Figuur 3 Scoreblad luistertoets
zO'n toets gericht is op het proces zou hij meerdere malen ingezet kunnen worden. Een verbetering laat zien dat de leerder vooruit gaat in zijn leren. Het wordt een zichtbaar teken dat zijn inspanningen resultaat hebben opgeleverd. Bij performance assesssment gaat het om reële en functionele taken die een goede weerslag vormen van het leerprogramma. Het gaat daarbij om het taalgedrag van de leerder tijdens het uitvoeren van de taak en de mate waarin de leerder erin slaagt de interactie mee vorm te geven of de richting daarvan te bepalen. De gemaakte spreektoets is gebaseerd op vier situaties die overeenkomen met de vier thema's van het lesprogramma:
• Kennismaken (over zichzelf praten en zijn lesrooster), |
• Sociale contacten (koffie/thee conventies en het sociaal praatje over het weer), |
• Verkeer (de weg wijzen), |
• Boodschappen (kopen op de markt en in een winkel). |
Plaatjes illustreren deze thema's in het oefenboek en op het scoreblad. Om te zorgen dat iedere leerder gelijk wordt behandeld zijn de vragen en/of instructies van de toetser vastgelegd.
Figuur 4 Voorbeeld uit de spreektoets
De spreektoets heeft de volgende kenmerken:
• De toets is taakgericht. |
• De toets bestaat uit vier taaltaken. |
• De toets wordt individueel met een toetsinstructeur afgenomen. |
Bij afname wordt gebruik gemaakt van attributen en simulatie. |
• De afname duurt I5 minuten. |
Hier volgt weer even een impressie van een afname.
Voor ieder thema was er een andere taak: De taak Kennismaken was in de vorm van een interview. Bij Sociale Contacten werd een bezoek nagebootst. De Weg Wijzen bij verkeer en vervoer werd uitgevoerd met gebruik van een maquette. Bij Boodschappen werd kopen op de markt en in een kleine winkel gesimuleerd. Iedere taak zou, gelet op het lesprogramma, bekend moeten zijn. Als dat niet het geval is, kunnen de resultaten een verkeerd beeld van de leerder geven. Het is dan immers niet duidelijk of zijn taalgebruik onvoldoende is of dat hij de toetsvorm niet begrijpt. Dit bleek het geval bij het onderdeel Vervoer. Werken met een maquette was nieuw en de resultaten reflecteerden dat. Tijdens de nabespreking was de vorm duidelijk geworden en konden de leerders zich op de taal concentreren. Bij het uitvoeren van de taken werden de leerders beoordeeld op: (1) verstaanbaarheid (kon de toetser hem verstaan?) (2) begrijpelijkheid van de instructie (begreep de leerder de vraag of opdracht of moest er herhaald worden?) (3) doelmatigheid (was de talige reactie adequaat?) (4) kwaliteit (werden de voor de situatie juiste woorden, intonatie of grammatica toegepast?).
Ieder criterium werd weergegeven met een symbool op het scoreblad. De leerders konden voor elk onderdeel 0, 1 of 2 punten scoren. Deze beoordeling werd vastgelegd op een scoreblad dat voor de leerder ook toegankelijk is. Ieder score werd in een kleur weergegeven: rood voor 0 (minder dan 40% acceptabel), geel voor 1 (ruim de helft acceptabel) en groen voor 2 (meer dan 70% acceptabel).
In zo'n beoordeling schuilt altijd een element van subjectiviteit. Het is niet louter een kwestie van goed of fout, maar ook van interpretatie. De ene docent vindt een leerder makkelijker te begrijpen of zijn reactie doelmatiger dan de ander. Het is belangrijk dat de criteria zo duidelijk mogelijk zijn zodat de beoordeling zo eerlijk mogelijk geschiedt. In figuur 5 en 6 staan voorbeelden.
De toets werd de dag na de afname, toen hij nog vers in het geheugen zat, klassikaal besproken. Met het scoreblad in de hand werd er weer geluisterd naar de band en iedere taak van de spreektoets werd weer uitgevoerd. Om de leerders meer inzicht in de beoordelingen te geven (en ze dus te leren op hun eigen