| |
| |
| |
Werk in uitvoering
De overstap
Van ISK naar ROC
Henny Jellema/Lieven de Keijschool, Haarlem
met medewerking van Fred Goedhart, Marjolein Kempen en Rita Groothuizen
Laag en zeer laag opgeleide nieuwkomers - waaronder degenen die als analfabeet naar Nederland komen - zijn lang niet altijd in staat de opgelopen achterstand zover in te halen dat zij een assistent-beroepsopleiding (KSE 1) kunnen volgen. Dat geldt ook voor (zeer) laagopgeleide 16- tot 18-jarige nieuwkomers (AMP's, vluchtelingen en gezinsherenigers) die na twee jaar ISK verder moeten, maar de stap naar het ROC niet kunnen maken. In Rotterdam legde men zich niet neer bij deze situatie. Vmbo Nieuw Rotterdam (ISK) en ROC Zadkine Praktikon (de beroepsgerichte sector van ROC Zadkine) sloegen de handen ineen om uitval bij de doorstroom te voorkomen.
| |
Een bijzondere doelgroep
De groep waar het hier om gaat, is bijzonder om twee redenen. Het zijn minderjarige nieuwkomers die volop te maken krijgen met problemen rand hun status, huisvesting, financiële en sociale situatie. En de doelgroep is een zogenaamde Raven-5 groep. Dat wil zeggen dat deze leerlingen de score van 5 behaalden op de Raven-test, die afgenomen wordt bij alle potentiële ISK-leerlingen. Met deze non-verbale, interculturele intelligentietest wordt een inschatting gemaakt van
Beroepswensen van vmbo-leerlingen liggen soms ver buiten de werkelijkheid. Maryam bijvoorbeeld, een meisje van 16 uit Sierra Leone, heeft grote verwachtingen.
Ze wil chirurg worden. Ze heeft in haar eigen land vrijwel geen opleiding gehad. Ze is pas gealfabetiseerd en bezig niveau 1 van de Trajecttoets te halen. Ze heeft sectororiëntatie gedaan en ze ontdekte daar dat ze nog een lange weg voor zich heeft. Ze schrok ervan, maar gaf te kennen toch te willen. Het is onwaarschijnlijk dat ze ooit zover komt, maar waar dan wei? Voorlopig begint ze per 1 september 2003 met de opleiding Zorghulp, een assistentenopleiding.
het schooltype waarvoor een ISK-leerling geschikt is en waarna hij of zij kan doorstromen als het niveau Nederlands toereikend is (zie ook het artikel van Gerda Meijer en Jeanne Kurvers elders in dit nummer). Zo stromen leerlingen met een score van 1 meestal door naar havo/vwo en leerlingen met de score 2, 3 en 4 naar de verschillende leerwegen van het vmbo/mavo. Van leerlingen met een score vans wordt aangenomen dat een beroepsopleiding op niveau 1 er niet inzit. Deze Raven-5 groep bestaat uit ex-analfabeten en (zeer) zwakke leerders. Om voor deze groep een traject naar ongeschoold werk mogelijk te maken werden speciale maatregelen genomen die uitval bij de overstap naar het ROC zouden voorkomen.
| |
De start en verder
Zander bijzondere financiële toezeggingen van welke kant ook werd op persoonlijke instigatie van docenten, die zich sterk bij de problematiek van deze groep jongeren betrokken voelden, in 1999 een voorzichtige start gemaakt. ISK-leerlingen van het vmbo Nieuw Rotterdam werden in hun laatste jaar met extra activiteiten begeleid bij hun overstap naar de beroepsgerichte sector van ROC Zadkine Praktikon. In het schooljaar 1999-2000 ging het nag om vijftien leerlingen, maar het jaar daarop werd het project al uitgebreid: ook de
| |
| |
groepen in hun voorlaatste jaar werden al bij dit project betrokken. In totaal ging het daarbij om 110 leerlingen. In het voorlaatste jaar kregen deze leerlingen beroepsoenoriëntatie en in hun laatste jaar gingen zij één dag per week daadwerkelijk binnen het ROC aan de slag. Zowel assessment (heb ik wel een goede keuze gemaakt en wat zijn mijn mogelijkheden) als begeleiding door een multidisciplinair team vormden daarvan een onderdeel. In het schooljaar 2001-2002 ging het om 121 leerlingen en in het lopende schooljaar 2002-2003 doet ook het vmbo Nieuw Zuid mee en zijn er contacten met de praktijkscholen om te bezien of ook deze leerlingen gebaat zijn bij dezelfde aanpak.
