| |
Uit het veld
Stenvert NT2 - bloks ideaal?
Carry van de Guchte
‘De Stenvert NT2-bloks woordenschat zijn ideaal na kern 6 van Lezen doe je overal’ staat er in Alfa-nieuws nummer 4 (2001) in een bericht van een ISK-docente. Dat is mooi, dacht ik toen ik dat las. Kennelijk kan de elementaire leesvaardigheid die de leerlingen dan verworven hebben al ingezet worden voor het leren van Nederlands. Maar toen ik die NT2-bloks nog eens inkeek, vroeg ik me af in welk opzicht ze eigenlijk ideaal zijn.
| |
Ideaal na kern 6 van Lezen doe je overal?
De auteurs van de Stenvert NT2-bloks Woordenschat schrijven in de toelichting: ‘De bloks kunnen met succes worden doorgewerkt door leerlingen die minimaal eenvoudige zinnen kunnen lezen op technisch leesniveau AVI 2.’ Voor leerlingen die net kern 6 van Lezen doe je overal hebben afgerond zal dat vaak nog niet het geval zijn.
Aan het eind van kern 6 van Lezen doe je overal hebben de leerlingen korte, eenvoudige woorden leren lezen en schrijven, namelijk woorden met de structuur: medeklinker - klinker - medeklinker zoals boek en lees. Al op de eerste pagina van Stenvert NT2-blok Woordenschat A komen woorden aan de orde met een structuur die een verder gevorderde leesvaardigheid vereist: lezen (met open lettergreep en verdwenen e), kwast (met klusters van medeklinkers kw- en -st), knippen (met medeklinkercluster kn- en verdubbeling van medeklinker) en verven (met ‘stomme’ e). De leerlingen zullen deze woorden nog niet meteen na kern 6 correct kunnen lezen. Als het nieuwe, onbekende woorden voor hen
| |
| |
zijn, kunnen ze die dus niet leren door ze te lezen. Daarvoor is hun leesvaardigheid nog te gering. Van uitsluitend zelfstandig schriftelijk werken met deze bloks zullen de leerlingen dan weinig opsteken. Ze zullen de woorden wel leren als deze uitvoerig mondeling behandeld worden. Het lezen en opschrijven ervan kan dan dienen als schriftelijke verwerking.
Deel van de eerste pagina van Stenvert NT2-blok Woordenschat A
Van de NT2-bloks kunnen de leerlingen dus woorden leren, ze zijn bedoeld voor taalonderwijs, niet voor leesonderwijs. Het is wel noodzakelijk om daarnaast ook door te gaan met leesonderwijs, dat wil zeggen met een programma waarin de verschillende leesmoeilijkheden achtereenvolgens systematisch aan de orde komen en waardoor het lezen automatischer en in hoger tempo gaat verlopen. Dat kan bijvoorbeeld aan de hand van kern 7 t/m 12 van Lezen doe je overal.
| |
Ideaal voor woordenschatonderwijs?
Welke woorden leren de leerlingen van de NT2-bloks Woordenschat? We willen natuurlijk dat de leerlingen woorden leren die voor hen relevant zijn. In de toelichting bij de bloks vertellen de auteurs dat het gaat om hoogfrequente woorden, die geselecteerd zijn op basis van frequentielijsten. De woorden uit blok A zijn geselecteerd op frequentielijsten uit jaargroep 1/2 van het basisonderwijs, die van blok B uit jaargroep 3/4 en die van blok C uit jaargroep 5/6. Hoogfrequente woorden zijn doorgaans van belang voor leerlingen van alle leeftijden. Van woorden als lezen, knippen, boek en schaar zal geen enkele docent betwijfelen of zijn leerlingen die moeten leren. Die paar bladzijden met echte kleuterklaswoorden (blok A, pag. 35/36) kun je makkelijk overslaan. Voor leerlingen in de ISK-leeftijd zijn woorden als bouwhoek, poppenkast en poppenhoek immers niet zo van belang.
