Ad Interim. Jaargang 6

[p. 263]

Honingwiel of ossenwater
Eduard Jaguer (1921-)

Je zult moeten verscheuren haar lijfje grote zon
Je zult moeten boren de eekhoorn uit haar boezem
Haar groot carillon van braamstruiken en van haver
Je zult je nestelen op het hoofd van het bergschaap
Je zult aan de nagel een einde maken want de nagel haakt in de vacht
Je zult je gebit in haar benen haken
De harten van water verenigde opvlucht zal zijn
Hun samen tooit zich al met het rood der erectie
Rood fruit van het lage gesteente
En de nacht zal staal worden en je heupen spiegel voor beren
Heupen spiegel van abrikozen
en fossiel van de vijg inundatie van kraters
En je wangen wangen van mei van april ik zaai op je wangen van mei van april vele savannen van knieën
Waar het hoofd van de leeuw verschijnt van minuut tot minuut grote draaiende zon
En kwikzilveren dwaalster en vorstelijke vleugel
Vaandel der oerossen
Melkachtige gewesten
Gans in de karavanen van zout gans in de bladen der schroeven zeeganzen der rendieren gans onder kolen geroosterd gans in de rondkers gans en gans oerwouden zon
En tik-tak onder de wondkorst verborgen
En klok en snoeiend haar oogleden
En ontwrichting van vlees en groen bladstofgroen stromend
Beenderen hevig aanwezig
Beenderen in daglicht gesteld op de heuvel
Beenderenmolen
Tienduizend beenderenmolens druipende krater van puisten
Zangtrillers fretzang in katten

[p. 264]

 

Katten zangkoren tussen frambozen kleingeld oostelijk kwikzilver

 

Gaan en komen de schildpad zal gaan en komen de schildpad zijn hol tussen schelpen

 

Schildpad schildpad in de karavanen tanden schildpad in de karavanen katten schildpad in de hartskaravanen schildpad in de harten groen grote zon

 

Groen grote rups tussen de kiezen gekoesterd

 

Geen kukluxklan draak openscheurend de witte reusachtige stier

 

De kers gesnoept door de kikkers

 

De kikvors verraderd door haaien

 

De haai in lianen verslonden

 

De liaan geperst tot jenever

 

Je zult haar huid mechaniseren je zult haar mond met klinknagels rekken

 

Je zult rauw de lijkpaling happen hart van het hopje

 

Haar haar loswoelen in de kleine opera wolken

 

Onherleidbaar maanzaad zwarte klonters het koord van de slachter

 

Driedekkerkist van mijn wreedheid

 

Mijn leeuwerik ontegenzeggelijk helder boven de bergen

 

mijn wentelende bloem injectie der giftand

 

Zal de komeet bijten en zal de komeet bijten de komeet geen komeet zonder bijten

 

En ziedaar hoe een snoek gist in de zwaardlelie

 

En dat duizend schilden een snoek gist in de zwaardlelie

 

En dat tienduizend schilden een snoek gist in de zwaardlelie

 

En dat honderdduizend schilden een snoek gist in de zwaardlelie

 

En dat twee zonnen de waterlelie is op je borsten

 

En dat drie zonnen de waterlelie is op je borsten

 

En de sleutelbloem nooit of te nimmer

 

De sleutelbloem brandpunt van water.

 

 

 

Gerrit Kouwenaar