Alfa-Nieuws. Jaargang 5
(2002)– [tijdschrift] Alfa-nieuws– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een taal centraalTien talen naast elkaar
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Landen, talen, schrift en geletterdheidBovenaan de lijst van besproken landen en talen staat Nederland en het Nederlands. Dat is gedaan om een referentiekader te hebben voor de andere talen. Tenslotte is Nederlands de taal die geleerd moet worden en levert een van de andere (moeder)talen de basiskennis van waaruit een bepaalde NT2-leerder start. Bedoeld wordt dat een Marokkaan Nederlands leert met kennis van het Marokkaans of van een Berbertaal in zijn hoofd. Wat voor idee men ook heeft van het taalverwervingsproces, het valt niet te ontkennen dat een NT2-leerder het grammaticale systeem van de betreffende moedertaal grondig beheerst, of we nu denken aan de uitspraak (de fonetiek), de klankwetten (de fonologie), de structuur van zelfstandige naamwoorden en werkwoorden (morfologie) en de zinsbouw (syntaxis). Het kan niet alleen informatief, maar ook nuttig voor een docent zijn om iets te weten van die moedertaal. Van elk van die componenten van taal zal iets gezegd worden in dit overzicht. In de tweede kolom van de matrix zijn gegevens te vinden over wat de belangrijkste talen zijn in het betreffende land. In de derde kolom staan gegevens over het percentage analfabeten in dat land. Die percentages zijn gebaseerd op gegevens die aangeleverd zijn door de website van de Ethnologue (www.sil.org/ethnologue). In dezelfde kolom staat welk schriftsysteem gehanteerd wordt voor de betreffende taal. Ook talen die bekend staan als vooral gesproken talen, zoals de Berbertalen, kunnen geschreven worden. Er bestaat zelfs een eeuwenoud schriftsysteem voor het Berber (zie daarvoor Alfa-nieuws 2000-3), dat nu, wat gemoderniseerd, furore maakt: het Tifinagh. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KlanksysteemIn de vierde kolom van de matrix staan enkele kenmerken van het klanksysteem. Er wordt een indicatie gegeven van het aantal spraakklanken, zo mogelijk ook over het aantal klinkers en medeklinkers. De ene taal heeft namelijk een veel grotere variatie aan klinkers dan de andere taal, of de klinkers worden niet altijd opgeschreven terwijl ze wel uitgesproken worden. Dat is bijvoorbeeld het geval voor het Marokkaans Arabisch en het Berber. Op papier kan een lettergreep uit louter medeklinkers bestaan. In het onderstaande woord staan vier medeklinkers die twee lettergrepen vormen. In de uitspraak wordt er een heel korte /e/ tussen de medeklinkers van een lettergreep geplaatst. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In deze kolom wordt ook aangegeven of het om een toontaal gaat. In een toontaal heeft een woord een bepaald toonhoogtepatroon dat duidelijk een functie heeft voor de betekenis van het woord. Als toonhoogte al een functie heeft binnen het woord, is het moeilijk om toonhoogte ook nog binnen de zin een functie toe te kennen. Het Chinees kent daarom geen intonatie om een zin vragend te maken zoals in het Frans heel gebruikelijk is, maar het Chinees gebruikt een klein woord (partikel is de vakterm) om een bevestigende zin vragend te maken. Dat is dus niet hetzelfde als een vraagwoord. Een vraagpartikel betekent namelijk niets, een vraagwoord wel.
In vrijwel iedere taal beïnvloeden klanken elkaar in de uitspraak (assimilatie). In het Turks is dat verschijnsel heel sterk. Het is zelfs in de schrijfwijze te zien. Klinkers binnen een woord passen zich aan elkaar aan (klinkerharmonie). Het Turks kent bijvoorbeeld twee meervouds-vormen: de achtervoegsels -ler en -lar. De eerste klinker van het woord bepaalt welke van de twee meervoudsuitgangen past. Als de eerste klinker een ie zonder puntjes is (ongeveer net zo uit te spreken als de Nederlandse stomme e) moet -lar gebruikt worden, en wanneer de eerste klinker een ö is, -ler.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZinsbouwWat de zinsbouw betreft wordt hier alleen ingegaan op de basisvolgorde van de hoofdzin en, als die afwijkend is, ook van de bijzin. De volgorde van vraagzinnen komt hier niet aan de orde. In de matrix (5e kolom) komen maar drie basisvolgordes voor: SVO, VSO en SOV. De letters zijn afkortingen van:
Dat zijn misschien meer variaties dan waar je in eerste instantie aan denkt. Omdat wij als Nederlanders meer in aanraking komen met Engels en Frans krijgen we namelijk al snel de indruk dat alle talen zo in elkaar zitten (SVO). Die volgorde heeft het Nederlands ook in de hoofdzin.
