| |
| |
| |
| |
nummer 1-2000
Werk in uitvoering
Hoe til je met 1 lucifer 15 andere lucifers op?
Mie Sterckx
Steunpunt NT2 - Leuven
De opdracht in de titel lijkt haast onmogelijk uit te voeren. Nochtans is ze eenvoudiger dan de opdracht waar sommige leerkrachten elk schooljaar weer mee te kampen hebben, namelijk lesgeven aan anderstalige nieuwkomers met totaal verschillende achtergronden.
| |
Steunpunt NT2
Om op dit vlak aan de nood van leerkrachten tegemoet te komen is het Steunpunt Nederlands als Tweede Taal uit Leuven (België) in opdracht van het Vlaamse Ministerie van Onderwijs al een aantal jaren bezig met het ontwikkelen van lesmateriaal voor anderstalige nieuwkomers en het organiseren van vormingen. Tot nu toe zijn daar vier materialenbundels uit voortgevloeid: Klaar? Af! en Taalkit 1 voor het voortgezet onderwijs (zie Alfa-nieuws 4/99, Signalementen) en Goochelen met woorden 1 en 2 voor het basisonderwijs. Voor beide reeksen wordt er druk gewerkt aan een vervolg.
De bedoeling van dit artikel is om de taakgerichte aanpak waarop ons lesmateriaal is gebaseerd, toe te lichten aan de hand van een concrete taak uit Klaar? Af!. Daarvoor is het eerst nodig kort te schetsen hoe het onthaalonderwijs (in Nederland zouden wij een opvangklas zeggen (redactie)) in Vlaanderen wordt georganiseerd. Verder zal ik de kenmerken geven waaraan taken voor absolute beginners volgens ons moeten voldoen. Tenslotte geef ik aan op welke manier alfabetisering in Klaar? Af! aan bod komt.
| |
Vlaams opvangbeleid in het voortgezet onderwijs
Er is een vrij groot verschil tussen het Vlaamse en het Nederlandse opvangbeleid van nieuwkomers in het voortgezet onderwijs. Nieuwkomers van 12 tot 18 jaar worden in Vlaanderen gedurende 1 jaar voltijds opgevangen in wat ‘de onthaalklas’ genoemd wordt. In die periode moeten ze volgens de omzendbrief van het ministerie voldoende Nederlands leren om in de gewone klas te functioneren. Dat geldt ook voor analfabete leerlingen. Voor hen bestaat er geen apart alfabetiseringsprogramma. Zij zitten dus tussen de
| |
| |
andere leerlingen.
In principe beschikt elke leerling over 4 uren waarin hij een ander vak kan volgen dan taal. Niet alle scholen maken hier echter gebruik van. Slechts 18 scholen in Vlaanderen krijgen subsidies om onthaalklassen in te richten. Daardoor zitten er soms 60 of meer anderstalige nieuwkomers in één school. Veel scholen maken dan zelf niveaugroepen, omdat ze over verschillende leerkrachten beschikken. Toch blijft de heterogeniteit groot.
| |
Taken
In ons materiaal proberen we met deze situatie zoveel mogelijk rekening te houden. Sterker nog, we proberen de heterogeniteit van de leerlingen net uit te buiten. De 150 taken in Klaar? Af! zijn bestemd voor (alle) nieuwkomers die pas instromen. De taken helpen de leerlingen enerzijds functioneren als sociaal individu op school (wegwijs in het schoolgebouw, hoe zeg je iemand goeiedag,...) en bieden anderzijds de taal aan die leerlingen nodig hebben om te functioneren als leerder (Omcirkel het juiste antwoord. Neem je boek. Dat staat links bovenaan.).
