| |
| |
| |
Uit het veld
Alfa flex in de ISK
Corinne Sebregts/stedelijk college-Eindhoven
Als er, zoals in de ISK, lesgegeven moet worden aan zeer heterogene groepen, zijn docenten altijd op zoek naar materialen die extra ingezet kunnen worden voor specifieke leerlingen. Corinne Sebregts van het Stedelijk College in Eindhoven laat zien dat Alfa flex heel bruikbaar is als extra materiaaI in de ISK. Vooral voor die leerlingen die een meer volwassen leven leiden, en voor leerlingen die extra oefening nodig hebben.
| |
Lesmaterialen in de ISK
Een ISK heeft meestal een magazijn dat vol staat met methodes, leesboekjes, schrijfschriften en losse bladen met oefeningen, die allemaal gebruikt worden, maar wel steeds voor andere groepen ISK-leerlingen. Hoewel men in de meeste ISK's Zebra gebruikt als basismethode, bestaat er nog veel behoefte aan aanvullend materiaal om leerlingen extra oefening te kunnen geven op het gebied van spelling, woordenschat, schrijfvaardigheid en technisch en begrijpend lezen. In iedere fase van het ISK-onderwijs is er wel behoefte aan extra materiaal. Soms wordt dat structureel, voor alle groepen, ingezet, maar het komt ook voor dat bepaalde materialen gebruikt worden om individuele leerlingen extra ondersteuning en begeleiding te geven. Het alfabetiseringsmateriaal dat onder de titel Alfa flex sinds 2001 op de markt is, kan op verschillende manieren worden ingezet in de ISK en is daardoor goed bruikbaar om de technische lees- en schrijfvaardigheid van leerlingen in de aanvangs- en alfabetiseringsgroepen van de ISK te ontwikkelen en/of te verbeteren.
| |
Technisch en begrijpend lezen
Alfa flex (Laan-Stoffels 2001a) is alfabetiseringsmateriaal, dat binnen het ROC ter AA te Helmond is ontwikkeld. Het niveau is afgestemd op de doelstellingen van de Blokkendoos KSE, Nederlands als Tweede Taal (Raymakers-Volaart e.a. 2000). In Alfa flex wordt direct gestreefd naar beheersing van het technisch lezen in combinatie met ontwikkeling van vaardigheid in begrijpend lezen. Bovendien wordt in Alfa flex aandacht besteed aan de oefening van zowel technisch schrijven als functioned schrijven. Het materiaal werkt daartoe volgens een ‘functionele drieslag’ (Laan-Stoffels 2001b). Docenten die met Alfa flex werken, gebruiken teksten die de cursisten in hun dagelijks leven tegenkomen. Het materiaal is dan voor de cursisten herkenbaar, waardoor zij ervaren dat zij iets leren dat direct toepasbaar en bruikbaar is. Het leren lezen en schrijven van teksten die men tegenkomt of nodig heeft in het dagelijks leven is dan ook het vertrekpunt van het materiaal. Desalniettemin leert Alfa flex de cursisten lezen en schrijven volgens de structuurmethode. Er wordt echter vanaf het begin een vertaalslag gemaakt van de geleerde vaardigheden naar de leefwereld van cursisten. Zo wordt in niveau ‘1A’ van het materiaal al gewerkt aan begrijpend lezen op basis van wat is aangeleerd tijdens het behandelen van de eerste lees- en schrijfboekjes. Boekje 6 van niveau 1A met de titel ‘de jas is te duur’ start bijvoorbeeld met een oefening waarbij de docent werkt met door de cursisten zelfmeegebrachte reclamekranten. De cursisten moeten artikelen en woorden die zij (her)kennen omcirkelen en de woorden die zij kennen, lezen en opschrijven.
