De gelegenheid maakt de dief
Henny Jellema
Nogmaals over kopiëren
Wie steelt is een dief en het kopiëren van materiaal waar auteursrechten op rusten, kunnen we betitelen als stelen. Laat daar geen misverstand over bestaan. Maar er is nog een ander gezegde en dat luidt: De gelegenheid maakt de dief. In ons strafrecht wordt daar ook onderscheid in gemaakt; iemand die honger heeft en een brood bij de HEMA pikt, krijgt minder straf dan iemand die met voorbedachten rade een bankoverval pleegt.
Als het om kopiëren gaat, is het laatste gezegde nadrukkelijk aan de orde. Het kopiëren van lesmateriaal is zo onwaarschijnlijk makkelijk en vaak snel, dat het weliswaar fout blijft, maar ook begrijpelijk is. Marilene Gathier wijst er terecht op dat het een vorm van diefstal is. Maar bovendien zitten er volgens haar veel nadelen aan. Werken uit een boek maakt het werk voor cursisten serieuzer, de docent moet steeds zorgen voor voldoende kopieën en bovendien is kopiëren lang niet altijd voordeliger. Dat laatste is uiteraard relevant maar, maar bij de andere twee punten valt wel iets op te merken. Het is tegenwoordig heel goed mogelijk zeer goede kopieën te maken en de kopieer-apparaten van vandaag zijn snel en efficiënt. En dat kun je van de keurige weg tot aan de uitgevers niet altijd zeggen.
Als een docent bijvoorbeeld een boek wil, moet hij dat eerst aanvragen, dat wordt vervolgens vaak op meerdere niveau's in de schoolorganisatie besproken, daarna door de financiële afdeling goedgekeurd worden en dan duurt het soms ook nog tijden voor de uitgever reageert. Er moet toch enig begrip voor zijn dat docenten een boek van een vriendin op een andere school grijpen en dat even door het apparaat halen. Een uurtje werk en klaar is kees. Niet juist, het blijft fraude, maar ja, ik snap het wel. En het motief is altijd nog het welbevinden van de cursisten, en niet het eigen gewin van de docent.
Misschien moeten uitgevers hun eigen materiaal ook nog eens goed tegen het licht houden. Het is mijn vaste overtuiging dat docenten niet vaak hun basismethode kopiëren maar wel ‘het boek’ of materiaal dat ze erbij willen gebruiken, voor die ene leerling met een specifiek probleem bijvoorbeeld of om een deelvaardigheid te oefenen die net te weinig aan bod kwam. In het laatste geval ontbreekt er iets aan het basisboek en de docent komt daar al werkende achter. Zeker een beginnende leerkracht kan niet alle valkuilen van een nieuwe methode op voorhand beoordelen.
Een sterk voorbeeld vind ik in dit geval ZEBRA van Meulenhoff. Dit boek (heel duur) werd verkocht als zijnde ook geschikt voor moeilijk-lerenden en analfabeten. Daar blijkt in de praktijk niets van te kloppen. Wat moet zo'n docent dan met zijn analfabeten? Het budget is besteed, bij zijn leidinggevenden hoeft hij niet aan te kloppen. Hij is al lang blij dat hij ergens een kennis vindt die hem wel een boek voor analfabeten wil lenen en dat er een kopieerapparaat in de hal staat. Wie is hier nu eigenlijk de dief? De docent die staat te kopiëren of de uitgever die een boek onder valse voorwendsels verkoopt?
Nog niet zo lang geleden was ik op een bijeenkomst waar een vertegenwoordiger van een uitgever uitleg gaf over een van hun methodes. Toen kwam er een vraag uit de zaal: ‘Voor leerlingen die zich moeilijk kunnen concentreren is boek niet geschikt. Eigenlijk kan ik met mijn groep veel oefeningen niet doen.’ De vertegenwoordiger antwoordde zonder blikken of blozen: ‘Tja, dat lijkt me een didactisch-pedagogisch probleem.’ en beschouwde de vraag daarmee als afgedaan. En dat kan natuurlijk niet. Uitgevers moeten rekening houden met hun doelgroep en daar