Aan welke principes beantwoordt zo'n activiteit? Eerst en vooral is ze taakgericht. Wat dit betekent en welke eigenschappen zo'n taak moet bezitten, leest u hieronder. Bovendien is ze afgestemd op een klas die voor het grootste deel uit absolute beginners bestaat (eventueel ook met een paar analfabeten), maar waarin ook een aantal meer gevorderde leerlingen zitten. Verder in dit artikel wordt beschreven hoe een taak voor zo'n groep er uitziet.
| |
Taakgericht onderwijs is al doende taal leren
Het Steunpunt NT2 gaan ervan uit dat de verwerving van de tweede taal niet anders verloopt dan de natuurlijke taalverwerving. Een kind leert taal omdat het daartoe een behoefte ervaart. Het wil bijvoorbeeld een stuk speelgoed te pakken krijgen dat boven op de kast ligt. Het slaagt er echter niet in om door middel van gebaren duidelijk te maken wat het nu precies wil. Op dat ogenblik zal er bij dat kind een behoefte ontstaan om de communicatie efficiënter te laten verlopen. Het zal uit het taalaanbod van andere mensen díe woorden trachten op te pikken die het nodig heeft om zijn doel te bereiken. Hoe rijker het taalaanbod en hoe groter de motivatie, hoe sneller het kind zal leren. Het kind is zich er niet bewust van dat het taal leert, het leert regels noch woordenlijsten uit het hoofd, het leert taal al doende. Taal is voor het kind dus geen doel, maar een middel. Taakgericht onderwijs werkt op dezelfde manier. Hieronder geef ik kort de vier belangrijkste kenmerken waaraan dergelijk onderwijs moet beantwoorden.
| |
Motiverend
In de voorbeeldtaak proberen we bij de leerlingen een behoefte te creëren om de uitleg en de instructies die de leerkracht geeft, te begrijpen. We veronderstellen dat de leerlingen wel willen te weten komen hoe dat zou kunnen, 15 lucifers optillen met 1 lucifer. Daarom zullen ze meer inspanning doen om de uitleg van de leerkracht te begrijpen.
| |
Kloof
Een kind dat al een aantal keren een gemakkelijk puzzel heeft opgelost, zal je na een tijdje een moeilijkere puzzel aanbieden, omdat er anders geen uitdaging meer inzit voor het kind en het niets meer bijleert. Dat gaat net zo bij taken voor taalleerders. Een taak moet moeilijk genoeg zijn. Er moet een kloof in de taak zitten die de leerlingen met enige moeite kunnen overbruggen. Anders leren ze niets bij. De uitleg die de leerkracht in de voorbeeldtaak geeft, is voor nieuwkomers niet eenvoudig om te begrijpen en vormt dus een kloof. Veel van de woorden die gebruikt worden, horen ze waarschijnlijk voor het eerst. Toch zal hun motivatie en de ondersteuning die al in de taak voorzien is, de leerlingen helpen om de uitleg te begrijpen.
| |
Ondersteuning
De ondersteuning zit al voor een groot stuk ingebouwd in de taak zelf en kan indien nodig nog door de leerkracht uitgebreid worden tijdens de les. Er is visuele ondersteuning (de leerkracht doet dingen voor, er staan afbeeldingen bij de tekst) en talige ondersteuning (de leerkracht kan indien nodig bijkomende uitleg bij de truc geven wanneer de eerste uitleg bij de truc niet volstaat, de leerkracht leest de tekst van het kopieerblad voor). De ondersteuning moet voldoende zijn om de leerlingen te helpen de kloof in de taak te overbruggen. Er mag anderzijds ook niet te veel ondersteuning in de taak zitten, omdat je anders de leerlingen leerkansen ontneemt.
| |
Relevant taalaanbod
Het onthaalonderwijs heeft als doel de leerlingen zo snel mogelijk te laten functioneren in de klas en op school. Op deze hoofddoelstelling moet dus ook het taalaanbod afgestemd worden dat in de taak aangeboden wordt. Woorden als goed, fout, richting, tellen, onderste... en vraagzinnen die beginnen met hoeveel zijn in die zin zeker relevant. Een op het eerste gezicht weinig schoolse activiteit (een truc uitvoeren) biedt bij nader inzicht veel kansen om op een natuurlijke en motiverende manier ‘schooltaal’ aan te bieden.