| |
Drie delen
Het materiaal kent drie delen, die worden aangeduid als ‘niveaus’ om aan te geven dat het gaat om materialen die aansluiten bij de blokken 1A, 1B en 1C van de Blokkendoos Nederlands als tweede taal. Ieder niveau bestaat uit een serie lees- en schrijfboekjes, die de cursist overigens niet per definitie allemaal door hoeft te werken. De docent speelt namelijk een belangrijke rol bij het werken met Alfa flex en het afstemmen van het materiaal op de onderwijsbehoefte
| |
| |
van de cursist. Er wordt van de docent verwacht dat hij/zij handelt op basis van inzicht in het alfabetiseringsproces en dat hij/zij dus ook keuzes durft te maken. Het maken van keuzes wordt enigszins vergemakkelijkt door een aantal leerstofafhankelijke toetsen, die docenten naar eigen inzicht in kunnen zetten. Het is mogelijk om na ieder boekje een test af te nemen, maar de docent kan ook wachten tot een cursist meerdere boekjes van een niveau heeft doorgewerkt. Op basis van de toetsresultaten kunnen dan weer keuzes voor het vervolgtraject van de cursist gemaakt worden.
Het eerste niveau ‘1A’ is vooral gericht op het aanvankelijk leren lezen, zoals het analyseren en synthetiseren van woorden. Het aanbieden van letters en tweetekenklanken gebeurt overigens zowel in niveau 1A als in niveau 1B. Niveau 1B is een voortzetting van het aanbod van niveau 1A en streeft naar beheersing van de eindtermen die in de blokkendoos horen bij de onderwijseenheden 1B. Zo moeten cursisten, aan het einde van 1B woorden, die zij in het dagelijks leven tegenkomen en waarvan de betekenis bekend is, leestechnisch kunnen ontsleutelen en schrijven. Dit moeten ook kunnen als die woorden in zinsverband worden gepresenteerd. Het laatste niveau 1C is vooral gericht op het gebruiken, verbreden en verdiepen van aangereikte kennis en vaardigheden. Ook dit is in overeenstemming met de eindtermen 1C die worden beschreven in de Blokkendoos. Ook de opdrachten van niveau 1C van Alfa flex zijn functioneel, maar vergen een hogere beheersing van lees- en schrijfvaardigheid, die wordt toegepast om bijvoorbeeld een woord in het woordenboek op te zoeken of de cursist te leren hoe hij een acceptgiro in moet vullen.
| |
Zelfstandig werken
In Alfa flex wordt veel met symbolen gewerkt om cursisten op een eenvoudige manier te laten zien wat zij moeten doen. Een cursist weet bijvoorbeeld dat hij de docent moet vragen een tekst voor te lezen als er een symbool van een telefoonhoom bij een oefening staat. Omdat symbolen te begrijpen zijn zonder veel taal te gebruiken, is het mogelijk om al heel vroeg in het alfabetiseringstraject met Alfa flex cursisten zelfstandig te laten werken. Al moet het werken met de symbolen wel eerst geoefend worden. De cursisten moeten immers goed begrijpen wat zij moeten doen als zij een tekening van een pen, bril, bel, boek of een ander symbool boven aan een blad zien staan. Omdat niet in elk boekje dezelfde symbolen gebruikt worden, is er steeds bij de start van een nieuw boekje even aandacht nodig voor de symbolen die in het boekje gebruikt worden.
Cursisten kunnen daardoor al snel zelf aan de slag met het materiaal van Alfa flex. Voor zelfstandig werken en zelfstandig leren is echter meer nodig. De cursist moet ook inzicht hebben in het eigen leerproces, zodat hij zijn aandacht kan richten op de vaardigheden en kennis die nog onvoldoende ontwikkeld blijken te zijn. Daarom is bij Alfa flex een werkkaart ontwikkeld, waarop de toetsresultaten genoteerd worden. Aan de hand van de werkkaart weten cursisten welke onderdelen wel en welke niet beheerst worden. De docent kan met de cursist het overzicht van resultaten bespreken en reflecteren op de manier van werken, die mogelijk leidt tot onvoldoende prestaties of juist positieve resultaten heeft gehad.
| |
Alfabetisering in de ISK
In de ISK worden net als in ROC's leerlingen opgevangen die nog niet kunnen lezen en schrijven. Op sommige ISK's worden deze leerlingen apart gegroepeerd in een alfabetiseringsklas. Om dat te kunnen doen, moet de ISK wel genoeg analfabete leerlingen hebben. Een klas van twee of drie leerlingen is voor veel scholen nu eenmaal te kostbaar. In een alfabetiseringsklas zitten meestal ongeveer tien leerlingen, die ieder om andere redenen analfabeet zijn.
