| |
| |
| |
Werk in uitvoering
‘Alleen praten is geen leren’
Loopbaanoriëntatie voor analfabeten
Els Backhuis/Hogeschool van Utrecht
Iedere ANT2-docent kent alfagroepen waarvan de meeste deelnemers eigenlijk aan hun plafond zitten. Toch is er reden om verder te gaan, maar wel andersen eigenlijk al eerder... Els Backhuijs, opleider/docent NT2 aan de Hogeschool van Utrecht, doet verslag van het hoe en waarom van een initiatief van de Gilde Opleidingen in Roermond dat deze alfacursisten mogelijkheden biedt.
In 1998-1999 ontwikkelden Trudy Drissen en Gerard Linders in samenwerking met Annemie Koenders van Gilde Opleidingen in Roermond een portfolio voor analfabeten. Deze docenten hadden elk een ruime ANT2-leservaring en keer op keer constateerden zij dat - veelal vrouwelijke - cursisten die aan de grens van hun kunnen zitten na het beëindigen van de cursus uitsluitend hun activiteiten binnenshuis overhouden. De docenten wilden juist die cursisten een ander perspectief bieden en ontwikkelden daartoe een uitstroomprogramma dat gericht is op (betaald) werk. Inmiddels is het uitstroomprogramma in het aanbod van Gilde Opleidingen opgenomen en kan het door vrouwen én mannen worden gevolgd. ‘Nog beter zou het zijn om meteen vanaf het begin aan loopbaanoriëntatie en het portfolio te werken,’ aldus Annemie Koenders op locatie in Venlo, ‘want de docent kan dan veel gemakkelijker relaties leggen en de cursisten weten naar welk eindperspectief ze toewerken.’ Vooralsnog is het niet zo ver, maar wel is al het materiaal op cd-rom vastgelegd en doorlopen vrijwel alle alfacursisten het traject succesvol.
| |
Wat eraan voorafgaat...
Bij Gilde Opleidingen volgt elke alfacursist na de intake een voortraject. Hierin wordt met behulp van Een zekere woordenschat (met veel extra TPR) en een selectie uit Alfa 1 de basis gelegd voor de verdere alfabetisering waarbij gebruikgemaakt wordt van Alfa flex. Om gespreksvaardigheden te trainen wordt gewerkt met eigen materiaal waarin alledaagse ‘riedels’ geoefend worden en later, tijdens het alfabetiseren, met Spreken bij de kop. Dan worden ook voor leesvaardigheid Beter Lezen en de leesboekjes van 7/43 met het computerprogramma ingezet. Cursisten die anders-alfabeet of goed aanspreekbaar zijn en bij wie de schrijfmotoriek voldoende is, slaan het voortraject over en beginnen meteen in alfa-groep 1.
Hierna kunnen ze nog twee niveaugroepen volgen. De ervaring heeft geleerd dat tegen het einde van de tweede niveaugroep de meeste cursisten hun plafond hebben bereikt: het lezen en schrijven stagneert, alleen bij de gespreksvaardigheden wordt nog wel vooruitgang geboekt. Op dat moment is doorstroom naar het uitstroomprogramma mogelijk. In de praktijk blijkt het uitstroomprogramma ook uitkomst te bieden voor moeilijke leerders in de Ijsbreker-groepen.
| |
Het uitstroomprogramma
Het programma is gericht op het vergroten van sociale redzaamheid. De doelen van het programma zijn dan ook als volgt geformuleerd:
• | Cursisten zijn zich bewust van hun mogelijkheden en grenzen. |
• | Cursisten weten waarom ordenen en plannen belangrijk is. |
• | Cursisten kunnen aangeven wat hun kwaliteiten zijn. |
• | Cursisten kunnen toekomstgerichte keuzes maken en daarnaar handelen. |
De belangrijkste didactische uitgangspunten zijn zelfstandig (leren) leren en een activerende didactiek, een cyclische ordening van de leerstof en het gebruik van (zoveel mogelijk) authentiek materiaal. Doordat er veelvuldig gebruikgemaakt wordt van samenwerking in tweetallen, van ‘denken-delen-uitwisselen’ en van ‘experts’, worden ook op die manieren de sleutelvaardigheden van de cursisten bevorderd.
