treft b.v. een werk van 1897 ‘De Paardenrennen te Longchamps’ als typisch voorbeeld van nog echt negentiende eeuwse schilderkunst in ietwat doffe kleur. Maar plotseling komt daarin een verrassende wending. De latere schilderijen tonen Bonnard als een door en door zuiver picturaal schilder wie alle ‘litteratuur’ vreemd is, die geen verhalen vertelt, maar die de dingen plaatst in een kader, zoals we ze niet eerder in een kader zagen, die vaak los van de voorstelling vooral de lichtspelingen opzoekt. Het licht, ziedaar het belangrijkste element van deze feestelijke kunst. Het licht duidt de atmosferische verschillen aan, in tegenstelling met de werkwijze der impressionisten, die veeleer kleurvlakken tegen elkaar afwegen. De kern van het onderscheid, het wezen van Bonnard's eigen ontwikkeling is die tegenstelling tussen vlak en speling.
‘Laten wij niet zeggen dat Bonnard gestorven is, laten wij eenvoudig zeggen dat hij opgehouden heeft te schilderen’, aldus Claude Roger Marx in de inleiding tot de catalogus en hij wil daarmee aanduiden, dat de nawerking van Bonnard's origineel en ontzaggelijk talent eigenlijk nog moet beginnen. Van dit formaat schilderkunst geeft de hier gehouden tentoonstelling helaas geen volledig beeld. Heel veel bizonder mooie werken ontbreken, dat blijkt des te duidelijker wanneer men b.v. een boek met reproducties van Bonnard's werk bekijkt en wij verwijzen o.a. naar de uitgave ‘Bonnard’ uit de serie Couleurs des Maîtres (Editions Braun Parijs 1946). Maar het gewekte verlangen naar grotere volledigheid versterkt onze liefde.