Je kunt je wel afvragen of de woorden in de bloks nog relevant zijn om aan te bieden aan leerlingen die de eerste zes kernen van Lezen doe je overal hebben doorgewerkt. Die leerlingen kunnen immers al maanden op
| |
| |
school zitten. Als deze leerlingen mondelinge lessen Nederlands hebben gehad, zullen ze het merendeel van die hoogfrequente woorden al wel kennen en zelf gebruiken. Zij leren er dan dus weinig nieuws van.
De auteurs geven in de toelichting ook aan dat er alleen afbeeldbare woorden in de bloks worden aangeboden. Het is dus zeker niet zo dat je met de bloks volledig kunt voorzien in de behoefte aan woorden voor de leerlingen. Woorden waarvan de betekenis niet met een plaatje weer te geven is, zullen met andere materiaal moeten worden geleerd. Dat zijn soms ook hoogfrequente en relevante woorden, zoals bijvoorbeeld beginnen, kiezen, kwijt, prima, vriend, vrij.
| |
Hoe leren de leerlingen woorden van de NT2-bloks Woordenschat?
Voor het leren van een nieuw woord is het allereerst van belang dat de betekenis ervan aan de leerling wordt duidelijk gemaakt. Dat kan op verschillende manieren, afhankelijk van het soort woord: je kunt een voorwerp aanwijzen, een handeling voordoen, het woord met andere woorden zeggen, het woord vertalen, iets vertellen over het begrip waarop het woord slaat, enzovoorts. In de NT2-bloks wordt de betekenis van de woorden duidelijk gemaakt door plaatjes. De woorden zijn daarop gekozen en bij veel woorden gaat dat goed, zoals bij schaar, kwast, hond en stoel. Moeilijker ligt het al bij woorden die een beweging weergeven, zoals hollen, kruipen en vallen (blok A, pag. 13). Soms schieten de plaatjes echt te kort als semantisering, bijvoorbeeld waar een woord betrekking heeft op complexe begrippen als lente of zomer (blok A, pag. 59), het noorden en het zuiden (C 41), tijdsbegrippen (blok B 25, C 59) of rekenbegrippen (C 38/39). Leerlingen die geheel zelfstandig met de bloks werken, zullen niet van alle woorden de betekenis goed uit de plaatjes kunnen afleiden. In de toelichting geven de auteurs ook aan dat het effect groter zal zijn wanneer er een mondelinge instructie aan toegevoegd wordt. Ze geven ook aanwijzingen voor een uitgebreider semantisering door middel van het noemen van kenmerken of door uitbeelden. Sommige begrippen zullen echter gewoon in de reken- of aardrijkskundeles uitgelegd moeten worden, denk ik.
Stenvertbloks NT2-blok Woordenschat - fragment van p. 59: lente - zomer - herfst.......
| |
| |
Ook de context waarin een woord geplaatst wordt, kan bijdragen aan het begrijpen ervan door de leerlingen. In de NT2-bloks is de context van de woorden minimaal. Het enige is eigenlijk dat de woorden geclusterd zijn in groepjes die met een bepaald thema te maken hebben. Er zijn geen verhalen of vertelplaten. Die groepjes zitten ook wel eens vreemd in elkaar. Wat te denken van de woorden indiaan, zeerover, zigeuner, fluit, piano, viool bij de les ‘mensen en muziek’ (C 29) of van de woorden boef, dame en blinde tussen woorden voor beroepen als onderwijzeres en groenteman bij de les ‘Mensen werken’ (C 45).