Ik neem morgen de trein. S V O
Het Nederlands (en het Duits) is echter bijzonder omdat in de hoofdzin het hoofdwerkwoord ook achteraan de zin kan staan als er een hulpwerkwoord is, van tijd of aspect (hebben, zijn) of van modaliteit (moeten, willen). Ik heb gisteren al vroeg de trein naar Rotterdam genomen In de bijzin komt het werkwoord altijd achteraan zoals uit onderstaand voorbeeld duidelijk wordt. Ik was laat omdat ik de trein van 8 uur gemist had. Het Nederlands heeft dus eigenlijk twee volgordes: SVO en SOV. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Subject (onderwerp)In het Nederlands is een goedgevormde zin altijd voorzien van een onderwerp. Zelfs in zinnen waar het niet voor de hand ligt aan een persoon of ding te denken als uitvoerder van een handeling, wordt een onderwerp geplaatst. Denk maar aan zulke werkwoorden als ‘regenen’. In zinnen met die werkwoorden wordt het als onderwerp gebruikt: het regent. Er zijn ook talen waar de taalgebruiker niet verplicht is altijd een onderwerp in te voeren, waar dus gewoon gezegd mag worden: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als je in die talen wel een persoonlijk voornaamwoord gebruikt, geef je automatisch meer aandacht aan het onderwerp, wat wij in het Nederlands doen door het woord te beklemtonen. In zulke talen hoeft men dus ook geen vervangend onderwerp (zoals in het Nederlands het) in te voeren in zinnetjes die weersomstandigheden uitdrukken en in zinnetjes als: het is mooi weer vandaag, of: het is lekker. Er zijn veel talen die net zo gaan als het Turks en waarin het onderwerp (subject) niet verplicht is. Voor zover bekend is die bijzonderheid aangegeven in de matrix op de volgende pagina's. Het is wel aardig om te weten dat er meer talen zijn waar een persoonlijk voornaamwoord als subject weggelaten kan worden (Spaans, Italiaans) dan talen waarin dat niet mag (Nederlands, Engels, Frans). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De naamwoordgroepDe naamwoordgroep kan uit verschillende elementen bestaan, bijv. de blauwe kamer van mijn zus. In de matrix (6e kolom) is alleen de vorm van het zelfstandig naamwoord opgenomen en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord (of adjectief = A). Het adjectief kan voor of achter het zelfstandig naamwoord (= N). We krijgen dus AN zoals in het Nederlands of NA zoals in het Frans (la chambre bleue). Bij de vorm van de zelfstandige naamwoorden wordt bekeken of er naamvalsuitgangen zijn. In het Nederlands waren er vroeger wel naamvalsuitgangen op zelfstandige naamwoorden, zoals nu nog in versteende uitdrukkingen te horen is. Naamvallen zijn nog steeds waarneembaar in het systeem van voornaamwoorden (bijvoorbeeld: ik, mij, mijn en hij, hem, zijn). In de matrix is er alleen gekeken naar naamvalsuitgangen op zelfstandige naamwoorden, niet naar voornaamwoorden waarvan het systeem in de meeste talen uitgebreider is. In de matrix is ook informatie over meervoudsmarkeringen opgenomen, maar alleen als die altijd ontbreken (Chinees) of kunnen ontbreken, bijvoorbeeld als er al een telwoord voorafgaat (Turks): twee boek. Een taal kan namelijk soms heel economisch omspringen met haar uitdrukkingsmogelijkheden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LidwoordenLidwoorden maken ook deel uit van de naamwoordgroep, maar heel wat talen moeten het zonder lidwoorden doen. Er zijn dan vaak andere taalmiddelen om uitdrukking te geven of een zelfstandig naamwoord bepaald is of niet. De plaatsing van een zelfstandig naamwoord aan het begin van de zin houdt bijvoorbeeld vrijwel automatisch in, dat het een bekend element is voor de gesprekspartners en daarom is nadere bepaling overbodig. Als