Discussie in het vak
Kopiëren en leerstrategieën: een reactie
Jeanne Kurvers/universiteit van tilbug
Henny Jellema werpt in de voorafgaande tekst een paar interessante kwesties op. Ten behoeve van de discussie in het veld, een paar eerste opmerkingen van redactielid Jeanne Kurvers.
Henny Jellema gebruikt de term kopiëren in haar tekst voor veel situaties waarin leerlingen niet op eigen houtje een opdracht of instructie meteen zelfstandig kunnen uitvoeren. Die situatie komt ongetwijfeld heel erg veel voor, en veel docenten zullen herkennen wat ze opmerkt. Ik wil daar graag twee opmerkingen bijmaken. Allereerst, de wijze waarop ze het concept ‘kopiëren’ hanteert, is veel breder dan de manier waarop ik het zou hanteren. Voor een klein deel gaat het, in de voorbeelden die ze geeft, om echt kopieergedrag, namelijk wanneer de leerlingen precies nadoen wat zij heeft voorgedaan. Voor een groter deel gaat het volgens mij om iets anders, namelijk om het feit dat veel leerlingen eerst een voorbeeld nodig hebben voordat ze een opgave kunnen maken. Ze kunnen niet uit het niets zelf aan de slag met een instructiezin (die vaak nogal abstract kan zijn), maar hebben een voorbeeld nodig om te snappen wat er eigenlijk bedoeld wordt met die instructiezin. Dat is op zichzelf helemaal niet raar. Probeer iemand maar eens een kaartspel of een bordspel uit te leggen, zonder dat je de instructie meteen aan de hand van een voorbeeld duidelijk maakt.
Soms is, ook in de situaties die Henny schetst, een voorbeeld geven inderdaad tamelijk direct voordoen, zodat de leerlingen alleen nog maar na hoeven te apen. Soms heeft het, zoals ik al suggereerde, veel meer het karakter van een illustratie van de bedoeling van de opdracht. Een goed voorbeeld is wat ze over reeksen vertelt. Als het voorbeeld van die ene reeks die je voordoet, voldoende is om wel te snappen wat de bedoeling en de volgende reeksen zijn heel anders, dan zijn volgens mij de leerlingen niet meer gewoon aan het kopiëren. Ze hebben het voorbeeld gebruikt (en kennelijk nodig gehad) om het principe door te krijgen. Prima, toch? Hetzelfde geldt volgens mij voor het voorbeeld van de zinnen en de tegenstellingen. Als je ‘dik-dun’ en ‘groot-klein’ als voorbeeld geeft, en de leerlingen
moeten vervolgens weer een lijn trekken tussen ‘dik-dun’ en ‘groot-klein’, dan is dat kopieergedrag. Maar als ze dan ineens moeiteloos ook andere tegenstellingen kunnen verbinden, zoals ‘breed-smal’, heeft Henny's voorbeeld uitstekend werk gedaan.
Prima didactiek, lijkt me. Ik ben er zelfs wel zeker van dat haar leerlingen wat leren van wat zij allemaal kopiëren noemt (en wat ik een voorbeeld geven zou noemen), Misschien zou bij instructiezinnen wat vaker gewoon een voorbeeld moeten staan, bijvoorbeeld ‘Zoek de tegenstellingen en zet daar een lijn tussen. Voorbeeld: dik-dun’. Het zou interessant zijn om te bekijken, of er dan al meer leerlingen aan de slag kunnen zonder de vraag: ‘Wat moet ik doen, juf?’
Dat lost overigens, zoals Henny ook terecht opmerkt, nog niet het probleem op dat de kinderen nog steeds niet zelfstandig zo'n instructiezin kunnen hanteren. Ze wijst terecht op het ramen lappen en op werkgevers die dat nu juist graag willen.
De didactische kunst lijkt me nu juist om een weg te vinden van eerst voordoen in de zin van tamelijk letterlijk na mogen doen, naar een voorbeeld in de zin van extra toelichting bij de instructie naar ten slotte een situatie waarin de voorbeelden als geheugensteuntjes niet meer nodig zijn.