| |
Met ongeletterde ogen - 2
Kennis van taal
Jeanne Kurvers
Inleiding
Kleuters weten vaak niet dat er drie klanken zitten in het woord muis, en dat de zin de kat at de muis uit vijf woorden bestaat. Ze weten ook lang niet altijd dat bromfiets een langer woord is dan trein, dat het woord hond niet blaft en dat woorden als zij of daarmee in een verhaal terugverwijzen naar iets dat eerder genoemd is. Zo ergens tussen 6 en 8 jaar beginnen kinderen dat allemaal door te krijgen, misschien wel omdat ze in die periode ook leren lezen en schrijven. Dan leren ze immers dat letters corresponderen met klanken in woorden en zien ze bijvoorbeeld waar de spaties staan in een zin op papier. Dat maakt de vraag interessant hoe het zit met die kennis van taal van volwassen analfabeten. Analfabeten zijn, vergeleken met jonge kinderen, weliswaar ervaren taalgebruikers, maar hebben ook nog niet systematisch kennisgemaakt met geschreven taal.
In het navolgende worden enkele voorbeelden gegeven uit de gesprekken met twee analfabete volwassenen, Satma en Arkem (de namen zijn pseudoniemen). Het gesprek met Satma werd gevoerd in het Berber, het gesprek met Arkem in het Turks. Die gesprekken werden deels gevoerd aan de hand van verschillende opdrachten en taken, die de analfabeten kregen voorgelegd. Dat waren bijvoorbeeld taken als rijmen, voorbeelden geven van woorden, het langste woord kiezen, een zin in stukjes verdelen of een syllogisme oplossen, een soort raadsel waarbij het antwoord logischerwijs voortvloeit uit de eerder gegeven zinnen.
| |
Satma
Satma is 43 jaar, is sinds haar 20e in Nederland, komt uit Marokko en spreekt thuis overwegend Tarifit, een van de Berbertalen. Het Nederlands verstaat ze redelijk goed, maar ‘terugpraten’ vindt ze moeilijk. Satma zit sinds enkele maanden op alfabetiseringsles, twee ochtenden per week. Het gesprek met haar is in het Berber gevoerd. Voor de duidelijkheid moet even toegevoegd worden dat het Berber geen term heeft die precies hetzelfde betekent als de Nederlandse term woord. In het gesprek wordt daarom gebruik gemaakt van de term awar (letterlijk ‘stukje spraak’ of ‘iets zeggen’) en daarnaast van de Nederlandse term woord. Satma kent allebei de termen, vertelt ze.
| |
Wat is het langste woord?
Bij het eerste onderdeel, waarbij Satma van twee woorden moet kiezen welk het langste woord is, krijgt ze eerst enkele voorbeelden met namen. Dan mag ze het zelf proberen. De vragen en opdrachten staan steeds cursief, de
| |
| |
reacties van Satma in rechtschrift daaronder.
Furcita-mus (vork - mes). Welk van de twee woorden is het langste, denk je?
Furcita. Of misschien is het hetzelfde. Hun namen zijn even lang.
Tilifizyun-mahal (televisie-kamer)?
Mahal is het grootste. Tilifizyun is klein.
Een kamer kan veel mensen en spullen herbergen.
Asardun-lfil (paard-olifant). Welk is het langste woord?
Lfil, die is lang, ik bedoel groot.
Uyur-xzar (lopen - bekijken)?
Uyur (lopen) is lang. Maar xzar (bekijken) ook, je kijkt in de verte.
Welk woord is het langste, denk je?
Uyur, want de weg is lang, dus lopen ook.
Satma reageert bij de meeste items alsof het gaat om de lengte (grootte) van het object, niet van de woorden. Bij vork en mes komt ze enigszins in conflict, alsof ze wel begrepen heeft dat ze op de taal moet reageren, terwijl beide voorwerpen toch duidelijk even lang zijn. Ze lost dat op door te suggereren dat ook de namen even lang zijn. Bij namen (Margaretha-Leyla), waarbij ze niet aan lengte van objecten kan denken, heeft ze er geen probleem mee de langste naam te kiezen.
| |
Wat is een woord?
