Een les met ‘ivm-aangepast’
Als de cursist binnenkomt, pakt hij of zij zijn/haar les- of oefenmateriaal uit de kast of eigen lade en begint zelf met werken. Dit doen we omdat cursisten nogal eens ongelijk binnenkomen en het moeilijk is exact om negen uur gezamenlijk met iets te beginnen. De cursist zoekt op waar hij/zij een vorige keer gebleven is en waar hij/zij moet beginnen en gaat aan het werk. Als cursisten 8 sets van 6 globaalwoorden receptief kennen, kunnen ze beginnen met leesboekje 1. Het leesboekje waar cursist mee bezig is wordt in eigen lade bewaard. De cursist pakt een cassetterecorder uit de kast en zoekt het bandje dat hij/zij nodig heeft. De band moet telkens 1x in zijn geheel beluisterd worden. Dit wordt ‘luister en lees mee’ genoemd in de methode. Als dit is gebeurd, leest de cursist een paar bladzijden zelfstandig, bijvoorbeeld van 1 tot 4. In het boekje moeten plaatjes bij zinnen worden gezocht, de cursist zet het juiste nummer bij het juiste plaatje.
De docent loopt langs om na te kijken of de cursist kijkt zelf na met behulp van nakijkexemplaren. Dit laatste loopt nog niet zo gesmeerd. Het vereist de nodige instructie vooraf en bewustmaking (‘afkijken’). Hierna kan de cursist een stukje tekst uittypen op de computer, of alle woorden die met een ‘b’ beginnen opzoeken en opschrijven, of een aantal wissel-rijtjes leggen met de letterdoos. (Of in tweetallen elkaar de gelegde wisselrijtjes dicteren.)
Hierna gaat de cursist een tijdje in het boek met verwerkingsoefeningen werken en maakt de structuuroefeningen die horen bij de globaalwoorden. De docent draagt op lotto's te leggen of te herhalen als dat nodig wordt geacht.
Een ander gedeelte van de les wordt gebruikt om in een klein groepje of met de hele groep, auditieve discriminatie-oefeningen te doen. Omdat het verschil lange-korte klinker en de meeste dubbelklanken voor iedereen meestal moeilijk blijven, kan dit met de hele groep, ook al is de ene cursist in niveau twee, en de ander pas beginnend. Ook dictees, lezen en maken van wisselrijtjes, of oefeningen zoals ‘wat staat hier?’ (woord staat in verkeerde lettervolgorde op bord, cursist ‘maakt het goed’: bijv. mse = mes) wordt in niveaugroepen gedaan.