alfabetiseringsonderwijs geëvalueerd moet worden. En dan alleen bij die cursisten, waarbij om de een of andere reden het leren lezen niet wilde lukken. Dan is het zaak na te gaan, zoals Irma ook schrijft, welke hiaten er zijn en wat de oorzaak daarvan zou kunnen zijn.
Het doel van de LOV-toets (Leer Ondersteunende Vaardigheden) is het maken van een inschatting van het tempo waarin een kandidaat het onderwijstraject zal doorlopen. [...]
Dit is een punt dat mij al langer bezig houdt. De toets LeerOndersteunende Vaardigheden (LOV) is inhoudelijk verwant aan niet-verbale intelligentietesten zoals de Raven bijvoorbeeld. Doorgaans (uiteraard ligt het anders bij extreem zwakke intelligentie) is er weinig verband tussen dit type intelligentie en het vermogen van mensen om al dan niet vlot een taal te leren. En zeker bij analfabeten, mensen die nog nooit de kans hebben gehad naar school te gaan, en geen enkele testervaring hebben, zou men zeer voorzichtig moeten zijn met het afleiden van voorspellingen uit het een met het oog op het ander. Zo'n toets krijgt namelijk al gauw het karakter van een ‘self-fulfilling prophecy’ (het wordt vanzelf waar wat de toets voorspelt). Zet cursisten in een trage groep bij elkaar, maak het onderwijstempo niet te hoog en gegarandeerd dat het leerproces trager verloopt dan bij cursisten die in een snel lerende groep worden geplaatst. Ik zou heel erg graag zien, dat daar wat meer over uitgezocht wordt en ik geef dan mijn mening onmiddellijk voor een betere. Wie heeft er gegevens voor me?
Tot zolang vind ik het een moreel belangrijk punt waar niet zorgvuldig genoeg mee omgesprongen kan worden. Als je mensen die nog nooit onderwijs hebben gevolgd, al bij voorbaat de mogelijkheden ontneemt snel te leren, is de kans op een fatsoenlijke opleiding wel erg klein. En analfabeten komen toch al gauw in die trage groepen terecht. Cursisten in een langzame groep plaatsen zou in mijn opvatting niet eerder mogen dan wanneer feitelijk gebleken is (na alle mogelijke inspanningen) dat iemand werkelijk veel trager leert dan soortgenoten.
‘geen betonblok aan het been van de intaker, maar modelklei’ (p. 17)
Dat zegt Irma over de Intaketoets Alfabetisering. Ik mag hopen dat ze daarmee niet bedoelt dat instellingen de uitkomsten van de toets naar believen interpreteren, al naar gelang de situatie in de instelling, de voorhanden zijnde kandidaten of nieuwe ontwikkelingen en inzichten. De tekst lijkt dat een beetje te suggereren, maar misschien is dit een misverstand.
Het zou tegen elk principe van toetsen zijn, dat instellingen naar believen de uitslagen gaan modelleren. Gisteren was iemand analfabeet bij uitslag A, vandaag (want dat komt in onze instelling nu toevallig beter uit) bij uitslag B. Een toets moet leiden tot een heldere en duidelijk omschreven score. In dit geval bijvoorbeeld is iemand wel of niet analfabeet. Daaraan verandert niets als je in de instelling (bijvoorbeeld in het voortgezet onderwijs in kleinere scholengemeenschappen) geen mogelijkheden hebt analfabeten en lezers te scheiden.
Iets anders is, wat instellingen doen met de resultaten van intake-toetsen, afhankelijk van eigen beleid en praktische mogelijkheden. Daar moet iets moois gemodelleerd worden, liefst op basis van een goeie dosis educatieve professionaliteit en creativiteit Een toets moet staan als een huis. Het modelleren is voor de docenten in hun onderwijs.