| |
Een multidisciplinair team
Vanwege de bijzondere problematiek van de 16- tot 18-jarige nieuwkomers werd de begeleidingsstructuur van het project De Overstap uitgebreid met een multidisciplinair team, waarin de interne begeleiders op Nieuw Rotterdam en ROC Zadkine samen gingen werken met externe hulpverlenende instanties om de toegang tot de hulpverlening zo laagdrempelig mogelijk te maken voor hun vaak alleenstaande leerlingen. Omdat de vluchtelingenproblematiek ook nieuw was voor de begeleiders, was het van groot belang kennis en ervaring uit te wisselen op dit terrein en deskundigheid op te bouwen.
In het multidisciplinaire team zaten behalve de mentoren van de nieuwkomersgroepen een schoolarts, Vluchtelingenwerk maatschappelijk werk (huisbezoeker), logopedie, coördinatoren van de voogdijorganisatie, de huisvestingsorganisatie COHAR/AMA en de leerplichtambtenaar. Het multidisciplinaire team Ievert geen kant en klare antwoorden en oplossingen, maar door het samenbrengen van visies, ervaringen en expertise kon worden gestart met het ontwikkelen van beleid. Om als multidisciplinair team goed te kunnen functioneren, is draagvlak binnen de school en bij het management van belang. Het team had gehoopt dat zijn activiteiten in het oog zouden springen en de aandacht zouden krijgen van het management. Volgens het jaarverslag van 2001 heeft deze ‘profilering’ naar het hogere niveau nog niet plaatsgevonden, maar het werd voor 2002 opnieuw als doel geformuleerd. Intussen schrijven we 2003 en is het multidisciplinaire team voorgesteld voor de Zadkine-kwaliteitsprijs. Er is bovendien overleg gaande om het multidisciplinaire team per 1 augustus 2003 te implementeren in het ROC en de bekostiging en organisatie te dragen vanuit het gehele ROC.
| |
Doelstellingen operationaliseren
De hoofddoelstelling van het project - uitval bij overstap naar het ROC voorkomen en doorstroom verbeteren - werd gerealiseerd door het project toe te spitsen op drie punten:
• | de keuzebegeleiding verbeteren; |
• | de zogenoemde overgangsmomenten, dat wil zeggen de overstap van het laatste jaar vmbo naar het ROC, beter begeleiden; |
• | deze groep nieuwkomers als extra risicogroep benoemen en als zodanig begeleiden. |
De Overstap is in eerste instantie gericht op versterking van het ISK-traject op het vmbo. Hierin wordt geïnvesteerd om doorlopende leerlijnen voor de nieuwkomers te creëren. In het werkplan van De Overstap voor het schooljaar 2001-2002 werd dan ook een traject uitgewerkt waarin leerlingen al in de eerste opvang van het vmbo zich oriënteren op verschillende beroepsrichtingen en een keuze maken.