Sommige leerlingen hebben in het eigen land door omstandigheden geen onderwijs kunnen volgen, anderen hebben in een vroeg stadium problemen gehad met het gegeven onderwijs, waardoor de ouders hebben besloten dat de leerling beter kon gaan werken dan naar school gaan. Weer andere leerlingen kunnen wel lezen en schrijven, maar beheersen die vaardigheden in een schrift dat sterk afwijkt van het Nederlandse. Voor hen is soms een korte periode in de alfabetiseringsklas nodig, zodat zij de letters van het Latijnse schrift leren schrijven en leren welke klanken bij de Nederlandse letters horen. De leerlingen in de alfabetiseringsklas verschillen dus in hun (taal)achtergrond, capaciteiten en hun voorkennis met betrekking tot letters, klanken en de manier waarop beidetijdens het lezen en schrijven met elkaar verbonden worden. Op veel ISK's wordt voor het lees- en schrijfonderwijs in de alfabetiseringsgroep de structuurmethode Lezen doe je overal (Project bureau OVB 1996) gebruikt. Lezen doe je overal is een bewerking voor tieners van de methode Veilig leren lezen (Mommers, Verhoeven & Van der Linden 1991) en bestaat uit twaalf leesboekjes met werkboekjes. De leesboekjes zijn apart geschreven voor tieners, maar wel gebaseerd op dezelfde kernwoorden als die van Veilig leren lezen. De werkboekjes horen bij de basisschoolmethode
| |
| |
‘Veilig leren lezen’ en zijn dus niet speciaal voor de ISK ontwikkeld. Leerlingen lijken daar geen moeite mee te hebben. Zij klagen vrijwel nooit over het feit dat de werkboekjes of de ondersteunende softwareprogramma's als ‘maanroos-vis’ te kinderachtig zijn, terwijl het soms voor docenten toch enigszins gênant is als jongelui van vijftien in werkboekjes van groep 3 van het basisonderwijs moeten werken. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat Lezen doe je overal vaak het allereerste lesmateriaal is waarmee de leerlingen werken. Voor hen is het feit dat ze leren lezen en schrijven belangrijker dan het voorkomen van soms kinderachtige plaatjes in het oefenmateriaal.
| |
TPR
Leerlingen moeten op de ISK in zo kort mogelijke tijd veel kennis en vaardigheden verwerven. Enerzijds moeten zij de taal leren omdat ze in de Nederlandse maatschappij moeten functioneren, maar anderzijds moeten zij ook al snel de Nederlandse taal leren gebruiken als middel om deel te kunnen nemen aan het Nederlandse onderwijs. Dat geldt voor leerlingen in het alfabetiseringstraject net zo goed als voor de andere leerlingen. Het onderwijs in een alfabetiseringsklas is dan ook niet alleen gericht op het leren lezen en schrijven. Er worden ook TPR-lessen gegeven om de leerlingen mondeling woorden te leren, die zij in de school nodig hebben. Ook worden woorden geleerd die de leerlingen buiten de school tegenkomen, bijvoorbeeld in winkels, op het station, op straat, bij de huisarts, in het ziekenhuis en bij instanties zoals de vreemdelingenpolitie, vluchtelingenwerk of de voogdijinstelling Nidos. De TPR-lessen kunnen tot op bepaalde hoogte gecombineerd worden met de lessen die met de alfabetiseringsmethode worden gegeven. Het gaat dan voornamelijk om het leren begrijpen en gebruiken van instructiewoorden, die nodig zijn om te kunnen werken met de lesmaterialen. Doordat de tekstboeken van ‘Lezen doe je overal’ aansluiten op de leefwereld van jongeren van 12 tot 16 is het tot op bepaalde hoogte mogelijk om bij de verhalen aan te sluiten als er TPR-lessen gedaan moeten worden.
