Alfa-Nieuws. Jaargang 6
(2003)– [tijdschrift] Alfa-nieuws– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit het veldSociale activering en participatie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alleen taalleren is niet genoegAnalfabete allochtone deelnemers aan de taalcursussen komen vaak met een duidelijke leervraag binnen: ‘Ik wil leren lezen en schrijven.’ AI snel blijkt dat lezen en schrijven voor hen niet zo een-twee-drie te leren is. Het is voor volwassenen die nooit naar school zijn geweest een langdurig en moeizaam proces om zich het lezen en schrijven eigen te maken. Het eindniveau dat zij voor lezen en schrijven kunnen bereiken, is meestal niet hoger dan NT2-niveau 1. Het besef dat Nederlands leren spreken belangrijk en misschien wel belangrijker is dan leren lezen en schrijven komt vaak tijdens de eerste maanden taal-onderwijs. Je hoeft dan niet altijd meer de hulp van een familielid of vriend in te roepen die wel goed Nederlands spreekt. Je kunt zelf je boodschappen doen, vragen waar iets te vinden is, een telefoongesprekje voeren en een afspraak maken of naar de dokter gaan zonder dat je eigen (kleine) kind mee moet om te tolken. Belangrijk is hierbij dat in de taallessen situaties, die in het dagelijks leven kunnen voorkomen eindeloos worden geoefend en uitgespeeld. Het eindniveau dat met spreken en luisteren bereikt kan worden, is meestal NT2-niveau 2. In Gouda zijn we daarom jaren geleden al begonnen met taalstages en beroepenoriëntatie, ook voor alfadeelnemers. Afgelopen jaar werd dit uitgebreid met loopbaanoriëntatie en ten slotte nog, eerder in het traject, met opdrachten buitenschools leren. In deze bijdrage worden de activiteiten geschetst in de volgorde waarin we die in onze instelling ontwikkeld hebben: eerst taalstages, toen loopbaanoriëntatie en daarna buitenschoolse opdrachten. In het onderwijsaanbod betekent dit dat deelnemers al vroeg in het traject buitenschoolse opdrachten krijgen, daarna loopbaanorientatie en ten slotte een taalstage (zie ook figuur 2 verderop in dit artikel). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TaalstageTaalleren is dus meer dan woorden leren spreken, luisteren, lezen en schrijven. Het geleerde moet ingebed worden in, en bruikbaar zijn voor het leven in Nederland en het omgaan met Nederlanders. Deelnemers moeten ook informatie krijgen over hoe dagelijkse communicatie in Nederland verloopt (bijvoorbeeld wanneer zeg je ‘je’ of ‘jij’ en wanneer ‘u’) en hoe dingen geregeld zijn, zodat er adequaat gereageerd kan worden. Deelnemers zouden behalve in de klas ook buiten de klas met het een en ander in aanraking gebracht moeten worden, en in de praktijk buiten de klas moeten kunnen oefenen. Op de Taalschool van ID het College in Gouda werd ongeveer zeven jaar geleden begonnen met taalstages tijdens het vierde en laatste cursusonderdeel van het tweejarige intensieve alfatraject, gericht op professionele redzaamheid. Het idee achter een taalstage was en is om taal en taalconventies te leren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebruiken in een Nederlandse werk-situatie en in aanraking te komen met de manier waarop in Nederland op het werk met elkaar wordt omgegaan. Het gaat bij de taalstage dus in eerste instantie om het omgaan met taalsituaties in een werkomgeving en niet direct om het vinden van werk. Van de deelnemers aan deze cursus (meest nieuwkomers en jonge mensen tussen de 20 en 30 jaar) wil een groot aantal uiteindelijk betaald werk. De taalstage kan hierbij een goede ervaring zijn, temeer omdat bij het zoeken van geschikte stages gekeken wordt naar de voorkeur van de deelnemers voor een bepaalde sector: zorg, techniek of verkoop. Om deelnemers zich bewust te laten worden van welk werk zij leuk vinden, werd er voorheen - voorafgaande aan de taalstage - een aantallessen besteed aan beroepenorientatie. Het ging hierbij om beroepen voor ongeschoolde