Even later volgt een gesprek over wat volgens haar een woord is.
Kun je vertellen wat dat is, een awar, een woord?
Wat zal ik zeggen?
Of iets echt is of niet echt. Of het waar is wat jij zegt of niet.
Kun je een voorbeeld geven?
Ik zeg tegen je ‘Ik vind leren leuk’. Dat is bijvoorbeeld awar.
Kun je nog een voorbeeld geven van een woord?
Boer.
Kun je een voorbeeld geven van een moeilijk woord?
Boer in Marokko, die hebben het moeilijk, die van hier niet.
Kun je een voorbeeld geven van een lang woord?
Hoe bedoel je, een lang woord?
[...].
Kun je een voorbeeld geven van een lange naam?
Van mijzelf of van iemand anders?
Maakt niet uit.
Van mezelf kan ik zeggen ik heet Satma Laidi Lefta. Over anderen kan ik niets zeggen, dat weet ik niet.
Bij de eerste omschrijving van awar lijkt Satma vooral te denken aan een situatie waarin mensen met elkaar praten. Awar is ‘iets zeggen’, een mededeling doen. Bij de volgende voorbeelden denkt Satma steeds vanuit de inhoud. Alleen bij de vraag naar een lange naam doet ze iets anders. Ze vat dat laatste kennelijk op als de naam ‘voluit’, want als antwoord geeft ze haar voornaam plus zowel de achternaam van haar man als van haarzelf.
| |
Is het een woord?
Bij het volgende onderdeel worden verschillende woorden, woordgroepen of zinnen genoemd, en Satma vertelt of het volgens haar al dan niet een woord is. Bijna steeds geeft ze zelf meteen al toelichting.
Lkerd (aap). Is dat een woord of awar, denk je?
Nee, dat is een dier. Dat is geen awar.
Awar is als jij tegen mij en ik tegen jou praat.
Lecjur yueran (hoge bomen). Is dat een woord?
Nee, dat is geen awar, we praten er niet over. Het is maar een boom die hoog is.
We praten niet.
Amekran (groot).
Ja, dat is awar. Als we praten, dan kunnen we zeggen dat is groot en dat is klein. Hierover kan je praten. Misschien is boom ook wel awar. Misschien heb ik me net vergist. Je kan zeggen dat die boom hoog of laag is of dat de bladeren eruit zijn gevallen. We kunnen erover praten.
Sadu (onder).
Ja, dat is awar. Ik zeg bijvoorbeeld: ‘Ga onder de tafel, en pak dat’.
Oacra (tien).
Ja, dat is awar. Als je telt een, twee, dan kom je bij tien. Je praat dan.
Thanut tbelao par setta (De winkel sluit om zes uur).
Dat is awar. Ik zeg ‘De winkel gaat om zes uur dicht’. Dat is awar. Ik praat.
Na enige weifeling aan het begin, besluit Satma dat iets een woord (awar) is, als je het gebruikt bij het praten.
| |
Segmentatie
Het volgende onderdeel is een segmentatietaak. Satma krijgt een zin en dan de vraag of ze die in stukjes kan verdelen. Er wordt niet
| |
| |
voorgedaan hoe dat moet, omdat het interessant is om te zien welke keuzes ze zelf maakt. Eerst snapt ze niet wat de bedoeling is, maar als nog een keer uitgelegd is dat ze stukjes moet maken van wat gezegd wordt, zegt ze: ‘Ik snap het, jij zegt iets en ik moet het verdelen.’
‘In de winkel liggen veel appels en tomaten’. Kun je wat ik zeg in stukjes verdelen?
Ja, dat kan gedeeld worden. Tomaten apart en appels apart
Je hoeft alleen te letten op wat ik zeg. Hier komt een andere zin.
‘Ik kom uit het zuiden van Marokko’. Kun je mijn ‘awar’ in stukjes verdelen?
Mensen komen uit verschillende steden, streken. Sommigen komen uit dorpen en sommigen uit steden.
Dan wordt er nog even doorgegaan met segmenteren. Uit een eerdere zin wordt een gedeelte genomen met de vraag of dat in nog kleinere stukjes verdeeld kan worden.