Maar er zijn ook leesboekjes waarbij dit niet kan, omdat de teksten vooral leuk en verhalend zijn en bijvoorbeeld gaan over jongeren die een boshut bouwen, over een schoolfeest, Tijl Uilenspiegel of over Aladdin.
| |
Alfa flex als aanvulling
Voor sommige ISK-leerlingen is Alfa flex een goede aanvulling op, of alternatief voor Lezen doe je overal. Er zijn bijvoorbeeld analfabete ISK-leerlingen, die een zeer volwassen leven leiden, omdat zij alleen naar Nederland zijn gekomen en zelfstandig wonen in een kleine wooneenheid. Voor hen verdient een alfabetiseringstraject zoals dat wordt vormgegeven met Alfa flex de voorkeur. Er wordt dan immers geoefend met formulieren, brieven, folders en andere teksten die de leerlingen in hun dagelijks leven tegenkomen. De leerlingen leren omgaan met teksten, die zij vaak alleen kunnen begrijpen als iemand met een goede beheersing van het Nederlands hen helpt. Maar ook voor andere analfabete ISK-leerlingen heeft Alfa flex voordelen. Door de functionele drieslag is het makkelijker de TPR-lessen en het lees- en schrijfonderwijs in elkaar over te laten gaan, waardoor leerlingen ook beter begrijpen wat het belang en nut is van een goede schrijf- en leesvaardigheid. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat alfabetiseringsleerlingen vaak erg gemotiveerd zijn en dit inzicht niet nodig hebben om met enthousiasme deel te nemen aan het onderwijs. Daarentegen hebben zij dit inzicht wel nodig om greep te krijgen op het onderwijs en verworven kennis en vaardigheden in een logisch verband te plaatsen.
En er zijn leerlingen waarvoor het materiaal van Lezen doe je overal niet voldoende is om de Nederlandse taal vlot te leren lezen en schrijven. Ze hebben meer oefening nodig om de technische lees- en spelvaardigheid onder de knie te krijgen. Deze leerlingen kunnen door het inzetten van Alfa flex-onderdelen van het alfatraject nog eens herhalen. De werkboekjes van Alfa flex bieden dan een extra uitdaging en de leerlingen zullen de herhaling niet ervaren als het overdoen van eerder aangeboden stof. Dat geldt in nog sterkere mate voor de leerlingen die moeilijk lerend blijken te zijn. Verder biedt Alfa flex de kleinere ISK's, waar men niet genoeg alfabetiseringsleerlingen heeft om een aparte alfabetiseringsgroep te vormen, de mogelijkheid om de analfabete leerlingen in de aanvangsgroep een eigen traject aan te bieden. De leerlingen werken voor een deel zelfstandig met het materiaal, waardoor de docent de leerlingen aan het werk kan zetten terwijl hij andere leerlingen met andere opdrachten helpt. Een deel van de oefeningen van Alfa flex kan bovendien door alle leerlingen gedaan worden, omdat het gaat om het functioneel en begrijpend lezen van teksten uit de leefwereld van de leerlingen.
| |
Moeilijk lerenden
In de ISK van het Stedelijk College Eindhoven merken we dat er leerlingen zijn die blijven hangen in de aanvangsfase. Soms hebben zij eerst een alfabetiseringstraject door- | |
| |
lopen en heeft de docent van de alfaklas geconstateerd dat de leerling het lezen en schrijven voldoende beheerst om in een klas die bezig is met de laatste onderdelen van het aanvangsprogramma verder te werken aan de beheersing van de Nederlands taal. De docenten van de klas waarin de leerling vervolgens geplaatst is, constateren na verloop van tijd dat de leerling veel fouten maakt bij het schrijven van woorden en dat het lezen niet vlot genoeg gaat om het aanvangsprogramma succesvol te doorlopen. Het zijn vaak deze leerlingen die op den duur moeilijk lerend worden genoemd, omdat zij niet alleen het lezen en schrijven moeizaam leren, maar ook omdat het moeilijk lukt grammaticaal correcte Nederlandse zinnen te maken, de woordenschat voldoende uit te breiden, complexe instructies te begrijpen en/of teksten begrijpend te lezen.
