starten met echt leren lezen en schrijven. Die voorfase beslaat minimaal 2 weken en maximaal 8 weken (van 16 uur Nederlands). Soms doet een zeer zwakke leerling die 8 weken nog eens een keer over. In die voorfase werken wij aan vier onderdelen: woordenschat, voorbereidende leesactiviteiten, voorbereidende schrijfactiviteiten en schoolse vaardigheden. De leerlingen krijgen dus even de tijd om aan de school, het rooster en de docenten te wennen en we vertellen ze ook expliciet dat we niet meteen beginnen met lezen, om geen valse verwachtingen te wekken.
Woordenschat is voor alle leerlingen, ze moeten allemaal beschikken over een basiswoordenschat (ook leesbegrippen als eerste, boven, middelste etc.) en we vinden het ook belangrijk dat een leerling begrijpt wat hij leest.
Verder oefenen de leerlingen in die voorfase auditieve en visuele waarneming (verschillen horen en zien tussen klanken en lettertekens), ruimtelijke oriëntatie (ruimtelijke begrippen als bovenaan, maar ook aandacht voor de vorm van de letters), geheugenontwikkeling. motorische ontwikkeling (oefeningen voor de fijne motoriek), functies van lezen en schrijven (weten welk voordeel ze hebben van lezen en schrijven in het dagelijks leven) en schoolse vaardigheden. We vinden het heel belangrijk dat de leerlingen niet alleen leren lezen en schrijven, maar ook als volwaardige leerlingen kunnen doorstromen. Dus werken we aan een prettig klimaat, leren we de leerlingen dat ze zich aan de regels van de school moeten houden, hoe ze zorgvuldig met materiaal om moeten gaan etc.
Na die voorfase gaan we door met de Alfafase, waarin de leerlingen nu ook leren lezen met Lezen doe je overal' en schrijven met Mijn eigen handschrift.’
Henny: ‘Wij doen die dingen ook allemaal, alleen niet in een aparte voorfase, maar tegelijkertijd met het leren lezen en schrijven. De meeste van die leesvoorwaarden zoals jij ze noemt staan ook in de handleiding van “Lezen doe je overal”.
En wat die schoolse vaardigheden betreft, wij maken onderscheid tussen sociale vaardigheden (wat jij omgangsvormen noemt en aandacht voor schoolregels) en de meer schoolse vaardigheden zoals leren hoe je in een schrift werkt etc. Ook dat doen wij niet in een aparte voorfase. Wij beginnen met De Leesplank om kennis te maken met lezen. Pas daarna beginnen we doorgaans met aanvankelijk lezen aan de hand van Lezen doe je overal. En af en toe krijgen we een leerling - vorige week bijvoorbeeld nog - die we wat langer moeten laten betijen. Iedereen met een normale intelligentie kan technisch leren lezen, zonder voorwaarden vooraf. Technisch lezen is niks meer dan een technische vaardigheid, een kunstje eigenlijk.
Het is een kwestie van keuze waar je begint. Ik heb een voorkeur voor een stevige technische basis, voordat je met toepassingen begint. Ik denk dat die andere weg voor veel leerlingen te moeilijk is. Het valt me op dat de meeste leerlingen van deze werkwijze ook geen enkel probleem maken.
Een leerling bij mij leest bijvoorbeeld met gemak enkele zinnen uit het vijfde boekje en kijkt me dan verwachtingsvol aan: “Wat ben ik toch knap he juf?”. Maar als ik dan vraag om het bijbehorende plaatje aan te wijzen waar te zien is wat ie gelezen heeft (ik ren naar de bus) kijkt ie me stomverbaasd aan “Ik ren naar de bus?” Het is zonneklaar dat ie tijdens het oefenen en hardop lezen geen ogenblik heeft overwogen om de betekenis van wat hij las, tot zich te nemen. Ze komen simpelweg niet op het idee.
Dit soort ervaringen sterkt mij in het idee dat technisch leren lezen en tegelijkertijd een tweede taal leren te gecompliceerd is. En het leren lezen duurt dan ook zoveel langer. Vaak zitten leerlingen dan een vol jaar te ploeteren met aanvankelijk lezen. Bij mij is de gemiddelde duur van het aanvankelijk lezen acht weken. Daarna kunnen de meeste leerlingen probleemloos eenvoudige formulieren lezen. Of ze die begrijpen, durf ik niet te zeggen. Maar dat geldt voor andere leerlingen, die al wel kunnen lezen in het Latijnse schrift, maar nog moeten beginnen met Nederlands evenzeer’.
Cathy: ‘Ik vind het wel belangrijk dat ze vanaf het begin begrijpen wat ze lezen. Anders weten ze niet waar ze mee bezig zijn. Bij mij vragen ze ook vaak: Juf wat betekent dit?
Henny: ‘Volgens mij zijn mijn leerlingen daar niet zo mee bezig als ze het technisch lezen aan het oefenen zijn. Ik ben het wel met je eens dat alleen het kunstje leren (technisch lezen) zeker beperkingen heeft, en ik denk dat een extra programma waarbij dat lezen wordt toegepast, heel erg zinnig is. Maar ik beschouw het kunnen toepassen niet als een voorwaarde om iemand te leren lezen in technische zin.
Overigens denk ik ook dat de manier waarop leerlingen tegen lezen aankijken, heel cultuurgebonden is.’
De discussie die daarop volgde over cultuurverschillen in opvattingen over wat lezen is, moesten we vanwege de tijd afbreken. Daar komen we op terug. Want misschien is onze notie over lezen als functionele vaardigheid wel heel erg westers.