al dan niet Hippo in te zetten zal het leerlingkenmerk ‘cognitieve beperkingen en beperkingen in de leergeschiktheid’ veelal de doorslag moeten geven. De andere leerlingkenmerken van zorgleerlingen die de auteurs noemen zijn niet statisch en kunnen veroorzaakt zijn door onderbrekingen in de leerweg, die overigens veel ISK-leerlingen parten spelen. Een achterstand in kennis en vaardigheden hoeft niet per definitie te wijten te zijn aan lage cognitieve capaciteiten. Evenmin mogen sociaal-emotionele problemen, tekorten in sociale vaardigheden en problemen in de werkhouding per definitie reden zijn om een leerling in een NT2-traject te plaatsen dat is afgestemd op het praktijkonderwijs. Het kan wel zo zijn dat leerlingen door
| |
| |
hun problemen en/of achterstanden in een bepaalde periode niet meer aankunnen dan het aanbod zoals Hippo dat biedt. Zodra een leerling een onderwijsprogramma voor zorgleerlingen volgt, bestaat het risico dat leerlingen niet meer in een ander traject met bijvoorbeeld Zebra worden geplaatst. Het is daarom van belang dat er zorgvuldig wordt gekeken naar de leerlingkenmerken van leerlingen voordat wordt besloten dat zij Nederlands als tweede taal gaan leren met Hippo.
| |
Alfabetisering en Hippo
Natuurlijk doet de zorgvuldigheid waarmee een ISK de keuze voor Hippo maakt niets af aan de kwaliteit van de methode, waarvan de auteurs expliciet aangeven dat de doelgroep bestaat uit leerlingen die naar het praktijkonderwijs gaan. Door met Hippo te werken worden de lessen met Lezen doe je overal gecombineerd met het aanbod van woorden, grammaticale constructies en taalfuncties. Zo ontstaat er een compleet onderwijsaanbod Nederlands als tweede taal voor leerlingen met weinig schoolse ervaring. Hoewel Hippo niet bedoeld is voor alfabetiseringsgroepen, lijkt het niet meer dan logisch om Hippo te gebruiken voor analfabete leerlingen die een mondelinge basiswoordenschat beheersen.
Als leerlingen klaar zijn met kern twaalf van Lezen doe je overal, hebben zij ook deel 2 van Hippo afgerond. Er bestaat dan de mogelijkheid om over te stappen naar Zebra, maar voor veel zorgleerlingen is Zebra te moeilijk. Er is dan opnieuw geen geschikt lesmateriaal voor zorgleerlingen, terwijl deze leerlingen vaak nog lang in de ISK moeten verblijven omdat zij door de wachtlijsten in het praktijkonderwijs niet kunnen uitstromen. Helaas blijkt het ontwikkelen van een vervolg op Hippo deel 2 erg kostbaar, waardoor de uitgever voorlopig geen Hippo 3 op de markt zal brengen.
| |
Zebra
Als men binnen de ISK zeker weet dat leerlingen zorgleerlingen zijn, dan biedt Hippo een gevarieerd programma, waarin veel aandacht is voor technische vaardigheden. Ook bij leerlingen die Lezen doe je overal al doorlopen hebben blijkt het geen probleem om via Hippo nogmaals met het materiaal te werken, vooral omdat de oefeningen van Hippo op een andere marrier de technische vaardigheden die zijn aangereikt in Lezen doe je overal nogmaals oefenen. Met het materiaal van de kern en moet dan selectief worden omgegaan.
Wat opvalt aan Hippo is dat er een stevige basis wordt gelegd voor de verdere verwerving van het Nederlands door de ontwikkeling van technische leesvaardigheid. Aan het eind van deel 2 van Hippo beheersen leerlingen het technisch lezen op AVI-niveau 4. Het is de vraag of leerlingen het technisch lezen op hetzelfde niveau beheersen als zij deel 2 van Zebra hebben doorgewerkt. In Zebra wordt nauwelijks aandacht besteed aan de ontwikkeling van vaardigheid in het coderen en decoderen, waardoor zij de technische vaardigheden die beheerst moeten worden om te kunnen lezen en spellen zelf moeten ontwikkelen via de functionele taaloefeningen van Zebra. Het zou daarom voor leerlingen met een moedertaal waarvan het schriftsysteem sterkt afwijkt van het Nederlands de voorkeur kunnen hebben om in plaats van deel 1 Zebra de twee del en van Hippo in een vlot tempo door te werken.
| |
Nijlpaard
De auteurs van Hippo zijn er in geslaagd een goed onderwijsaanbod voor zorgleerlingen uit te werken en vooral docenten voldoende ondersteuning te bieden bij het inrichten van het onderwijs aan leerlingen die het Nederlands moeizaam verwerven. Natuurlijk zijn er kanttekeningen te plaatsen bij bepaalde aspecten van de methode. Zo is het bijvoorbeeld de vraag of leerlingen gecharmeerd zijn van de afbeelding van een nijlpaard op de cd-rom, die verwijst naar de titel van de methode. De associaties met een log en ogenschijnlijk traag dier op het moment dat leerlingen hebben gemerkt dat zij het reguliere aanbod niet aankunnen, zal mogelijk weerstand oproepen. De titelverklaring dat een nijlpaard traag lijkt, maar in het water de juiste omgeving vindt en daar heel snel blijkt te zijn, zal docenten aanspreken, maar het is de vraag of leerlingen overtuigd kunnen worden van het positieve karakter van de vergelijking met een nijlpaard. Dit soort bezwaren, dat bij de ene leerling wel en bij de andere leerling mogelijk helemaal niet speelt, doet weinig af aan de bruikbaarheid van de methode, die niet alleen zorgleerlingen, maar ook leerlingen op weg naar het reguliere voortgezet onderwijs, een grondige basis kan bieden voor de verdere verwerving van het Nederlands als tweede taal.
| |
Literatuur
Alons, L. e.a. (1999), Zebra. Nederlands als tweede taal voor anderstaligen in het voortgezet onderwijs..., Amsterdam, Meulenhoff Educatief. |
Guchte, C. van de (1996). Lezen doe je overal. Een methode aanvankelijk lezen voor allochtone neveninstromers, Tilburg, Zwijsen. |
Molendijk, M., Lijftogt, E. en G. Bhoepsing (2003), Hippo. Nederlands als tweede taal voor zorgleerlingen in de eerste opvang van het voortgezet onderwijs, Rotterdam, Uitgeverij Partners. |
|
|