van het schone klooster, dat tijdens de Franse revolutie was kapotgeslagen, waarna de resten versleept werden naar Amerika en nu daar opnieuw waren opgebouwd tot een bezienswaardigheid voor de nieuwe wereld. ‘Die arme stenen,’ zei mijn monnik, ‘wat zullen zij zich vreemd voelen in dat grauwe, luide land, wat zullen zij terugverlangen naar onze zonnige bergen. Precies zoals de obelisk in Parijs, die staat te treuren om het land der Pharaos!’ De rheumatiek belette hem ons persoonlijk rond te leiden, daarom vertrouwde hij mij den ijzeren sleutel van de abdij toe.
Afrika beleefde ik, terwijl ik zat op een binnenplein dat geen binnenplein was, maar de middenbeuk van een kerk, waaraan de ongunst der eeuwen het dak had ontroofd. Op het moment, dat ik mijn blik hief naar de vuilwitte muren en de Moorse ramen terugvond, was Christus verdwenen, maar Allah heerste, die Allah van ons Westerlingen, die tot aan de schouders is begraven in de weelde van de Duizend en Een Nacht, terwijl het hoofd, dat daar boven uitrijst, een soort kop van Jut is, waar we als Christenen lustig op hameren vóór er naar gekeken te hebben. Doch zodra we de kerk hebben verlaten en zorgvuldig de deur hebben gesloten met dien groten, vreemden sleutel, waarom zich alleen al verhaal op verhaal zou kunnen kristalliseren, is Allah weer de Middellandse zee overgevlogen want we staan voor een rij arkaden dragende zuilen; één ligt er plat in het gras tussen koekoeksbloemen en brandnetels.
Ik heb gedurende deze reis vaak kunnen genieten van de sensatie verleden in heden te zien veranderen, wanneer oeroude, ommuurde steden bleken te zijn bewoond. Maar resten, ruïnen hebben ook een eigen charme. Ik weet niet, wat het is, dat me ontroerde in deze rose zuiltjes, vooral in dat éne, dat daar tussen het welig onkruid op den grond lag. Men moet, geloof ik, niet altijd trachten te reconstrueren, wat deze fragmenten betekend hebben in hun glorie, het is een inspannende bezigheid, die niet nodig is. Want een brok schoonheid is een ding op zichzelf, het ontroert zoals het aan ons verschijnt. Ik voel, hoewel ik niet verklaren kan waarom, dat deze resten zich rangschikken in mijn ziel tot iets dat later als symbool van iets innigs naar het bewustzijn zal rijzen. Deze rose zuilen spreken een taal, die niets te maken heeft met hun functionnele betekenis van vroeger, ze hebben iets te zeggen tot wie bereid is te luisteren.
Marmer en Abrikozen verschijnt bij Em. Querido's Uitgeversmij.
Met illustraties van Maaike Braat.