‘De oude man’. Kun je dat nog verder in stukjes verdelen?
Hoe bedoel je? De awar van een oudere man is anders dan die van een jongere.
En ‘in de winkel’ Kun je dat nog verder verdelen?
Nee, dat is alleen maar in de winkel.
We gaan nog even door. Zou je ‘spita’ (ziekenhuis) nog in kleinere stukken kunnen verdelen.
Nee, dat kan niet in stukken verdeeld worden. Dat is gewoon spita.
En ‘awessar’ (oud)?
Nee, dat is één. Dat kan niet gedeeld worden. Dat is alleen maar oud.
Satma zoekt op de een of andere manier steeds naar mogelijkheden om de inhoud van wat gezegd wordt, in kleinere stukjes te verdelen, zoals de voorbeelden laten zien. Ze heeft al een keer gezegd dat ze niet precies begrijpt wat de bedoeling is, en herhaalt dat nog eens als ze ‘de oude man’ in nog kleinere stukjes moet verdelen.
| |
Syllogismen
Bij syllogismen, een ander onderdeel, wordt verteld dat het om een soort raadsels gaat (het begrip raadsel is bekend). De bedoeling is dat Satma eerst goed let op wat gezegd wordt en dan een antwoord geeft op de vraag die gesteld wordt.
Alle vrouwen in Markije zijn getrouwd.
Fatma is niet getrouwd.
Woont Fatma in Markije?
Nee, Fatma woont niet in Markije.
Goed, hoe weet je dat ze niet in Markije woont?
Markije ligt te ver weg. Fatma wil er misschien niet wonen en ze hoort thuis in het Rifgebied.
Alle stenen op de maan zijn blauw.
Een man gaat naar de maan en vindt een steen.
Welke kleur heeft die steen?
Wit.
Waarom denk je dat die wit is?
Er zijn witte stenen en er zijn zwarte stenen. Misschien zijn ze wel zwart.
Ik weet niet waarom het wit of zwart is. Er zijn witte en zwarte stenen, mag dat ook?
Kies maar een kleur.
Schrijf maar wit op.
Bij de meeste syllogismen gebruikt Satma niet zozeer de informatie in de zinnen als wel haar eigen kennis van de wereld om de vraag te beantwoorden. Zij weet hoe stenen eruit zien en weet dat Fatma niet in Markije woont. Niet omdat ze niet getrouwd is, maar om diverse andere redenen.
| |
Arkem
Arkem is een Turkse informante van 51 jaar. Ze is 16 jaar in Nederland en is in haar land van herkomst nooit naar school geweest. Ze volgt sinds tien maanden alfabetiseringsonderwijs, eerst één ochtend per week, sinds enige tijd twee ochtenden per week. Het gesprek met Arkem is in het Turks gevoerd. Bij een aantal taken reageert zij op dezelfde manier als Satma, maar bij andere taken reageert ze juist heel anders. Bijvoorbeeld bij:
| |
Welk is het langste woord?
Muz-mandalin (banaan-mandarijn). Welk van de twee is het langste woord, denk je? Man /da / lin (verdeelt in lettergrepen), muz. Mandalin is het langste. Muz is maar weinig woord.
Televiziyon-oda (televisie-kamer).
Televizyon. Televizyon duurt lang.
Margaretha-Leyla.
Margaretha. Leyla is alleen maar Ley-la.
Arkem luistert naar wat het langste klinkt en probeert bij enkele woorden eerst uit of ze die in meerdere lettergrepen kan verdelen. Dat doet ze eigenlijk steeds, alleen bij trein trapt ze er nog even in: het woord tren is langer dan motosiklet.
| |
| |
| |
Wat is een woord?
Ook met Arkem werd gesproken over wat zij denkt dat een woord is. Ze kent de term ‘kelime’ (woord).
Kun je een voorbeeld geven van een woord?
Die staan in oude geschriften, om te spreken of te lezen, in het Koranschrift. In andere talen wordt ook gesproken, maar die kennen wij niet. Wij kennen alleen Turks.
Kun je een voorbeeld geven van een moeilijk woord?