| |
| |
| |
3.6 Met één lucifer!
■ basistaak |
doel |
- luisteren: begrijpen van instructies voor een handelings- en zoekopdracht (in dit geval een truc)
- begrijpen van mededelingen, vragen en reacties bij het uitvoeren van een handelingsopdracht en de oplossing van een zoekopdracht(in dit geval ter verklaring van een truc);
- begrijpen van instructies voor het invullen van een opdrachtenblad. |
|
materiaal |
- lucifers (minstens 16, maar liefst meer om ook de leerlingen te laten proberen)
- een tafelkleedje of een zakdoek (liefst ook meer dan één)
- kopieerbladen blz. 29
- vergrote kopie of transparant van kopieerblad 29 |
|
organisatie |
- klassikaal - individueel of tweetallen - klassikaal |
|
verloop |
- vooraf het tafelkleedje of de zakdoek tegen de rand van de tafel leggen waarop je de truc gaat uitvoeren (zodat de lucifers niet te gemakkelijk wegglijden)
- de leerlingen de lucifers tonen en zeggen dat het er zestien zijn - ze samen tellen - vervolgens één lucifer nemen en aankondigen dat je met die ene lucifer alle andere kan oppakken - even demonstreren wat je bedoelt met andere voorwerpen, bijvoorbeeld met een meetlat en een bordveger.
- de leerlingen uitdagen om het te proberen - telkens aangeven waarom je wat zij doen niet goed vindt
- vervolgens het raadsel zelf oplossen: de ene lucifer op een tafel leggen (met een uiteinde een beetje over de rand) en er vervolgens 14 lucifers (zie afbeelding met de kop naar boven goed aansluitend kruisgewijs dwars overheen leggen (zie afbeelding op kopieerblad 29) - vervolgens de laatste lucifer weer in de andere richting op de gekruiste lucifers leggen - de onderste lucifer vastnemen en de lucifers voorzichtig optillen
- de leerlingen nu zelf laten proberen - hen vooraan (eventueel per twee) zestien lucifers laten halen en daarmee aan de slag gaan - eventueel een wedstrijdje houden: ‘wie slaagt er het eerste in om alle lucifers op te tillen?’ of ‘wie heeft er tot nu toe het meeste lucifers opgetild?’
- tot slot kopieerblad 29 uitdelen en de verschillende instructies lezen en door iemand stap voor stap laten uitvoeren - de opdracht onderaan het blad laten uitvoeren - één voorbeeld samen zoeken en dan de leerlingen alleen of per twee verder laten zoeken - nakijken of de leerlingen alle gezochte woorden gevonden hebben aan de hand van de vergrote kopie van kopieerblad 29
- het is niet erg als leerlingen ook ‘lucifers’ aanduiden - er dan wel op wijzen dat er achteraan wel nog een letter meer staat en dat het dan over meer dan één lucifer gaat |
|
tip |
|
- dit trucje zeker vooraf oefenen zodat je weet hoe handig je erin bent - als je merkt dat je er niet in slaagt alle lucifers op te tillen, kan je de leerlingen uitdagen om het beter te doen dan jij, met name om niet enkele, maar alle lucifers op te tillen |
|
taalaanbod woorden: |
|
bank - zakdoek - rand - eerste - laatste - richting - met - alle - andere - zelf |
|
beoordelende termen: goed - fout - misschien - moeilijk |
|
beschrijvende termen: voorzichtig - langzaam - dwars |
|
handelingen: optillen - nemen - leggen - vallen - tellen - vastpakken - kijken - slagen - mislukken - proberen - opletten |
|
plaatsaanduidingen: op - over - naast - onderste |
|
telwoorden: 1 tot 16 |
|
tijdsaanduidingen: eerst - dan - vervolgens |
|
structuren: vragen: Hoeveel...? |
Handleiding voor de docent bij een basistaak
| |
| |
▲ differentiatietaak |
doel |
- spreken: formuleren van mededelingen, vragen en reacties bij de uitvoering en het resultaat van een handelings- en zoekopdracht, in dit geval in het kader van de verklaring van een truc
- lezen; begrijpen van instructies voor een zoekopdracht, in dit geval een tekst vervolledigen - begrijpen van informatie om de oplossing van een zoekopdracht te vinden, in dit geval keuzemogelijkheden begrijpen en instructies voor een handelingsopdracht
- schrijven: woorden overschrijven |
|
materiaal |
- kopieerbladen blz. 30 |
|
organisatie |
- klassikaal - individueel (huiswerk) of tweetallen |
|
verloop |
- spreekvaardigheid bij de taak betrekken door gevorderde leerlingen de truc mondeling te laten verwoorden terwijl zij zelf de truc uitvoeren - deze leerlingen ook mondeling voorspellingen laten doen over hoeveel lucifers er zullen vallen - de andere leerlingen kunnen ook voorspellingen doen door getallen op te schrijven
- lees- en schrijfvaardigheid bij de taak betrekken door de gevorderde leerlingen die kunnen lezen de invuloefening op kopieerblad 30 te laten maken - dat kan eventueel als huiswerk of in paren |
Handleiding voor de docent bij een differentiatietaak
Met één lucifer!