Het programma is opgebouwd uit drie
| |
| |
fasen. Fase 1 duurt zes weken, fase 2 beslaat achttien weken en fase 3 wordt na vijftien weken afgesloten. Een lesweek in de eerste twee fasen bestaat uit negen lesuren op school en in de derde fase uit twee dagdelen op taalstage en zes lesuren op school. Vanaf de eerste fase wordt er gewerkt aan het portfolio aan de hand van de onderwerpen die in die fase centraal staan. In figuur I staan de achtereenvolgende fasen in enkele trefwoorden getypeerd:
Figuur 1 Fasering uitstroomprogramma Gilde Opleidingen.
| |
Fase 1
In fase 1 staan allereerst de persoonlijke gegevens van de cursist centraal. Dit punt vraagt meteen om een alfa-specifieke aanpak. ‘Zo vertrouwd als het voor ons is om personalia in te vullen en je eigen geschiedenis te vertellen, zo lastig is dit voor net gealfabetiseerden’, vertelt Annemie Koenders. ‘Je eigen geschiedenis vertellen is van een afstand, in de tijd terugkijken. En dat is zo'n moeilijke activiteit voor deze cursisten, dat ik echt “alles uit de kast” moet halen om dat op gang te krijgen. Door mijn eigen verhaal als voorbeeld te nemen, met foto's van mezelf van baby tot nu, en een zichtbare tijdbalk te maken, lukt het me de cursisten hun eigen verhaal te laten maken.’ Omdat de lessen grotendeels mondeling zijn, schrijft de docent de gegevens op, waarna de cursisten die overschrijven in hun portfolio. ‘We kijken wel of het er dan echt foutloos staat.’ Ook wordt in deze fase aandacht besteed aan Nederlandse normen, waarden en gebruiken, bijvoorbeeld dat je in Nederland niet beleefd bent door ‘ja’ te zeggen als je iets niet kunt - integendeel. Normen en waarden spelen toch al een grote rol bij het invullen van dit onderdeel van het portfolio. In de ogen van veel cursisten zijn goed kunnen naaien, huishoudelijk werk doen, lekker kunnen koken en bakken, kinderen opvoeden en een gezin runnen onbelangrijke werkzaamheden en geen kwaliteiten. ‘Dat is voor veel vrouwen zo bijzonder,’ vertelt Annemie, ‘dat ze zich erkend voelen, waardoor hun zelfvertrouwen enorm groeit.’
| |
Fase 2
De vraagstelling in de tweede fase is gekoppeld aan vijf thema's: dienstverlening, vrije tijd, werk, onderwijs en gezondheidszorg. Elk thema biedt de mogelijkheid de cursisten te informeren en tegelijkertijd verkennen de cursisten de arbeidsmarkt en hun eigen mogelijkheden. Ieder thema kent dezelfde opzet en werkwijze. De cursisten gaan veel op excursie of er worden gasten uitgenodigd. ‘Zo nodigen wij altijd iemand uit van het infocentrum van de gemeente, van de politie, van de woningbouwvereniging of van een bank als we met het thema dienstverlening bezig zijn. En we gaan naar het museum en het zwembad bij het thema vrije tijd.’ Het thema onderwijs is gekozen omdat veel cursisten zelf niet of nauwelijks in het land van herkomst naar school zijn geweest en nu in verband met hun eigen kinderen te maken hebben met veel veranderingen in het onderwijs en een andere didactische aanpak dan in het land van herkomst. Daarnaast besteden de docenten ook aandacht aan de Nederlandse schoolgeschiedenis van de cursisten; de eigen toetsresultaten moeten worden verzameld en opgenomen in het portfolio. Bij het thema gezondheidszorg ligt het accent op onderwerpen die niet standaard zijn in de ANT2-leergangen, bijvoorbeeld de thuiszorg en het verpleeghuis, en op vragen als wat je doen moet om gezond te blijven, op sport en ontspanning. Ook heeft het thema gezondheidszorg een duidelijke relatie met het thema werk. Het is namelijk gebeurd dat vrouwelijke cursisten eerst stage liepen als thuishulp en vervolgens ook een betaalde baan hebben gevonden in die sector. Zeker voor vrouwen kan de gezondheidszorg een arbeidsplaats betekenen. En hiermee is ook meteen de link gelegd naar de derde, en laatste, fase van het programma.
| |
Fase 3
In de derde fase zoeken de cursisten een stageplaats met het oog op (vrijwilligers) werk. In Venlo wordt hiertoe ondermeer nauw samengewerkt met De Hoepel, een organisatie die zich richt op mensen die actief willen meedoen in de
| |
| |
maatschappij maar dat om allerlei redenen niet via een betaalde baan kunnen. Ook het uitzendbureau vervult nu een belangrijke rol. Nadat de cursisten hun voorkeur hebben bepaald, gaan ze zelf zorgen voor een stageplek. Ze bereiden zich heel goed voor op de gesprekken die gaan komen en op de inzet van hun portfolio tijdens zo'n gesprek.
