Ad Interim. Jaargang 6(1949)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 221] [p. 221] Zij had als kind... Victor Hugo Zij had als kind deze gewoonte aangenomen Van elke ochtend even bij mij aan te komen. Ik wachtte als op de zon op 't stralen van haar blik, En zij kwam binne'en zei: Dag vadertje, daar ben ik! En nam mijn pen en deed mijn boeken open, Zat op mijn bed, wierp mijn papieren overhoop en Ging lachend plots weer als een vogel er vandoor. En ik ging dan waar ik gebleven was weer door, Wat minder zwaar van hoofd, en vond terwijl ik schreef Soms in mijn handschrift wat haar speelse hand misdreef, Een arabesk die zij in scherts getekend had En licht gekreukeld menig onbeschreven blad, En zie, mijn zoetste vers verwekte dáár het lot. Zij hield van bloemen, sterren, weidegroen, van God, Zij die nog onontwaakt reeds rijp van geest geviel. Haar oog weerspiegelde de klaarheid van haar ziel, Zij vroeg mij altijd weer en over ieder ding. Hoe was de winteravond vol betovering Als wij geschiedenis of taal delibereerden, Mijn kindren alle vier zich bij mijn knie groepeerden, Daarnaast hun moeder, en soms vrienden bij den haard. Dit maar zo weinige, hoeveel werd het mij waard! En dat zij er nu niet meer is! God sta mij bij! Nooit was ik als ik haar bedroefd vermoedde blij; En somber was ik op het uitgelatenst feest, Als ik haar aanziend dacht: is er soms iets geweest? Anthonie Donker November 1846, Allerzielen. Vorige Volgende