Vervolgens maken ze geleidelijk de overstap naar het ROC. Deze maatregelen hebben ertoe geleid dat in 2002 bij De Overstap maar één leerling is uitgevallen, en wel omdat hij terug moest naar zijn land van herkomst.
| |
Organisatie en uitgangspunten
Het ISK-traject is verdeeld in vier perioden van een halfjaar. Het eerste halfjaar volgen de leerlingen het reguliere ISK-programma voor 16-plussers. Gealfabetiseerde 16-plussers krijgen Nederlands volgens de multimediale methode Nieuwe Buren (Malmberg). In het tweede halfjaar volgen ze naast het reguliere ISK-programma één dagdeel in de week de zogenaamde sectororiëntatie. Het programma is afgestemd op de instroomeisen van het ROC Zadkine. Tijdens het ISK-traject op het vmbo zitten de 16- tot 18-jarige leerlingen die in aanmerking komen voor De Overstap in aparte groepen. De organisatie van de groepen is mede afhankelijk van de sector waarvoor de leerlingen kiezen. Voor de Raven-5 groep van zwakke en pas of nog niet volledig gealfabetiseerde leerlingen is dit een te zware opgave. Voor hen moest een eigen Overstap ontwikkeld worden. Een adequate intake en een adequaat onderwijsprogramma waren niet voorhanden voor deze groep en het beginniveau kon niet worden vastgesteld. Men kwam overeen dat de uitgangspunten voor het onderwijstraject voor de Raven-5 groep de volgende moesten zijn:
• | een concreet onderwijsaanbod gericht op versterking en differentiatie van NT2; |
• | ontwikkeling van doorlopende leerlijnen; |
| |
| |
• | een aantrekkelijke leeromgeving maken; |
• | praktijkervaring opdoen (learning by doing), vooral gericht op Zorg en Techniek; |
• | het ontwikkelen van sleutelvaardigheden waaronder sociale en beroepsvaardigheden; |
• | intensieve begeleiding en ondersteuning gericht op de leerwens van de deelnemer. Dit mondt uit in individuele maatwerktrajecten; |
• | bewustwording van eigen wensen en mogelijkheden ten aanzien van hun toekomstige plaats in de Nederlandse samenleving. |
| |
Het programma voor de Raven-5 groep
NT2
Nederlands blijft de toegangspoort tot deelname aan de Nederlandse samenleving. Vandaar dat ook binnen dit traject NT2 een van de zwaartepunten vormt met twaalf lesuren per week. Het streven is de cursisten tot NT2-niveau 2 te brengen, maar de doelstellingen worden breder opgevat dan alleen het leren van Nederlands. Veel aandacht wordt ook besteed aan zelfstandig leren denken, meningsvorming en bewustwording van de eigen toekomstige plek in de Nederlandse samenleving.
Als lesmateriaal voor NT2 wordt gebruikgemaakt van basisleergangen als Breekijzer, IJsbreker en Zebra. Voor alle vaardigheden is aanvullend lesmateriaal nodig om te differentiëren en verdieping aan te brengen. Hiervoor wordt onder andere gebruikgemaakt van Beter Lezen en Verder Lezen, materiaal voor alfabetisering, spelling en grammatica (ontwikkeld door de vroegere Taalschool voor Vluchtelingen te Rotterdam) en, op hoger niveau, ook Zestien Plus. Door middel van excursies en authentiek materiaal wordt getracht verbanden te leggen tussen de school en de ‘echte’ wereld. Het dagblad Metro levert hiervoor goede aanknopingspunten. Doordat ook collega-docenten tijdens de lessen de jongeren stimuleren het geleerde toe te passen, wordt bevorderd dat Nederlands spreken niet gekoppeld blijft aan het NT2-lokaal, maar dat deelnemers permanent alert blijven op het gebruik van de Nederlandse taal. NT2 wordt zo cruciaal gevonden dat voor het cursusjaar 2002-2003 de wens werd uitgesproken vijf dagdelen NT2 in het rooster te mogen opnemen.
