Afscheids lied van Brussel
(ca. 1790)–Anoniem Afscheids lied van Brussel– Auteursrechtvrij
[pagina 2]
| |
Maar als ik was acht dagen weggebleven,
Toen was de Liefde gansch vertraagd.
Ik had haar voor myn echte Vrouw verkoren,
Het scheen zy was kontent daar van,
Ik dagt op Aard zoo was 'er geen geboren,
Ja die my meer behagen kan,
Ik meende zoo vast met haar te Trouwen,
En dan te Leven in Deugdzaamheid,
Maar door haar schuld zoo bragt zy my in rouwe,
Het is voor my te laat gezeid.
Zy sprak zoetlief en wilt uw niet ontstellen,
Ik ben veranderd van gedacht,
Ik ben te jong om my daartoe te kwellen,
Gy doet naar my verloren klagt,
Ik wil het Trouwen, acht Jaren schouwen,
Want zoo 'n last neem ik niet aan,
Ik spiegel my aan andre' schoone Vrouwen,
Daarom zoetlief 't is afgedaan.
Zoetlief gy zult ten laatstemaal nog maken,
Dat ik my zal Angaseren gaan,
Door uw schuld ga ik dienen de Soldaten,
Daarom zoetlief het is gedaan,
Ik wil my Resikeren, myn Angeseren,
Al by de Kanonnieren voor zes Jaar,
Dan zal geen zware Liefde my Sineren,
En ik zal vrijen hier en daar.
Soldaten die vrijen, ten allen tyden,
Als zy hebben haar dienst gedaan.
Een klein Plaizier, en Vrolyk tusschen byen,
Zoo zullen myn zes Jaaren omgaan.
Als ik van haar de woorde hoorde spreken,
Het sloeg my als een Donderslag,
En myn Gemoed was myn geheel ontsteken,
Als ik by haar een ander zag,
Dien ik voor dezen, zoo had geprezen,
Zonder te schenden of te krenken haar eer,
Moet nu haar Liefde voor een ander wezen?
Maar nu en ziet zy my niet meer.
Ach Kamaraten en wilt uw niet gedenken,
Trouwd nooit geen Valsche Sture Meid,
Want als gy komt in zulke Ellende,
Het is voor my te laat gezeit,
Het staat beschreven, al in ons leven,
Zoo wel by grooten als by klein,
Dat is de schult van al die Valsche Teven,
Dat menig Jongman raakt in pyn.
|
|