| |
Filmkroniek
Fritz Lang: Hangmen also die ('43) (Sc.: Bert Brecht en Fr. Lang).
Amerikaanse ‘Verzets’-films worden doorgaans in Europa, waar men de werkelijkheid heeft meegemaakt, niet au-sérieux genomen. Hier is echter een ex-Duitse regisseur aan het werk geweest, terwijl het scenario mede-ondertekend is door niemand minder dan Bert Brecht. Het resultaat voldoet dan ook zeer goed, al is de haast telepatische eensgezindheid van het Tsjechische volk wel zeer idealis- | |
| |
tisch voorgesteld. Ook zijn de Gestapo-leden iets te karikaturaal (men ziet een kostelijke creatie van Reinhold Schünzel!) en vindt het probleem dat de film opwerpt geen eenduidige oplossing: men wordt er niet van overtuigd, dat het leven van de ene man, die Heydrich geëxecuteerd heeft, inderdaad opweegt tegen dat van de vele gijzelaars.
Als film valt er niets op aan te merken, de beeld- en spelregie zijn razend knap (al komt de psychologie er, zoals steeds bij Lang, wat bekaaid af). Men doet het best, deze film te beschouwen als een uitmuntende, meeslepende thriller. Wij zagen onlangs Lang's ‘M’ terug, een goede film inderdaad, en merkwaardig door de aangename afwezigheid van muziek. Opvallend was echter het ietwat ouderwetse theatrale spel, wat men in 1933 misschien niet gemerkt zou heben. Hangmen also die is weer, met You only live once, en in tegenstelling tot The woman in the window, een grote stap voorwaarts, en vooral veel compacter, geladener en geraffineerder dan ‘M’. De schaarse muziek van Hanns Eisler (men denke o.a. aan Kuhle Wampe) is niet opvallend. De fotografie van James Wong is als steeds voorbeeldig.
| |
Ernst Lubitsch: To be or not to be ('42) (Cam.: R. Maté).
Ernst Lubitsch: Heaven can wait ('43).
To be or not to be is een alleraardigste parodistische ‘Verzets’-film, die zich in Polen afspeelt en, vol verrassende wendingen, enige zeer geslaagde acteurs-stunts vertoont. Tegen het einde wordt alles wel héél erg onwaarschijnlijk. Chaplin's Dictator is heus beter!
Heaven can wait, (gelukkig niet naar het prulstuk van H. Segall, waarvan trouwens reeds een prulfilm, Here comes Mr Jordan gemaakt is), is een brave getechni-coloreerde plaatjesserie over het leven van een Amerikaans bourgeois-leeghoofd. Bepaald vervelend om tenslotte met dát soort lieden in de hemel te komen.
| |
Walvis in zicht ('47).
Deze documentaire over de eerste vaart van de Willem Barendsz geeft een verslag van de reis, naar ik aanneem, precies zoals de Hoge Heren het wensten. Ik heb zo'n vermoeden, dat als de film een illustratie van Dr Melchior's boek zou hebben gevormd, dus als zij niet alleen de fraaie buitenkant had gegeven, met wat Vaderlandse op-de-borst-kloperij, zij nooit vertoond zou zijn geweest. Intussen zijn
| |
| |
de opnamen (van H. de Boer) zeer goed en is de technische afwerking van haast on-Nederlandse kwaliteit.
| |
H.M. Josephson: Op drift ('46).
Paul Schuitema: Het begin ('46).
Twee korte films in opdracht van ‘Volksherstel’. De laatst-genoemde is officieel als de beste bevonden, maar voor de eerstgenoemde is de meeste reclame gemaakt.
Op Drift is een nare, ranzige en burgerlijke historie, hoewel regietechnisch (ook wat betreft de continuïteit en de montage) zeer behoorlijk uitgevoerd. Twee jonge actrices, Edy de Boer en Manon Alvingh doen goed werk. De fotografie is vrij slecht.
Het begin is heel wat genietbaarder qua inhoud: vlotter en frisser, en schijnt mij ook beter aan zijn doel te beantwoorden. Regietechnisch is zij iets minder goed dan Op drift, maar de fotografie is beter.
| |
H.M. Josephson: Zes jaren ('46).
Ik waag het niet, op de inhoud kritiek uit te oefenen, dat is werk voor studenten-insiders. Het oordeel in die kringen luidt naar ik verneem niet gunstig. De bescheiden financiële middelen die ter beschikking stonden (en die zoals steeds voor een groot deel det resultaat bepalen) zijn een excuus voor het ál te fragmentarische karakter. Het slot is niet van luciditeit ontbloot. Technisch is zij van goede kwaliteit, de continuïteit vertoont bijna geen sprongen (één der belangrijkste criteria der regie-techniek), maar de spel-regie of liever het spelers-materiaal laat wel wat te wensen over. Fotografie (van Farkas) en laboratorium-werk staan op zeer behoorlijk peil, al zijn de felle schijnwerper-belichtingen bij de nachtelijke buiten-opnamen hoogst onwaarschijnlijk.
| |
Vittorio de Sica: Sciuscia ('46).
Tot dusver hebben Italiaanse films mij steeds geërgerd door hun belachelijke bêtise, hun gebrek aan persoonlijkheid en hun onmogelijke marionetten-psychologie, tenminste wanneer ik mag afgaan op hetgeen er hier in de oorlogsjaren van vertoond werd en dat vele graden inferieur was aan het gemiddelde peil der Duitse films.