Voor het begrijpen van het type afbeeldbare woorden van deze bloks is die context misschien ook nog niet eens zo noodzakelijk, maar het materiaal is door het gebrek aan context ook wel erg kaal en weinig aansprekend. Die armoedige context zal ook zijn weerslag hebben op het onthouden van de woorden. Leerlingen onthouden een woord beter als ze het gehoord hebben in een leuke of spannende context. Ik denk daarom dat de leerlingen het woord brief beter onthouden als ze het gehoord hebben in een verhaal - bijvoorbeeld het verhaal over een vrouw die aan een man die niet kan lezen vraagt haar brief voor te lezen (‘Van de meester die niet kon schrijven’, Alfa-nieuws 2001, nummer 4) - of als ze zelf een brief van iemand krijgen, dan van een klein zwart-wit plaatje tussen losse plaatjes van andere voorwerpen in een Stenvert-blok (C 18).
Als de leerlingen de betekenis van een woord begrijpen, moeten ze het dus ook nog zien te onthouden. Daarom is het van belang dat ze het woord meerdere keren tegenkomen en dat ze er iets mee moeten doen. De oefenvormen in de bloks zijn dan ook volgens de toelichting ‘erop gericht de nieuwe woorden in te prenten.’ Dezelfde oefenvormen komen steeds terug. Enkele van die oefenvormen hebben iets met de betekenis van het woord te maken, zoals het woord invullen in een zin (als daarbij tenminste de zin gelezen wordt en niet alleen de gegeven eerste letter van het woord wordt aangevuld) of het goede woord kiezen bij een plaatje. Wat opvalt is echter dat de meeste oefeningen gericht zijn op de vorm van de woorden en niet op de betekenis. Met de betekenis van de woorden hoeven de leerlingen in veel gevallen niets te doen. Ze moeten simpelweg het woord overschrijven, letters ervan aanvullen, het woord zoeken in een regel letters naast elkaar, het invullen in hokjes van een puzzel zonder omschrijving of lettergrepen bij elkaar zoeken. Heel vreemd is de steeds terugkerende oefenvorm ‘Lees in het rond’. De letters van een woord, bijvoorbeeld boom, staan door elkaar om een tekeningetje heen (A 18). De leerlingen moeten er het woord boom van maken. Het tekeningetje geeft echter iets anders weer dan de betekenis van het woord, in dit geval een bloemetje. Wat leren de leerlingen hiervan? Dat boom het woord is voor bloem? Raken ze zo niet in de war?
De oefening Lees in het rond (pag. 18)
Het woordenschatonderwijs dat de leerlingen met deze bloks krijgen heeft dus nogal wat beperkingen door het semantiseren door middel van plaatjes, door het vrijwel ontbreken van context en door de vormgerichte oefeningen.
| |
Ideaal voor zelfstandig werken?
In een ISK- of andere alfabetiseringsklas zitten vaak leerlingen met uiteenlopende niveau's. Het is van groot belang dat de leerlingen een deel van de lestijd zelfstandig kunnen werken, terwijl de docent met andere leerlingen werkt. In de toelichting schrijven de auteurs dat ‘de bloks zo zijn ontworpen dat ze grotendeels leerkracht-onafhankelijk zijn te verwerken’ en dat de leerkracht ze kan inzetten ‘als middel voor zelfstandige woordenschatverwerving’.
| |
| |
Maar als we samenvatten wat in de vorige twee paragrafen van dit artikel is gezegd, zal blok A voor leerlingen die net kern 6 van Lezen doe je overal hebben door-gewerkt, nog te moeilijk zijn qua leesniveau om er zelfstandig mee te kunnen werken. En ook al kunnen de leerlingen al veel beter lezen dan voor deze bloks vereist is, dan nog zullen ze er waarschijnlijk weinig nieuwe woorden mee leren als ze uitsluitend zelfstandig met de bloks werken. Beter is het als de docent er mondelinge instructie aan koppelt. De auteurs geven in de toelichting suggesties voor het mondeling behandelen van de woorden. Maar ook met mondelinge instructie blijft het een beperkt soort woordenschatonderwijs. Lang niet ideaal dus, deze NT2-bloks Woordenschat, en alleen nuttig als ze zijn ingebed in een breed geheel van taal- en leesonderwijs, waarin ook niet-afbeeldbare woorden, rijke contexten en betekenisvolle oefenvormen zijn opgenomen.