Leerlingen die in de ISK van het Stedelijk College Eindhoven moeizaam het aanvangsprogramma doorlopen worden in een aparte groep met ‘moeilijk lerenden’ geplaatst. Het is echter moeilijk om hen een programma ‘op maat’ aan te bieden. De leerlingen zijn vaak al een tijd bezig met het aanvankelijk onderwijs Nederlands als tweede taal en zijn daardoor moeilijk te motiveren voor ‘meer van hetzelfde’. Inmiddels is de methode Hippo (CED-groep 2003) op de markt, zodat er wel een basismethode is die in de moeilijk lerenden klas te gebruiken. Hippo biedt echter onvoldoende oefening om het niveau van technische leesvaardigheid en spellingsvaardigheid te verbeteren.
Sommige leerlingen in de ‘moeilijk lerenden klas’ blijken tijdens de halfjaarlijkse toetsing op de toetsen voor spellingvaardigheid, technische leesvaardigheid en begrijpend lezen te scoren op het niveau van een leerling in groep 3 van het basisonderwijs. Ook voor hen is het nodig om ook te blijven werken aan hun schrijf- en leesvaardigheid.
Gebeurt dat niet, dan verlaten de leerlingen als functioneel analfabeet de ISK en zullen zij ook op bijvoorbeeld de praktijkschool hinder ondervinden van het feit dat zij in het Nederlands nauwelijks kunnen lezen en schrijven.
| |
Inbedding in het onderwijsaanbod
Op het Stedelijk College Eindhoven merkten we dat het nog eens aanbieden van Lezen doe je overal de moeilijk lerende leerlingen niet motiveert. Een zoektocht naar alternatieven voor deze groep leidde uiteindelijk naar een voorlichtingsbijeenkomst over Alfa flex, die in december werd gehouden in het ROC Helmond. Tijdens de bijeenkomst werd toegelicht hoe Alfa flex was opgebouwd, welke werkwijze gehanteerd werd tijdens het werken met het materiaal, waarna de deelnemers in groepen werden verdeeld om in klassen te kijken. Aan het eind van deze ‘kijkronde’ was tijd ingeruimd om deelnemers ervaringen uit te laten wisselen. Stefanie Laan-Stoffels, de auteur van Alfa flex, was bovendien aanwezig om vragen te beantwoorden. Daar bleek dat Alfa flex op vee] ROC's makkelijk geïntegreerd kan worden in de rest van het onderwijsprogramma. De symbolen die in Alfa flex worden gebruikt, worden dan alvast aangeboden in het voortraject, dat meestal wordt vormgegeven aan de hand van Een zekere woordenschat (Kreulen & Tholen 2002). In het voortraject worden cursisten aanspreekbaar gemaakt en pas tegen het eind van dat traject maken cursisten kennis met de manier van werken van Alfa flex.
In de ISK zou het voortraject bestaan uit het eerste deel van het aanvangsprogramma, dat veelal wordt vormgegeven met behulp van zelfgemaakt TPR-materiaal of met TPR, Nederlandse taal in actie (De Ru 1989). Het inzetten van Alfa flex voor een leerling die niet analfabeet is, maar wel veel moeite heeft met technisch lezen en spellen, lijkt een meer wenselijke oplossing dan een leerling overplaatsen naar een alfabetiseringstraject. De docent moet natuurlijk wel het werken met de symbolen oefenen, het proces bewaken en met de leerling reflecteren op de leervorderingen, maar de leerling hoeft niet uit de vertrouwde groep weg.