bijvoorbeeld gezegd wordt: kat zit in de tuin, weten beiden om welke kat het gaat. In veel talen wordt dan kat niet nader gemarkeerd, maar wel als de gesprekspartners niets weten van die kat. Dan wordt een onbepaald lidwoord of het telwoord één (bijv. in het Turks) ingevoegd, of een achtervoegsel dat onbepaaldheid aangeeft (Koerdisch). De ene taal is dus meer geneigd bepaaldheid te markeren (Albanees, Somalisch), de andere taal drukt in de eerste plaats onbepaaldheid uit (Koerdisch, Turks, Berber). Nederlands doet beide. Ter illustratie een voorbeeld uit het Somalisch.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
WerkwoordsvormenHet werkwoord kan soms heel complexe vormen aannemen. In sommige talen worden zoveel mogelijk aspecten van het werkwoord in één woord uitgedrukt door middel van korte toevoegingen. Een passieve zin wordt bijvoorbeeld uitgedrukt door toevoeging van twee klanken (-il in het voorbeeld hieronder) aan de stam van het werkwoord en het aspect niet kunnen wordt uitgedrukt door het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toevoegen van -ama. Turks is een goed voorbeeld van zo'n agglutinerende (= plakkende) taal.
Evimiz satilamayacaktir Turks Ev-imiz sat -il -ama-yacak-tir Huis-ons verkopen-worden-niet kunnenzullen- 3e enkelvoud ‘Ons huis zal niet verkocht kunnen worden.’
Isolerende talen zoals het Nederlands zijn veel meer geneigd deze bestanddelen van het werkwoord uiteen te trekken. Dat is bijvoorbeeld het geval, waar modaliteit (moeten, willen) door aparte hulpwerkwoorden wordt uitgedrukt zoals we in de vertaling van het Turks kunnen zien. In pidgintalen als voorbeeld waarvan we het Krio besproken hebben, is dat nog sterker. Zelfs de verleden tijd van zitten wordt hier door een partikel (bin) uitgedrukt.
In andere talen zoals het Berbers en het Marokkaans Arabisch kunnen kleine elementen die bijvoorbeeld een lijdend voorwerp aangeven, zich vasthechten aan het werkwoord. Hier is dat het lijdend voorwerp -t (= hem).
Maar ook de persoon die in het werkwoord wordt uitgedrukt, kan zowel achter als voor de stam komen. In bovenstaand voorbeeld achter de stam, in onderstaande voorbeelden voor de stam (t en i). (Het subject Fadma kan ook helemaal achterwege blijven; 1e voorbeeld hieronder). In onderstaande voorbeelden is te zien hoe bij de 3e persoon ook het geslacht van het onderwerp naar voren komt in de werkwoordsvorm (vrouwelijk in het 1e en 2e voorbeeld en mannelijk in het 3e voorbeeld).
Nu het toch gaat over congruentie (= overeenkomst in persoon en getal) tussen het onderwerp en het werkwoord, is het goed erop te wijzen dat zulke congruentie geen vanzelfsprekenheid is. In zogenaamde ergatieve talen regelt het werkwoord zich vaak niet naar het onderwerp, maar naar het lijdend voorwerp. Het onderwerp van overgankelijke werkwoorden (bijv. zien, dat een lijdend voorwerp kan hebben) krijgt daardoor een andere naamval dan het onderwerp van onovergankelijke werkwoorden (komen dat geen lijdend voorwerp kan hebben). Een voorbeeld is het gemakkelijkst. In het Nederlands zeg je:
Maar in een ergatieve taal krijgen hem en hij dezelfde naamval. In het Koerdisch is dat alleen het geval in de verleden tijd. In het eerste zinnetje neemt het onderwerp ik dan de verbogen vorm aan: mij. Maar bovendien gaat het werkwoord zich regelen naar het lijdend voorwerp. Dus wordt zoiets als
Maar nu krijgt ik een andere naamval die veel lijkt op mij. Het wordt dus:
Mij zag hij.
Maar omdat in het Koerdisch het werkwoord aan het eind komt, wordt het
Mij hij zag.
Hetgeen betekent: ik zag hem. Ingewikkeld? Dat is het omgekeerd ook het geval voor uw cursisten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|