Neem zestien lucifers en leg er één op een tafel. Leg vervolgens veertien andere lucifers dwars over de ene lucifer, afwisselend links en rechts van de onderste lucifer.
Leg de lucifers met de kop naar boven.
Neem de laatste lucifer en leg hem op de andere lucifers, in dezelfde richting als de onderste lucifer. Neem de onderste lucifer vast en til zo alle andere lucifers mee op.
Omcirkel het woord ‘lucifer’ in de tekst en omcirkel een lucifer op één van de afbeeldingen.
activiteit 3.6 ■ Klaar? Af! kopieerbladen 29
| |
Kenmerken van taken voor de beginperiode
De belangrijkste kenmerken van taakgericht onderwijs in het algemeen zijn nu duidelijk, maar hoe ziet een taakgerichte activiteit voor de beginperiode er dan uit?
| |
Receptief
Anderstalige nieuwkomers zijn allemaal absolute beginners in het Nederlands. Om een goede basistaalvaardigheid te ontwikkelen, moeten deze leerlingen veel kansen krijgen om de taal op te pikken die ze nodig zullen hebben in de klas. Heel wat leerlingen maken in het begin een stille periode door. Afhankelijk van de leerling kan die periode variëren van een paar dagen tot enkele maanden. Dat leerlingen zwijgen of niets durven opschrijven, wil echter niet zeggen dat ze niets leren. Integendeel. Tijdens de stille periode absorberen leerlingen vaak enorm veel talige informatie. De taken in Klaar? Af! werken daarom voornamelijk aan het ontwikkelen van een goede luistervaardigheid. Van de leerlingen wordt dus geen productie of leesvaardigheid gevraagd. Wel kunnen ze aangeven dat ze de opdracht begrepen hebben door iets te doen, bijvoorbeeld dingen te omcirkelen, aan te kruisen, te tonen, na te doen enzovoort. In de taak die hier afgedrukt staat, kunnen de leerlingen eerst voordoen hoe ze denken dat de truc in elkaar zit. Daarna kunnen ze de leerkracht nadoen.
| |
| |
| |
Hier-en-nu
Voor elke nieuwkomer is de kloof in het begin enorm groot. Daarom zitten er in de beginfase alleen maar activiteiten die gesitueerd zijn in het hier-en-nu en wordt er dus heel veel visuele ondersteuning geboden. Alles waar de leerkracht het over heeft, kan de leerling concreet met zijn eigen ogen zien. Bovendien beperken we ons voor een groot deel tot de klas- en schoolcontext (de klasvoorwerpen, het lichaam), omdat dat de woordenschat en structuren zijn die de leerlingen het meeste nodig hebben en dus het snelste moeten verwerven. In de voorbeeldtaak doet de leerkracht alle handelingen die in de tekst vermeld zijn, voor. De meeste woorden en structuren die worden aangeboden behoren echt tot de basistaalvaardigheid (neem, leg, eerste, laatste, de telwoorden van 1 tot 16, ...)