In plaats van extra lees- en spellingsonderwijs in de aanvangsgroep aan te bieden, kunnen aanvangsleerlingen die extra oefening nodig hebben in lees- en spellingsvaardigheid ook apart genomen worden. Zij krijgen dan extra lessen met Alfa flex en volgen verder het reguliere aanvangsprogramma. In de ISK van het Stedelijke College Eindhoven is ervoor gekozen leerlingen die zeer zwak zijn in technisch lezen en schrijven eens per week een extra lesuur aan te bieden, waarin gewerkt wordt met Alfa flex. De grootte van de groep moet nog vastgesteld, maar we gaan uit van minimaal 12 leerlingen die voor extra hulp via Alfa flex in aanmerking komen. Leerlingen die zullen deelnemen aan de extra leesen schrijflessen worden geselecteerd op basis van de scores op de toetsen die in het kader van de aanvraag tot leerweg-ondersteuning halfjaarlijks worden afgenomen om de technische leesvaardigheid en de spellingvaardigheid te meten. Het blijkt lastig te zijn om de criteria zo te formuleren dat leerlingen voor wie het aanbod tijdens het extra lesuur Alfa flex geschikt is, direct getraceerd kunnen worden. Het is een afweging van verschillende factoren, zoals het aantal
| |
| |
maanden dat de leerling NT2-onderwijs heeft gevolgd, de cognitieve capaciteiten, het uitstroomperspectief, het niveau van technisch lezen en schrijf-, cq. spellingvaardigheid. Toch gaan we ermee van start. Vooralsnog beslist het NT2-docententeam dat lesgeeft aan een bepaalde leerling of een leerling deel moet gaan nemen aan de extra lessen met Alfa flex. Al werkend zullen we op basis van evaluatie van het proces en de leerresultaten criteria opstellen voor vroegtijdige signalering van een leerling die extra lees- en spellingsoefening nodig heeft door met Alfa flex te werken.
| |
Tot slot
Alfa flex lijkt voor de ISK veel mogelijkheden te bieden om leerlingen alfabetiseringsonderwijs te geven of juist aanvullend op het alfabetiseringstraject extra lees- en schrijfonderwijs aan te bieden. Het al vroeg zelfstandig werken aan functioneel en begrijpend lezen zorgt er bovendien voor dat ook zwakke leerlingen in ieder geval de basis leggen voor sociale redzaamheid en zelfstandige leerders worden, die inzicht hebben in de vaardigheden en kennis die zij wel en niet beheersen. Voor de ISK als onderwijsinstelling biedt Alfa flex de mogelijkheid om toch een individueel traject uit te zetten zonder dat leerlingen in aparte groepen hoeven te worden geplaatst. Alfa flex doet zijn naam meer dan recht: het materiaal kan tijdens het traject op de onderwijsbehoefte van de leerling worden afgestemd, maar ook op verschillende manieren in de ISK ingezet worden. Daardoor is Alfa flex meer dan één van de vele methodes uit het magazijn van de ISK: het maakt het mogelijk een maatgesneden onderwijsaanbod te realiseren voor de steeds groter wordende groep leerlingen met speciale behoeften op het gebied van lees- en schrijfvaardigheidsontwikkeling.
| |
Literatuur
Laan-Stoffels, S. (2001a), Alfa flex, Helmond, ROC, Ter AA. |
Laan-Stoffels, S. (2001b), ‘Alfa flex: lees en schrijfmateriaal op maat’, in: ALFA-nieuws, 2, 19-22. |
Mommers, C., L. Verhoeven en S. van der Linden (1991), Veilig leren lezen (maan-roos-vis-versie), Tilburg, Zwijsen. |
Ru, E. de (1989), TPR. Nederlandse taal in actie, Baarn, Fontein. |
Projectbureau OVB (1996), Lezen doe je overal, Tilburg, Zwijsen. |
CED-groep (2003), Hippo, Rotterdam, Uitgeverij Partners. |
Kreulen, J. en B. Tholen (2002), Een zekere woordenschat, Utrecht, NCB. |
Raaymakers-Volaart, C., E. Leenders en B. Buvelot (2000), Blokkendoos KSE. Leergebied Nederlands als Tweede Taal. |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, Enschede/Den Bosch, SLO/CINOP. |
|
|