| |
Praktische vaardigheden
Voor het onderdeel Praktische Vaardigheden zijn de lessen en opdrachten in de eerste plaats gericht op het ‘doen’. In deze lessen worden eerst (kleine) praktijkopdrachten uitgevoerd. Pas daarna zullen begrippen en theoretische kennis betekenis krijgen voor de leerlingen. Er is voortdurend de mogelijkheid om binnen de opdrachten te differentiëren, naar moeilijkheidsgraad of naar voorkeur van de leerling. De taken worden afwisselend individueel en in samenwerking met anderen uitgevoerd.
| |
Praktische vaardigheden
Algemene doelen
• | Inzicht krijgen in de eigen technische vaardigheden en deze ontwikkelen. |
• | Zich oriënteren op technische beroepssectoren. |
• | Begrippen kennen en woordenschat opbouwen. Deze kennis en vaardigheid is ter voorbereiding op werk of scholing binnen een technische beroepssector, maar is ook van belang voor de sociale redzaamheid. |
Bij de vaardigheden wordt gelet op:
• | de grove en fijne motoriek; |
• | het aflezen en aftekenen; |
• | samenwerking; |
• | zelfstandig een taak uitvoeren; |
• | zich creatief uitdrukken. |
Kennisaspecten zijn o.a.:
• | gereedschappen en materialen kennen; |
• | bijbehorende woorden kennen; |
• | projecties (tekeningen) lezen; |
• | meetkundige begrippen; |
• | inzicht in ‘de technische wereld’. |
Eén keer per halfjaar wordt de theoretische kennis getoetst, ieder met een eigen toets op eigen niveau. Met het maken van een praktijkopdracht wordt de vaardigheid beoordeeld. Daarnaast wordt een observatieformulier bijgehouden om de cursist te volgen in zijn werk.
En dit alles vindt plaats in een mooi, ruim lokaal met zorgvuldig geordend gereedschap en de radio soms zachtjes aan.
| |
Zorg en sociale vaardigheden
Er staat twee uur gepland voor sociale vaardigheden en twee uur voor verzorging. Meestal wordt er geen duidelijke scheiding aangebracht door de docent en wordt de hele ochtend aan één onderwerp besteed. De docent zoekt nog naar de
| |
| |
juiste methode en benadering voor deze groep en naar de invulling van deze vakgebieden.
In het begin heeft de aandacht vooral bij het vakgebied van de verzorging gelegen en zijn onderwerpen behandeld als lichamelijke, geestelijke en sociale gezondheid; verzorging: zelfzorg, mantelzorg, professionele zorg; voeding, wat eet je en wat zit erin, culturele verscheidenheid in de verschillende voedingsgewoonten, koken.
Later in het jaar is ook de interactieve kant van sociale vaardigheden belicht, waarbij het onder andere ging om onderwerpen als communicatie, zelfbeeld of een gesprek beginnen en onderhouden.
| |
Observatie van Fred Goedhart, begeleider:
Zelfbeeld
De aarzeling wie je bent en de schroom om jezelf, je eigen identiteit met behulp van eigenschappen en gedragingen vorm te geven was ontroerend.
In de westerse cultuur (o.a. opvoeding en onderwijs) is veel aandacht voor de individuele ontwikkeling.
Socialisatie in deze richting heeft nog nauwelijks plaatsgevonden. We hebben hier heel interessant over zitten praten.
| |
Digitale vaardigheden en rekenen
Bij dit vak wordt de deelnemers geleerd te werken met de programma's Windows, Word, Internet Explorer en een e-mailprogramma. Bij rekenen wordt KSE-niveau 2 nagestreefd.
| |
Beroepsooriëntatie
In de eerste fase wordt gewerkt met een methode voor beroepskeuzebegeleiding (Thuis in eigen toekomst, Stichting Pyloon) die veel aandacht besteedt aan de culturele factoren die in Nederland als belangrijk worden ervaren en de culturele factoren die de deelnemers vanuit hun eigen cultuur meebrengen.