| |
Literatuur
Werkgroep NT2 o.l.v. Nico van Beusekom, NT2-blok Woordenschat A, B en C. Stenvertbloks. Bekadidact, Baarn. |
|
Over woordenschatdidactiek: |
|
M. Verhallen en S. Verhallen, Woorden leren, woorden onderwijzen. Hoevelaken, CPS/UvA, 1994. |
Ook uit veld kwam hierop de reactie van Henny Jellema, Lieven de Keyschool te Haarlem.
Ik gebruik de Stenvertbloks wel na kern 6 van Lezen doe je overal.
| |
Wat het technisch lezen betreft
De obstakels die Carry van de Guchte schetst doen zich allemaal voor en de leerlingen kunnen de bloks zeker niet zelfstandig correct lezen. Lezen leren gaat bij isk-leerlingen trouwens wel anders dan bijvoorbeeld bij kinderen uit groep 3 van de basisschool. Als ze eenmaal het klank-tekenprincipe door hebben, willen ze betekenissen weten en houden ze ‘zich niet meer aan het boekje’. Plaatje-woordje van Stenvert geeft ze concreet en overzichtelijk de betekenis. Ze snappen inmiddels wel dat de tekens die naast de plaatjes staan de codering van het woord zijn. De makkelijke woorden lezen ze zelf, de moeilijke komen ze vragen.
Bij kern 7-12 van Lezen doe je overal missen ze in de leesboekjes veel betekenis. Die narigheid begint al in kern 6. Daar staat dat hele leuke verhaaltje van de duif en de mier. Ik heb nog geen leerling gehad die zonder veel hulp de gein van dit stukje tekst onderkende. De Stenvert-bloks zijn bedoeld voor taalonderwijs. Daar gebruiken wij ze dan ook voor. Maakt het veel uit hoe je 't noemt?
| |
Wat het leesonderwijs betreft
Na kern 6 geven wij in ieder geval Beter lezen en Rosetta Stone (met name het leesonderdeel!) op de computer en lees-oefeningen met de Edu-roms. Ook gaan we wel verder met Lezen doe je overal en we lezen ook de gewone boekjes van Veilig Leren Lezen. Met de Stenvert NT2-bloks werken ze gemiddeld anderhalf uur per week. Wat ze zelf veel te weinig vinden, overigens. Ze vragen ook vaak of de bloks mee naar huis mogen. Daar gaan ze dan de woordjes zitten leren.
We willen woorden leren die voor leerlingen relevant zijn, schrijft Carry van de Guchte. Dat hoor ik niet alleen in dit verband. Het wordt ook tot in den treuren besproken in het vervolgonderwijs van isk-leerlingen (scholen voor voortgezetonderwijs, leer-, en beroeps-trajecten). Ik heb wel eens de indruk dat het daar over niks anders gaat. Maar ik zou niet weten hoe ik als eenvoudig docent NT2 dat voor mekaar moet krijgen. Woordenschat laat zich niet in kilo's uitdrukken en ontwikkelt zich niet lineair. Ik moet dan kunnen vertrouwen op deskundigen en dat doe ik in het geval van de Stenvert NT2-bloks ook maar. Ik ben nog geen methode of boek tegengekomen waarbij ik op zekere momenten niet dacht: ‘Hebben ze dat nou echt nodig?’ Dat hou je altijd. En wat de bouwhoek en de poppenhoek betreft, het zijn wel twee heldere voorbeelden van samengestelde woorden. Mijn leerlingen vinden ze makkelijker dan de voordeur.
