Ad Interim. Jaargang 6(1949)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] God Pierre Kemp 't Is nacht. Ik sta te stampen op de schors der aarde en houd in 't donker een lange bloemsteel vast. Een vogel kreunt iets in zijn slaap waar door 't geblaar de wind bedaart, die langs de lobben krast. Ik voel mijn ziel in 't trappen der contacten tusschen mijn hakken en de aardsche korst. Ik vraag en geef mij rekenschap van de akten, die mijn geest voor 't groote donker hier vermorst. Die bloemsteel steunt mij in mijn zwak bekennen, dat ik een heer van de aarde ben en mensch, en overal stoot ik me in ongewennen aan de verijling van de Goddelijke grens. Waarheen bestuurt Gij het vuur van al die bollen, waarvan er één mij door de ruimten leidt? Waarom moet héél die wereld dan toch rollen als van oost naar west en als in eeuwigheid? Hoe kwam U die idee en na welk mediteeren? Kon dat niet anders dan met zoo'n afschuwelijk leed? Was er dan niet een Heelal te realiseeren, waar elke vreugde rondom een andere gleed? Hoe toch brengt Gij met vuur en asch de zaden van nieuwe sterren voort in 't zwijgend Blauw? Gij hoort de menschheid naar Uw dagelijksch leven raden, veronderstellend vragend: is de Duivel dan Uw Vrouw?! [pagina 21] [p. 21] Nu moet de ‘Suisse der Duisternis’, dus ik, toch lachen om mijn houding bij die plant. Waarom stond ik, al was 't maar 'n oogenblik, daar met dien stengel, als een hellebaard, in mijn hand? Voor wie hield ik de wacht? Voor welke gevaren? Woest ben ik, dat ik ben, maar alles wat er is, is mij gelijk, sterft ergens aan zijn asch-bezwaren en staat dan voor het Hol der Duisternis. Staat Gij soms ook in Uw weergaloos formaat te spotten met U zelf en wat heeft U verleid, al wat er leeft op basis van liefde en haat, op vuur en asch te hebben voorbereid? Wat denkt Gij zelf soms van Uw wereldbouw? Ik ben maar kleingeloovig en ook dom, wanneer ik aan die dingen denken zou. Maar waarom Zijt Gij zoo Gij Zijt!? Waarom!!!? Vorige Volgende