arbeidskrachten. Ook werd er bij het zoeken naar taalstages rekening gehouden met ervaringen van deelnemers in het eigen land. Sommige deelnemers die veel moeite hebben met het leggen van contacten, mogen nog een tweede taalstage doen in een extra cursus van een halfjaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LoopbaanoriëntatieHet afgelopen jaar is er geïnvesteerd in het aanpassen van het programma Loopbaanoriëntatie van het CINOP (bedoeld voor hoger opgeleiden) aan de analfabete doelgroep. In het derde halfjaar van het intensieve alfatraject wordt hiermee begonnen. Deelnemers leren kijken naar zichzelf: ‘Wie ben ik?’, ‘Wat kan ik?’ (‘Waar ben ik goed in?’) en ‘Wat wil ik?’ Dit laatste ‘Wat wil ik?’ hoeft niet per se met werk op korte termijn te maken te hebben. Het gaat om maatschappelijke participatie in welke vorm dan ook. Beroepenoriëntatie vormt nu een geïntegreerd onderdeel van dit programma. Loopbaanoriëntatie en de daaropvolgende taalstage zijn een goede manier om deelnemers in contact te brengen met de Nederlandse samenleving. Maar vaak blijkt het toch nog heel moeilijk voor de deelnemers om de nodige contacten te leggen met Nederlanders. Er is van tevoren te weinig geoefend, men is bang om te praten of weet niet precies wat wel en niet gezegd of gevraagd kan worden. Kortom, de deelnemers missen de durf en ervaring om met Nederlanders om te gaan. Om dit enigszins te ondervangen wordt in het derde en vierde halfjaar sinds kort ook gewerkt met Nederlandse vrijwilligers die tijdens de les (één keer per week ongeveer 20 minuten) in kleine groepjes met deelnemers over diverse van tevoren besproken en geoefende onderwerpen praten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enkele ervaringen van deelnemers die op taalstage zijn geweest:• Skurte was zeer enthousiast over haar stage bij de Hema. De mensen waren erg aardig. Ze legden het werk goed uit en Skurte werkte hard en met veel plezier. Zij mocht blijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Buitenschools lerenOm deelnemers al vroeg in het traject meer durf en zelfvertrouwen in de omgang met Nederlanders te geven, wordt door de Taalschool in Gouda ook sinds ongeveer een jaar ook meer en meer aan buitenschoolse leeractiviteiten gedaan, vooral tijdens het eerste en tweede cursusonderdeel van het intensieve alfatraject (zie figuur 1).
Buitenschools leren is meer dan een voorbereiding op de taalstage. Het heeft tot doel om de deelnemers beter te laten functioneren in de Nederlandse samenleving: de deelnemers te leren zelf de weg in en buiten de school te vinden en te leren contacten te leggen met Nederlanders in diverse relevante situaties. Bovendien geeft het de mogelijkheid om de in de les geleerde taal te oefenen en in praktijk te brengen, waardoor de taal meer gaat leven en beter beklijft. Buitenschools leren wordt in Gouda ook steeds meer toegepast in semi-intensieve cursussen (meest vrouwen met gezinsverzorgende taken): ook zij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Buitenschools leren heeft als voordeel dat het leren plaatsvindt in een context. Het geleerde wordt functioned toegepast. De leerstof beklijft beter. Van belang is wel dat de opdrachten in de les goed voorbereid en ingeoefend worden. Relevante dialogen moeten worden geoefend (bijvoorbeeld in tweetallen) en diverse keren uitgespeeld. Er moet achtergrondinformatie worden verstrekt, indien mogelijk met hulp van audiovisuele middelen; ook wordt hiervoor gebruikgemaakt van tolken (onder anderen oud-deelnemers uit hogere trajecten). Na het uitvoeren van buitenschoolse opdrachten volgt altijd een nabespreking en een evaluatie, waarbij deelnemersFiguur 1 Inzet van Buitenschools leren (BL), Loopbaanoriëntatie (LO), Spreken met Nederlandse vrijwilligers (Ned. Vrijw.) en Taalstage in alfatrajecten van ID College Gouda.
Figuur 2 Enkele voorbelden van buitenschoolse opdrachten.