In de tweede fase verdiepen de deelnemers zich in het gekozen beroep en de specifieke vaardigheden die daarbij horen. In deze fase is er ook een stage. De stage is een nieuw element in het project.
| |
De stage
Het uitgangspunt van de stageperiode is een eerste kennismaking met het gekozen beroep op de echte werkvloer. De stage heeft een oriënterend karakter. Het gaat veel meer om beeldvorming dan om het je eigen maken van allerlei beroepsspecifieke handelingen. Aan het eind van het traject moeten de deelnemers in staat zijn te kiezen voor een van de beroepsopleidende voortrajecten van Zadkine Praktikon.
De plaatsing van de deelnemers van de eerste groep heeft duidelijk gemaakt dat de stage vaak een positief effect had op persoonlijke ontwikkeling en taalontwikkeling, maar de stage voorkwam ook dat de stap om mee te draaien op de werkvloer te groot werd (uitval, zekerheid). Enkele deelnemers hadden onvoldoende beeld van de gekozen richting en haakten af toen de aard van de werkzaamheden besproken werd. Zij zijn zich opnieuw aan het oriënteren. Eigenlijk was niemand voldoende vaardig in het voeren van een stagesollicitatiegesprek. Het kwam vaak voor dat deelnemers niet wisten wat wel of niet gepast is in zo'n gesprek (telefoneren,
Figuur 1: Suggestie voor stageopbouw (Marjolein Kempen, ROC Zadkine Praktikon)
| |
| |
kauwgom kauwen). Het lijkt dan ook goed een aantal criteria vast te stellen voor het stage lopen. Ook zou een logische opbouw in het programma mogelijk meer houvast kunnen bieden op weg naar en tijdens de stage. Daarbij wordt gedacht aan een programma waarbij deelnemers systematisch steeds meer kennis en vaardigheden opdoen die ze uiteindelijk in de stage kunnen gebruiken. De verschillende lessen zouden wellicht meer op elkaar afgestemd kunnen worden en elkaar kunnen versterken (bijvoorbeeld bij het sollicitatiegesprek is een combinatie van NT2, sociale vaardigheden en kennis van de functie waar iemand op solliciteert, van belang).
Aan de volgende criteria moet de leerling, volgens stagebegeleidster Marjolein Kempen, minimaal voldoen om de stage tot een succes te brengen:
• | aanwezigheid bij de lessen; |
• | op tijd komen; |
• | afspraken kunnen nakomen; |
• | voldoende Nederlands beheersen om (eenvoudige) opdrachten te kunnen begrijpen en een eenvoudig gesprek te kunnen voeren; |
• | in staat zijn initiatieven te nemen ten behoeve van de werkzaamheden op de stageplek. |
Om aan die criteria te voldoen zouden bijvoorbeeld de volgende vaardigheden meer getraind kunnen worden: een stagesollicitatiegesprek oefenen in de lessen beroepsoriëntatie, zichzelf afmelden bij een werkgever en kunnen uitleggen waarom men niet komt, vragen leren stellen om eigen initiatief te kunnen ontwikkelen.
Het lijkt dan ook goed om de drie dagdelen die meegelopen kunnen worden op de diverse opleidingen standaard in het programma op te nemen aan het begin van het cursusjaar. In de laatste fase van het traject kan één dag per week, twaalf weken lang, meegelopen worden op de opleiding naar keuze. Voor degenen die daar aan toe zijn, kan dit gecombineerd worden met een stage buiten de muren van Praktikon. De mensen die niet toe zijn aan een stage (bijvoorbeeld omdat zij niet aan de criteria voldoen), maken in dit programma dan toch kennis met de praktijk (weliswaar op de opleidingsvloer) en kunnen hun beroepskeuze hopelijk op die ervaring funderen. Op grond van deze ervaringen lijkt een stageopbouw zoals geschetst in figuur 1 de meeste ideale, volgens Marjolein Kempen.
Informatie:
ROC Zadkine Praktikon
|
|