niveauverschillen in deelvaardigheden. Dat geldt zeker ook voor de introgroep. Enkel het mondelinge taalniveau is daar vrij homogeen.
In de wijken zijn alleen vrouwengroepen, afhankelijk van het aantal deelnemers zijn er verschillende niveaugroepen.
De bedoeling van het voortraject is mensen alvast wat functionele vaardigheden in het Nederlands mee geven. Meteen beginnen met lezen en schrijven is zo uit de lucht gegrepen, je kunt het niet koppelen aan een inhoud. Je moet eerst zorgen dat de deelnemers begrijpen wat je wil zeggen, dan kunnen ze hun opdrachten makkelijker uitvoeren.
Ook als het gaat om leren lezen en schrijven, staat bij ons het functionele voorop. We gaan ervan uit dat mensen hun gezichtsveld moeten kunnen verbreden. We hebben bijvoorbeeld Marokkanen en Turken die veel tv-kijken in hun eigen taal, naar hun eigen zenders. We stimuleren hen om ook naar Vlaamse zenders te kijken door bijvoorbeeld te praten over de actualiteit, door hierover een tekst te maken. Zo'n tekst bekijken ze toch op een andere manier dan een technische tekst waar geen gevoel in meespeelt.
Er wordt wel aan technisch lezen gewerkt, maar altijd in combinatie met andere dingen. Daardoor krijg je ook meer discussie in de groep en dat is weer goed voor de taalvaardigheid. Toen we alleen met 7/43 werkten, was het zo'n matte bedoening. De deelnemers gingen ook zelf protesteren.
Mis je dan de aandacht voor het taalsysteem met klankzuivere woorden niet, wat 7/43 bijvoorbeeld wel heeft?
Ja, we zoeken ook constant naar een goed evenwicht. Samen met Veerle heb ik een bijscholingsmodule begeleid en daar hebben we ook weer nieuwe impulsen gekregen om het functionele en het technische te koppelen.
Veerle:
Ook in Genk wordt centraal en decentraal gewerkt. Bij ons is er na de intake wel meteen een splitsing tussen analfabeten en alfabeten. Alleen de analfabeten komen in een voortraject van ongeveer 6 maanden waarin gewerkt wordt aan de eerste mondelinge vaardigheden. Ook wel aan cijfers lezen, klokkijken en kennismaking met schrift (Wat is schrift? Waarvoor wordt het gebruikt? etc). Andersalfabeten, komen bij de analfabetengroepen en doen dus ook mee aan het voortraject. Daarna stromen ze door naar een van de drie verschillende niveaugroepen die ingedeeld worden op basis van schriftelijke vaardigheden, maar waar ook hun profiel meespeelt. Mondeling kunnen die groepen dus heel heterogeen zijn. Vermits we in Genk meer analfabeten bereiken dan in Hasselt, kan je meer gaan opsplitsen.
We hebben niet de mogelijkheid om in de wijken ook een dergelijk uitgebreid aanbod te realiseren, maar er zijn wel aparte groepen voor analfabete en gealfabetiseerde deelnemers. De absolute beginners kunnen niet naar de buurtgroepen. Waar nodig wordt er voor vervoer gezorgd tot ze hebben geleerd om zelfstandig de bus te nemen, wat geen evidentie is voor analfabeten. Pas na de basis kunnen mensen in de buurt terecht. Ook wij kiezen in het voortraject doelbewust alleen voor mondelinge vaardigheden. Dit is meestal de belangrijkste leervraag, deelnemers willen een beetje zelfstandig hun plan kunnen trekken in het dagelijkse leven, willen kunnen communiceren met hun omgeving. Een leesen schrijftraject duurt ook lang. Voordat mensen zelfstandig kunnen lezen en schrijven zijn ze al een paar jaar op weg.
Voor de alfabetiseringsgroepen maken we net als in Hasselt ons materiaal zelf, bijvoorbeeld uit de verhalen die naar boven komen in de groep, aansluitend bij de leefwereld van de deelnemers. Daar wordt dan een tekst van gemaakt. Binnen het kader van zo'n tekst wordt dan wel gewerkt aan technische aspecten, waarvoor we bijvoorbeeld structureringsoefeningen halen uit 7/43 of andere methodes. Maar we volgen niet een enkele methode.
Hoe uitzonderlijk is jullie aanpak in Vlaanderen?
Veerle:
Er zijn centra die werken met een soort klassysteem met opeenvolgende jaren. (Vergelijk het basisonderwijs). Per jaar ligt de inhoud vrij vast, er is weinig ruimte om in te spelen op leervragen van deelnemers omdat je anders met andere jaren botst.
Maria:
In veel centra wordt ook een vaste methode gebruikt. En elk gedeelte moet doorlopen worden, of dat nu interessant is of niet. Anders kunnen de mensen niet deelnemen aan de toets, die zo is opgebouwd dat dat ook dat oninteressante gedeelte getoetst moet worden.