hun ervaringen kunnen uitwisselen en moeilijkheden kunnen benoemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Buitenschoolse leeractiviteiten kunnen zijn:• Activiteiten buiten de klas in de school: de weg in de school verkennen, naam, woonplaats, geboortedatum, hobby's en dergelijke vragen aan medewerkers in de school, kijken op het prikbord, prijzen in de kantine vragen, enzovoort. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
WeerstandDeelnemers moeten wennen aan deze manier van leren: niet gewoon in de schoolbankjes luisteren naar wat de docent zegt, maar actief eropuit gestuurd worden. Deze aanpak stuit geregeld op weerstand van de deelnemers zelf, van hun partners en familie. Sommige islamitische vrouwen mogen weinig buitenshuis ondernemen. Er zijn er (nog) die zelfs geen boodschappen mogen doen van hun man. Toch zien we dat er het een en ander aan het veranderen is. Alle nieuwkomers, ook vrouwen, moeten naar taalles, liefst intensief. Dit wordt positief beoordeeld, ook door vrouwelijke oudkomers: zij hebben die kans om naar school te gaan bij aankomst in Nederland niet gehad! Twee jaar geleden was een bezoek aan het station voor bijna de helft van de vrouwelijke deelnemers ondenkbaar; nu gaan bijna alle vrouwen mee met zo'n bezoek en maken een ritje in de trein. Vaak nemen deelnemers een voorbeeld aan elkaar: ze horen (in de les) dat een ander wel iets mag, ergens aan meedoet, ze worden nieuwsgierig. Docenten kunnen hier gebruik van maken; zo ook van ervaringen van deelnemers uit andere (hogere) groepen. Laat deze deelnemers maar eens in de groep vertellen hoe het gaat met fietslessen of hoe het is om vrijwilligster in een crèche te zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PortfolioTot nu toe krijgen deelnemers viermaal per jaar een rapport over de vorderingen op het gebied van spreken, luisteren, lezen, schrijven en studievaardigheden. Op dat rapport staat sinds kort het item ‘buitenschools leren’ apart vermeld. Ik kan me voorstellen dat we toe moeten naar een rapportage in de vorm van checklists, waarbij genoteerd kan worden met welke relevante situaties de deelnemer competent kan omgaan. Op deze wijze kan de rapportage al een onderdeel vormen van het op te bouwen portfolio voor Loopbaanoriëntatie. Zo'n portfolio voor de alfadoelgroep kan simpel beginnen, bijvoorbeeld met het item ‘boodschappen doen’ met diverse deelcompetenties, zoals weten waar de winkels zijn, vragen naar een product en de prijs van een product, met geld omgaan, ruilen van een product. Andere items kunnen bijvoorbeeld zijn een dokter bezoeken, omgaan met de buren, reizen met het openbaar vervoer, het buurtcentrum in de wijk, enzovoort. Het portfolio moet wel in een heel eenvoudige vorm gegoten worden, zodat voor de deelnemers zelf doel en inhoud duidelijk zijn. Het bijhouden en invullen zal, in het geval van analfabeten die nog maar kort op les zijn, veel inzet van de docent vragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laatste ontwikkelingenMet hulp van het CITO (Anne-Marie Speijers e.a.) wordt in Gouda momenteel gewerkt aan het inzetten van een portfolio met biografie en checklists voor vrouwelijke deelnemers uit het semi-intensieve alfatraject. Dit project, dat gefinancierd wordt door de gemeente Gouda, richt zich op maatschappelijke oriëntatie (tijdens cursusonderdeel A2 en A3) en maatschappelijke participatie (tijdens cursusonderdeel A3 en A4) in twee specifieke woonwijken in Gouda. Thema's die aan bod komen zijn: boodschappen doen in je wijk; wonen: rechten en plichten van de buurtbewoner; ken je buurt: actief buitenshuis. Gedurende het vierde cursusonderdeel is het de bedoeling dat de vrouwelijke deelnemers in de wijk een korte taalstage in het vrijwilligerswerk uitvoeren; gedacht wordt aan het zorgcentrum, de crèche, het buurthuis, de basisschool en de Brede School. Voorafgaand aan, en tijdens deze stageperiode zullen ook onderdelen van het programma Loopbaanoriëntatie worden aangeboden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot slotBuitenschools leren kan deelnemers activeren om aan de Nederlandse samenleving deel te nemen en kan hun maatschappelijke betrokkenheid vergroten. Deelnemers kunnen onder andere tijdens excursies kennismaken met tal van facetten van de Nederlandse samenleving. Deelnemers worden gewezen op de mogelijkheden tot participatie in de samenleving en kunnen in een veilige situatie oefenen met de manier waarop geparticipeerd kan worden. De activiteiten moeten passen bij de mogelijkheden van de deelnemers en kunnen liggen op het gebied van sport en beweging, ouderhulp, helpen in de wijk of het buurtcentrum, werk of vrijwilligerswerk. Deelnemers kunnen zich zo al in een vroege fase oriënteren op mogelijkheden voor henzelf en zichzelf sterk maken om de maatschappelijke participatie ook daadwerkelijk aan te gaan. Inzet van het programma Loopbaanoriëntatie kan zorgen voor een goede afweging tussen ‘wie ben ik’, ‘wat kan ik’ en ‘wat wil ik’. Het biedt hulp bij zelfreflectie en bij de profilering van de kwaliteiten van de deelnemers. De taalstage biedt de mogelijkheid een en ander aan den lijve te ondervinden en te ervaren.
Door het aanbieden van buitenschoolse leeractiviteiten, het programma Loopbaanoriëntatie en een taalstage hopen we dat deelnemers steeds meer en steeds vaker mee gaan doen met allerlei activiteiten in de Nederlandse samenleving zodat integratie door maatschappelijke participatie kan plaatsvinden. |
|