Als een vreemdeling een andere taal spreekt, is dat voor mij moeilijk. Als ik de taal niet ken, dat is moeilijk.
Kun je een voorbeeld geven van een lang woord?
(kijkt rond) Televizyon dat is een lang woord.
Ook als ze voorbeelden geeft van woorden en als ze moet beoordelen of iets een woord is, reageert Arkem anders dan Satma.
Is dit een woord?
Maymun (aap). Is dat een woord volgens jou?
Ja, dat is een dier, kan zijn naam zeggen. (lacht)
Yüksek aǧaçlar (hoge bomen)?
Nee, hoge bomen kunnen beklommen worden. Als ik hier zit, zie ik buiten bomen, dat is geen woord.
Ve (en)?
Ja, dat is waarschijnlijk wel een woord.
Het is iets dat je opschrijft. Ik schrijf ‘ve’.
Düşünmek (denken)?
Nee, dat is geen woord. Dat is zoiets als je ongerust maken. Iets blijft in mijn hoofd zitten, zoals verdriet, dat is geen woord.
Yürümek (lopen)?
Nee, waarschijnlijk niet. Een woord wordt gesproken. Ik loop.
Ze denkt steeds aan taal bij het beantwoorden van vragen, maar lijkt afwisselend te praten over gesproken en geschreven taal. Alle korte woorden zoals ve (en) zijn woorden, vindt ze, want die kun je schrijven en boek is natuurlijk ook een woord. Maar ‘bomen’, ‘denken’ of ‘groot worden’ zijn volgens haar geen woorden.
| |
Segmentatie
Ook bij het verdelen van zinnen in stukjes reageert Arkem anders dan Satma. Zij verdeelt namelijk wel de taal en niet de referenten in stukjes. Al doet ze dat wel anders dan de meeste lezers doen.
Şu yaşli / adam yarin postaneye gidecek (Die oude man morgen naar-postkantoor hij-zal-gaan). Kun je dat in stukken verdelen? In hoeveel stukken?
In vier stukken.
Hoe heb je dat gedaan?
Şu yaşli adam / yarin / postaneye / gidecek. (Die oude man / morgen / naarhet postkantoor / hij-zal-gaan.
Iets soortgelijks doet ze bij de zin In de winkel liggen veel appels en tomaten. Vertaald naar het Nederlands verdeelt Arkem die zin als volgt: In de winkel/ liggen/ veel appels/ en tomaten.
Şu yaşli / adam. Kun je dat nog verder verdelen?
Şu yaşli / adam. Twee delen.
Elma ve domates (appels en tomaten)?.
Elma / domates (laat ‘en’ weg). Twee delen.
Arkem verdeelt, anders dan Satma, wel degelijk steeds de zinnen in stukjes (en niet de werkelijkheid achter de zinnen), maar ze pakt alleen zinsdelen (de oude man) of alleen inhoudswoorden. Ook uit andere onderdelen (die hier niet genoemd zijn) blijkt dat ze kleine functiewoorden als ‘die’ of ‘en’ niet als afzonderlijk te isoleren eenheden beschouwt. Die laat ze vastzitten aan inhoudswoorden of die laat ze gewoon weg.
| |
Syllogismen
Bij de syllogismen reageert Arkem weer net als Satma. Steeds gebruikt ze haar ervaring van de wereld om de gestelde vraag te beantwoorden, en niet zozeer de informatie uit de eerste zinnen.
Alle vrouwen in Markije zijn getrouwd.
Fatma is niet getrouwd
Woont Fatma in Markije?
En waarom is Fatma niet getrouwd?
Luister maar naar wat ik zeg (herhaalt syllogisme).
Fatma woont in Markije, of ze woont in Turkije (lacht). Fatma is niet getrouwd, hè? Alle vrouwen zijn getrouwd, zij is niet getrouwd. Maar waarom is ze niet getrouwd?
Woont ze in Markije, denk je?
Ik weet het niet. Ze woont daar, of ze woont in Holland.
Okee, de volgende:
| |
| |
Alle stenen op de maan zijn blauw.
Een man gaat naar de maan en vindt een steen.
Welke kleur heeft die steen.