Gedurende de stage komen de cursisten regelmatig naar school om te werken aan de uitvoering van verschillende opdrachten. De docent begeleidt de cursisten hierbij en spreekt ze ook regelmatig over hun leerpunten. Iedere cursist maakt een stageverslag dat wordt opgenomen in het portfolio. ‘Dat kan heel eenvoudig door een collage van foto's te maken met een enkele toelichtende zin,’ vervolgt Annemie Koenders, ‘omdat een van de opdrachten tijdens de stage het maken van foto's op de stageplek is. De cursisten selecteren die foto's en voegen die in een door hen gekozen vorm bij elkaar.’
Aan het eind van de stage is er een terugkomdag en staat de toekomst centraal: wat wil je? Wat kun je? En wat ga je nu doen? Hoe ziet je stappenplan eruit? De cursisten gaan vervolgens oefenen met het schrijven van een sollicitatiebrief, een voorbeeldbrief die de cursisten telkens weer kunnen gebruiken.
Tot nog toe zijn er goede resultaten geboekt. Een van de cursisten heeft als hobby naaien en wilde graag in een naaiatelier werken. Dat is gelukt, ze werkt nu bij Leolux. Een ander werkt als vrijwilligster in een peuterspeelzaal. En weer een ander is als vrijwillige klusjesman bij De Hoepel gebleven. Als grote winst hebben de cursisten ervaren dat hun zelfvertrouwen, kennis en leefwereld zijn gegroeid. Alle reden tot tevredenheid.
| |
Rot van de docent
Van de docent vraagt de uitvoering van dit programma vooral een andere houding. In plaats van een leergang uit te voeren en gemaakte opdrachten na te kijken, krijgt de docent nude rol van begeleider/coach. Er wordt niet allereerst gewerkt aan taalvaardigheidsdoelen, maar aan doelen die leiden naar zelfredzaamheid. Dat betekent op de eerste plaats dat de docent in staat moet zijn in te spelen op elk leermoment in de les, want het portfolio werkt als een leidraad, een model, en vervult niet de rol van ‘het boek’ zoals in veel lessen. In het algemene gedeelte, de toelichting op het portfolioprogramma voor de docent, geven de samenstellers een voorbeeld van een lesprogramma. ‘Maar in de praktijk,’ licht Annemie toe, ‘verlopen
| |
| |
lessen toch vaak anders dan je hebt gepland; onderdelen kosten soms onverwacht meer tijd of cursisten hebben meer vragen dan je verwachtte.’ De lessen zijn niet gericht op het leren van taal, maar op taalgebruik buiten de kring waarin de cursist zich meestal begeeft. Daartoe zijn de lessen, zoals vermeld, voor het overgrote deel op mondelinge communicatie ingericht. Niet alleen voor een ANT2-docent is dit wennen, dat is het ook voor cursisten: ‘Want voor hen is “leren” veelal synoniem met “leren lezen en schrijven”,’ vertelt Annemie, ‘en tijdens de eerste lessen met dit programma vertelde een van hen dan ook, niet de indruk te hebben les te krijgen want “alleen praten is geen leren”.’
De drie werkboeken voor de cursisten, het portfolio, de docentenhandleiding en het algemene gedeelte zijn op één cd-rom gezet. Deze kan geprint en vermenigvuldigd worden. Te bestellen bij Gilde Opleidingen, Laaghuissingel ii, 5913 EK Venlo, telefoon 077-3510044, e-mail: jm.koenders@rocgilde.nl
| |
Literatuur
Bersee, Th. e.a. (2000), Leesboekjes 7/43 Elektronisch leesboek Alfa NT2, Utrecht, NCB. |
Burmanje, I. e.a. (1997), Alfa. Niveau 1: NT2 leren lezen en schrijven in het Nederlands als tweede taal, Den Bosch, Malmberg. |
Gathier, M. en D. de Kruyf (2002), Beter Lezen. Cursus voor beginnende volwassen lezers in het Nederlands, (Euro-versie) Bussum, Coutinho (in boekvorm en als digitaal elektronisch leesboek te verkrijgen). |
Heerkens, J. e.a. (2001), Spreken bij de kop. Spreekoefeningen bij ‘De kop erop’, thema 1 t/m 7, (vemieuwde versie) ROC Utrecht. |
Kreulen, J. en B. Tholen (1996), Een zekere woordenschat, Utrecht, NCB. |
Laan-Stoffels, S. (2001), Alfa flex 1A en 1B: leren lezen en schrijven door: analyseren en structureren, Helmond, ROC Ter AA. |
Laan-Stoffels, S. (2002), Alfa flex 1C: functioneel leren lezen en schrijven met differentiatie in tijd en tempo, Helmond, ROC Ter AA. |
|
|