| |
leder op zijn eigen tempo
Omdat de heterogeniteit van de leerlingen zo groot is, zal het altijd zo zijn dat de ene leerling dingen veel sneller oppikt dan de andere. De verschillen tussen de leerlingen in de onthaalklas zijn echter veel groter dan die tussen de reguliere leerlingen. In Vlaanderen is het bijvoorbeeld mogelijk dat een leerling die het vorige schooljaar in mei is ingestroomd, in september bij de nieuwe leerlingen komt te zitten. Een leerling die al kan lezen en schrijven en bovendien al flink wat Nederlands begrijpt, kan dus in de klas zitten met een analfabete leerling die nauwelijks één woord Nederlands praat. Het voordeel van taakgericht werken is dat elke leerling uit het taalaanbod van de leerkracht precies datgene oppikt waar hij op dat ogenblik aan toe is. Een gevorderde leerling zal uit de voorbeeldtaak heel andere woorden oppikken (vervolgens, dwars, afwisselend, ...) dan een echte beginner (de telwoorden, neem, ...). Bovendien worden er bij het merendeel van de taken in Klaar? Af! ideeën gegeven om de taak voor meer gevorderde leerlingen te differentiëren. Zo kun je de voorbeeldtaak moeilijker maken door een gevorderde leerling de handelingen te laten verwoorden die je moet doen om de truc uit te voeren. Verder kun je de leerlingen stimuleren om hun lees- en schrijfvaardigheid te gebruiken door hen de invuloefening te laten maken (het kopieerblad met het driehoekje onderaan is enkel bestemd voor gevorderde leerlingen). Je grijpt dus de vele mogelijkheden die in de taak zitten, aan om de leerlingen op hun eigen tempo te laten leren.
Tenslotte kun je de heterogeniteit van de nieuwkomers als een voordeel gebruiken door de leerlingen vaak in heterogene groepjes te laten werken. De minder gevorderde leerling leert dan van de gevorderde leerling en de gevorderde leerling oefent zijn mondelinge taalvaardigheid omdat hij iets duidelijk moet uitleggen aan een andere leerling.
| |
Alfabetisering
En wat dan met alfabetisering in Klaar? Af!? In dit bronnenboek wordt er voornamelijk aan de randvoorwaarden voor alfabetisering gewerkt. In de voorbeeldtaak krijgen de leerlingen een schriftelijke neerslag mee van de truc die ze net in de klas hebben uitgevoerd. De leerkracht leest de instructies voor terwijl een leerling de proef uitvoert. Op die manier maken analfabete leerlingen kennis met een functie van het schrift: als je de proef later nog eens wilt uitvoeren en je weet niet meer hoe het moet, dan kan je dat in een tekst nog eens nalezen. Op het eind van
| |
| |
de les doen de leerlingen ook een klein opdrachtje waarbij ze een woordbeeld in een tekst moeten herkennen en aanduiden (visuele discriminatie). Het is niet nodig dat ze het woord echt kunnen lezen of analyseren. Wel wordt er door de afbeelding een duidelijke link gelegd tussen woordbeeld en betekenis.
Waarom wordt de eigenlijke alfabetisering uitgesteld? Bij tweede-taalleerders is het gevaar groter dat leren lezen enkel uitmondt in technisch leren lezen, omdat de kans groter is dat ze niet begrijpen wat ze lezen of zelfs niet begrijpen wat eigenlijk het nut is van lezen. Daarom vinden wij het erg belangrijk dat de leerlingen eerst een basistaalvaardigheid opbouwen, die later als fundament kan dienen voor alfabetiseringstaken. Ook de verschillende functies van het schrift moeten aan de leerlingen duidelijk gemaakt worden. Ingaan op de klankletter-koppeling gebeurt dus pas in Taalkit 1. Daarop zal ik terug komen in een volgend artikel.
Informatie:
Mie Sterckx, Steunpunt NT2
Blijde Inkomststraat 7
B-3000 Leuven
tel. 0031.32.16.32.53.64
|
|