Blauw
Ja, hoe weet je dat?
Omdat de hemel blauw is.
| |
Tenslotte
Tot zover enkele fragmenten uit de gesprekken met Satma en Arkem over taal. Twee dingen springen daarbij het meeste in het oog.
Allereerst, in enkele opzichten lijken Satma en Arkem heel veel op elkaar. Bij die onderdelen reageren de meeste andere analfabeten op dezelfde manier. Zo vinden de meesten dat je een woord niet in nog kleinere stukjes kunt verdelen. De enkelen die dat wel een keer doen, verdelen alleen een meerlettergrepig woord in lettergrepen. Dat is kennelijk makkelijker dan een woord in klanken verdelen. De meeste analfabeten kunnen ook niet rijmen met eindrijm (kat-rat of kater-later), ook niet als ze verschillende voorbeelden hebben gehad. Vaker reageren ze met een alliteratie (stoep-stal). Bij het verdelen van zinnen lijken de twee minder op elkaar. Maar wat ze wel gemeenschappelijk hebben, is dat ze zo'n zin niet segmenteren op de manier die bijna alle lezers bijna automatisch hanteren, namelijk langs de grenzen van de afzonderlijke woorden. Ook bij het oplossen van de syllogismen reageren Satma en Arkem op dezelfde wijze en reageren de meeste andere analfabeten op dezelfde manier. Je moet je ervaringskennis benutten om die vraag te beantwoorden.
Ter verduidelijking, volwassenen die wel naar school zijn geweest (vier jaar ongeveer) en kunnen lezen en schrijven, reageren bij deze taken juist heel anders. Zij vinden het kennelijk vanzelfsprekend dat je een woord nog onderverdeelt in klanken, dat je een zin segmenteert in afzonderlijke woorden, dat je met een rijmwoord reageert op een aangeboden woord en dat je bij het oplossen van een syllogisme alleen maar hoeft te letten op wat er gezegd is. Je eigen kennis van de wereld heb je daar niet voor nodig (‘Jij zei toch net dat alle vrouwen daar getrouwd zijn’).
Op de tweede plaats reageren Satma en Arkem bij andere onderdelen juist heel verschillend. En dan reageert een kleinere groep zoals Satma, en een grotere groep zoals Arkem. Bijvoorbeeld bij het beoordelen van woordlengte, bij het noemen van voorbeelden van woorden en bij de manier waarop ze zinnen in stukjes verdelen. Satma denkt daarbij steeds aan de inhoud van wat gezegd wordt. Zij vindt het moeilijk om de aandacht te richten op de taal zelf. Taal is geen ding voor haar. Ze reageert op de inhoud of op het gebruik. Bij het beoordelen van woorden vraagt Satma zich bijvoorbeeld steeds af of ze iets gebruikt bij het praten.
Arkem reageert bij die taken juist heel anders. Zij gaat wel degelijk steeds in op de taal als taal. Ze probeert bijvoorbeeld te horen welk woord het langste duurt, ze hakt zinnen in stukjes en probeert een talige eenheid te noemen als ze voorbeelden geeft van woorden. Wel reageert ze niet precies hetzelfde als de lezers. Lezers beginnen bij woordlengte bijvoorbeeld meteen te tellen hoeveel letters of klanken erin zitten en bij zinssegmentatie verdelen ze de zin steeds keurig in de woorden zoals je die ook op papier ziet.
Het lijkt er inderdaad wel op dat leren lezen en schrijven je op een nieuwe manier naar taal leert kijken en vooral ook anders leert luisteren naar taal: Ineens hoor je afzonderlijke segmenten (woorden in zinnen en klanken in woorden bijvoorbeeld) die je voordien helemaal niet hoorde.
| |
Literatuur
Kurvers, J.J. (2002). Met ongeletterde ogen. Kennis van taal en schrift van analfabeten. Amsterdam, Aksant, ISBN 90 5260 057 0. |
Maris, B. van (2002). De maan is wit. Analfabeet baseert zich vooral op het gezond verstand. In NRC Handelsblad Wetenschapsbijlage 7 september.
(over het onderzoek van Jeanne Kurvers) |
|
|