Woorden die niet met een plaatje zijn weer te geven (beginnen, prima, kwijt, vriend) zullen met ander materialen moeten worden
| |
| |
geleerd. Dat zou bijvoorbeeld kunnen met het boek Breekijzer. Daarin worden die woorden in een eenvoudige context behandeld. Mijn ervaring is dat de leerlingen die woorden dan zo slecht onthouden. Je hoort ze nooit terug in het spontane spreken. Woorden uit de Stenvert hoor ik wel eens. Bedenk dat voor mijn leerlingen ‘simpelweg het woord overschrijven’, zoals Carry het uitdrukt, nooit aan de orde is. Foutloos overschrijven is voor mijn leerlingen een prestatie die veel inspanning en concentratie vergt. Veel van onze leerlingen hebben meer ervaring met een kalasjnikov dan met een pen of potlood. Ik heb ieder deeltje van de bloks in vier stukken gedeeld. Een leerling krijgt een geniet boekje van 15 pagina's. Elke derde bladzijde wordt door mij mondeling getoetst. Ik wijs het plaatje aan, de leerling moet zeggen wat dat plaatje voorstelt en meestal vraag ik daar ook nog iets bij: ‘De bank. Staat er in jouw huis een bank? Staat die in de kamer of in de keuken?’ bijvoorbeeld.
Wat de oefeningen ‘Lees in het rond’ betreft, onderschrijf ik de kritiek van Carry van de Guchte. Ik heb al die oefeningen met typex wit gemaakt.
| |
Nogmaals de motivatie van de leerlingen
Leerlingen vinden de Stenvert NT2-bloks heel erg leuk en werken er erg graag mee. Nu is het niet zo dat daarmee meteen het overtuigende bewijs is geleverd dat het ook goed materiaal is, maar het helpt wel natuurlijk.
| |
Waarom zijn deze boekjes zo populair?
Omdat ze zo overzichtelijk zijn. Ze voorzien in wat de leerling graag wil leren al staat ons bij verstandig leren iets heel anders voor ogen. Carry van de Guchte zegt dat deze Stenvertbloks
alleen nuttig zijn als ze o.a. zijn ingebed in rijke contexten. Ja, daar zeg je zo wat. Ten eerste, waar vind ik rijke contexten die geschikt zijn voor leerlingen die niet alleen nog maar net gealfabetiseerd zijn maar ook last hebben van leerproblemen, nauwelijks Nederlands spreken en een groot gebrek aan verbeeldingskracht hebben? Het is bij mij voorgekomen dat een leerling afhaakte toen in een verhaal een vrouw de deur uitvloog. Voor zulke onzin kwam ze niet op school. Verhalen zouden bij mijn leerlingen geen probleem moeten zijn, want ze komen veelal uit een vertelcultuur. Maar ze zijn wel een probleem. Praktisch: een verhaal zo bespreken dat het de verbeeldingskracht stimuleert, kan toch het beste klassikaal en dat kan bij ons eigenlijk niet. Maar een groter bezwaar is dat het mij niet lukt óver een verhaal met de leerlingen te communiceren. Dat kan natuurlijk heel goed aan mij liggen, maar ik mis bij eventueel geschikte verhalen de betekenisvolle oefenvormen, zoals Carry het betere verwerkingsmateriaal noemt. Als ik met een leerling klets over woorden in de Stenvert-bloks weten we tenminste allebei waar we het over hebben.
Misschien is het woord ideaal wat te sterk uitgedrukt voor de Stenvert-bloks, maar ik denk dat Carry van de Guchte isk-leerlingen onderschat als het gaat om hun geheugen voor inprenting van losse woorden en overschat als het gaat om hun verbeeldingkracht.
* * *
Hieronder kruiswoorden van pagina 1 van de Stenvert NT2-bloks Woordenschat A (zie de illustratie op pagina 6 voor de woorden waaruit gekozen kan worden).
| |
| |
Aanleiding tot onderstaand verslag van museumprojecten in Canada was het bezoek van Maria Lopes aan Amsterdam. Op 22 januari gaf zij een lezing gaf over het werken met alfabetiseringsgroepen in musea. Maria Lopes is educatief medewerker van de Vancouver Art Gallery.
|
|