Nu is er na de oorlog in Italië een nieuwe, realistische filmstijl aan bod gekomen, waarvan Rome, open stad, Sciuscia, Paisa en Een dag in het leven de belangrijkste voorbeelden zijn. Van deze films heb ik er twee gezien, en terwijl Rome, open stad mij slechts matig kon bekoren, moet ik mij voor Sciuscia geheel ge- | |
| |
wonnen geven. In de eerstgenoemde film hinderde mij de schijnheiligheid om de zaken zo voor te stellen alsof alleen maar de Duitsers de schuld waren van alle ellende, alsof er niet reeds jarenlang het Mussolini-fascisme bestaan had! Ook was zij technisch wat ál te primitief (hoewel niet zó primitief als de Nederlandse film Bezet gebied). Sciuscia echter plaatst zich met één slag in elk opzicht op het allerhoogste niveau. Deze film gaat over het leven der verwaarloosde na-oorlogse grote-stadsjeugd. Zij is rijker en dieper dan Wyler's Dead end, eerlijker dan Borzage's No greater glory en Chr. Jaque's L'enfer des anges. (Nous les gosses van Daquin en Zéro de conduite van Vigo heb ik nog niet gezien), en over 't geheel beter van compositie en ook geschakeerder van menselijke uitbeelding dan de voortreffelijke Russische film De weg naar het leven van Nic. Ekk. (Maar wie-weet wordt zij nog overtroffen door de nieuwe Nederlandse film: Dik Trom en zijn dorpsgenoten, - mijn Vaderlandse Hart Klopt Al Vol Verwachting!)
Het scenario is vrij gecompliceerd, het volgen der handeling en het niet verwarren der op de voorgrond tredende jonge hoofdpersonen eist alle oplettendheid van de toeschouwer. De Sica heeft deze jeugdige schooiertjes met grote vakkundigheid en met een onuitputtelijke hoeveelheid psychologische nuances (als massa-mensn én als individualiteiten) tot uitermate zuivere en ontroerende filmspelers gemaakt. Ze spelen zichzelf, ze zíjn zichzelf, en dit in een weliswaar dramatisch gestyleerde doch zonder voorbehoud als realistische documentatie aanvaardbare intrigue. Dat deze film een aanklacht is tegen bestaande ‘toestanden’, zoals die in de jongens-gevangenis, kan haar waarde nog slechts verhogen, want niet elke sociale probleemstelling is zo eerlijk om tot ‘aanklacht’ over te gaan. De scènes van de bioscoop-voorstelling in de gevangenis vormen een overgang van gestyleerd realisme tot bittere satire.
De technische uitvoering en de fotografie zijn uitmuntend.
| |
Lean en Coward: This happy breed en Brief encounter.
De eerste: irriterend van taaiheid, domheid en onbelangrijkheid.
De tweede: inderdaad een zeer goede film, tot op zekere hoogte menselijk aangrijpend, hoewel nogal burgerlijk, en hinderlijk gespeend van elke intellectuele dimensie. Käutner's Romanze in Moll was eigenlijk veel beter.
| |
| |
| |
William Wyler: The little foxes ('41) (cam. Toland; met Bette Davis en George Marshall).
Men zou deze film naar het stuk van Lilian Hellman op 't eerste gezicht verfilmd toneel kunnen noemen door de statische, haast toneelmatige behandeling. Bij nader inzien blijkt zij meer werkelijke filmkunst te bevatten dan menig cineastisch product. Uitermate subtiele spelregie. Verwant met Citizen Kane door langdurige totaal-instellingen met tegelijkertijd scherpe close-up in de voorgrond (een werkwijze, geheel tegengesteld aan die van b.v. Hitchcock).
| |
Carol Reed: Odd man out (cam. Krasker; met James Mason; '46).
Dit was voor mij een teleurstelling. Wat deze film zwak maakt is het trage tempo, het gebrek aan psychologische achtergrond en enige hinderlijk theatrale scènes (o.a. die met de zo op Pierre Brasseur lijkende schilder). De fotografie is ongelijkmatig van kwaliteit. Deze film haalt het niet bij Roy Kellino's sympathieke film I met a murderer ('39), waar James Mason een dergelijke rol in speelt.
| |
George Cukor: A Philadelphia story en Two- faced woman.
Marcel L' Herbier: Histoire de rire.
Irving Pichel: Tomorrow is forever.
De eerste: niet erg goed; alleen van belang door Katherine Hepburn. De tweede: zeer matig. Echter charmant weerzien met Greta Garbo. De derde: flauw. De vierde: inerte, sentimentele kitsch.
| |
Michael Curtiz: Casablanca ('43).
Een zeer behoorlijke film, niettegenstaande de oorlogspropaganda. Vol boeiende milieuschildering, lang niet ontbloot van interessant menselijk materiaal. Ingrid Bergman als steeds een voortreffelijke actrice.
| |
Orson Welles: The Stranger ('45) (Sc. Trivas).
Het is een bedroevend feit dat Citizen Kane ('41), waarmee Welles bewees, naast Chaplin ongeveer de enige werkelijk geniale cineast te zijn, nog steeds niet in Nederland is vertoond (evenmin als The magnificent Ambersons). The Stranger is na deze baanbrekende coup-de-maître een teleurstelling, vooral door het absurde scenario. Men herkent echter in vele scènes Welles' stijl, die echter zonder steun van een goed scenario wel eens tot filmische grootspraak leidt. Prachtige fotografie.
Eric Terduyn
|
|