Afscheids lied van Brussel(ca. 1790)–Anoniem Afscheids lied van Brussel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] Afscheids lied van Brussel. Adju 'Brussel ik schei, ik ga verlaten, Myn vrienden en kamaraden. Ik leef hier reeds zes jaren in deugd en eere bis. In myn gedachte kwam van weer te keeren. Ik heb gefreconteerd in veel plaizieren, Nooit gemankeerd om veel te zwieren. Ik heb alles ondergaan verdriet en weelde, bis. Om zoo vooruit te gaan dat ziet men zelden, Ik zeg Madam adju van peredikke, Van parelaplu, ik ga vertrekken, Adju dan Kwakkelstraat met al u teven, bis. Die uit gaan vroeg en laat om zoo te leven. Ik zeg ik weet het wel ik ga nu pynzen, Dat ik zeer wel haar let zal krygen, Van de bazin en bazen die moet men eeren, bis. Uit liefde en uit min maar wederkeeren. Ik hoor de Tamboer slaan myn lief vrindinnen, Wy moeten gaan, ligt voor ons leven, Ik zeg 'er dan adju Moeder en Vader, bis. Ik hoop dat God bewaard ons al te gader, Ik laat nu voor het lest de moed niet zinken, Maar om het best, te zamen drinken, Ik zeg dan adju aan al myn vrinden, Ik hoop dat wy elkaar weer zullen vinden. Vorige Volgende