Ad Interim. Jaargang 4
(1947)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
Ad Interim Critische Bijlagen 5Fundamentele schizofrenieGa naar voetnoot*Het werk van Arthur KoestlerIn het jaar 1933 zat ik ‘ergens in Nederland’ op een H.B.S., waar wij in de Duitse taal en letteren werden onderwezen door een leraar van Duitsen bloede, dien ik achteraf een idealistisch Hitleriaan zou willen noemen. Deze trachtte ons begrip bij te brengen voor de ideologie van het Derde Rijk en wij zestien à zeventien jarigen, vonden dit minstens zo belangwekkend als de perikelen der naamvallen en indirekte Rede. Dat deze man een idealistisch Hitleriaan was, moge blijken uit het feit, dat hij ons altijd de grootst mogelijke debatteervrijheid toestond, zelfs al raakte hij daardoor zelf wel eens in verlegenheid, zoals weer geheel in de lijn van zijn kinderlijk vertrouwen in den Führer lag. Zo wist hij bij voorbeeld met het antisemitisme niet goed raad; niet alleen omdat er Joodse jongens in onze klas zaten, maar ook omdat hij in wezen er een te fatsoenlijk man voor was. Op zekere dag, na een vacantie, vertelden enkele onzer klasgenoten, die een uitstapje naar Duitsland hadden gemaakt, eenparig, met grote verontwaardiging,hoe zij gezien hadden, dat 's nachts om één uur een volkomen argeloze wandelaar door S.A.-lieden werd aangehouden en meegenomen. En de leraar, in het nauw gebracht door vragen als: ‘Wat zegt U daar nu van, meneer?’ en ‘Ziet U nu wel, dat de Joden in Duitsland zich niet vrij kunnen bewegen?’ wist tenslotte geen ander argument te uiten dan een met komische wanhoop uitgesproken wedervraag: ‘Wat doet dan die jood om één uur op straat?’ | |
[pagina 98]
| |
Na alles wat wij van de Duitsers hebben meegemaakt, baart dit antwoord nauwelijks verwondering meer. Toentertijd veroorzaakte het zulk een uitbundig hoongejoel, en gaf het ons zulk een prettig gevoel, een ouder en wijzer man te hebben vastgezet, dat ik het nooit heb vergeten. En eigenlijk lijkt het mij nog altijd typerend, niet alleen voor een Duitser, die de absurditeiten van het Hitler-regiem wilde goedpraten, maar voor iederen principiëlen aanhanger van een collectieve ideologie, die persoonlijk tot het inzicht komt, dat de wegen van het recht door zijn ideologen zijn verlaten, maar dit tegen den buitenstaander niet wil toegeven, omdat daarmee de grondslagen van zijn levensbeschouwing aan het wankelen zouden raken. Er zullen dergelijke antwoorden gegeven zijn, aan oprecht verontwaardigde toeschouwers, door in het nauw gebrachte katholieken ten tijde van de inquisitiegruwelen, en men heeft dergelijke antwoorden horen geven door de aanhangers door dik en dun van het Stalin-regiem! Iedere dictatoriale, uitsluitend op het collectieve ingestelde, regeringsvorm zal zijn aanhangers, die ook nog een restje individueel geweten bezitten, voor zulke conflicten plaatsen. Waarmee ik, en dit wens ik nadrukkelijk te onderstrepen, niet wil zeggen, dat de gangsterideologie van het nationaal socialisme gelijkwaardig zou zijn aan het dogmatisch katholicisme of aan het Russische communisme! De Hongaarse schrijver Arthur Koestler, die zich in korte tijd een wereldvermaardheid heeft verworven, behoort tot degenen, die in verlegenheid zijn gebracht door de uitsluitend op het collectieve ingestelde ideologie van het Russische communisme. Hij was er eens een verwoed aanhanger van, maar door de Moscouse processen, die in 1937 tegen een aantal - om dat woord maar te gebruiken - ‘trotzkisten’ werden gehouden, kwam hij tot het inzicht, dat met deze ideologie door iemand, die aan de menselijke waardigheid vasthoudt niet tot de uiterste konsekwentie kan worden ingestemd. Hij zei niet, als mijn vroegere leraar: ‘Wat deden deze mensen dan trotzkist te zijn?’ en bleef in het schuitje meevaren, maar hij trok zich terug en schreef te Parijs, van October 1938 tot April 1940 een boek, dat onder de titel Darkness at noon in Engeland verscheen, en waarvan Koos Schuur een, over het geheel genomen zeer bevredigende Nederlandse vertaling leverde, onder de m.i. niet erg gelukkige, weinigzeggende titel Nacht in de middag.Ga naar voetnoot* | |
[pagina 99]
| |
In dit boek geeft Koestler de belevenissen weer van een fictieve figuur N.S. Roebasjow, die tot de oude Russische revolutionnairen behoort en als volkscommissaris niet alleen een belangrijke plaats bekleedt in de Sovjet maatschappij, maar ook steeds zonder scrupules de opdrachten heeft uitgevoerd, waarmee de Partij hem belastte. Langzamerhand raakt hij echter aan het weifelen, gedachtig aan het woord van Dostojewsky, dat als een der motto's aan dit boek voorafgaat: ‘Mens, mens, men kan niet leven zonder medelijden’ (Schuur vertaalt i.p.v. ‘Mens, mens’: ‘Man, man’, maar dit lijkt mij een anglicisme), en van dat ogenblik af is hij verloren. Hij wordt gearresteerd; de gang van zaken is als gewoonlijk: een verhoor, een tweede verhoor en een derde verhoor, en tenslotte volgt ter dood veroordeling wegens ‘contra-revolutionnaire gezindheid’ en ‘verraad aan de revolutie’. Het boek bevat eigenlijk niets anders dan het meesterlijk geschreven verslag van deze drie verhoren, met daartussen in de overpeinzingen van Roebasjow in zijn cel. Terwijl hij zich voorbereidt op het tweede verhoor, maakt hij de balans op van zijn leven en opvattingen tot op dat ogenblik, en hij schrijft dan in zijn dagboek: ‘Ik heb getracht en gehandeld zoals ik moest; mensen van wie ik hield, joeg ik de dood in, gaf macht aan anderen, die ik niet mocht. De geschiedenis zette mij neer waar ik stond; ik heb het vertrouwen dat ze mij toestond, uitgeput; als ik gelijk had zal ik nergens berouw over hebben; indien mogelijk, zal ik betalen. Maar hoe kan het heden onderscheiden, wat in de toekomst als waar zal worden berecht? Wij doen het werk van profeten zonder hun gaven. Wij vervingen het visioen voor logische gevolgtrekkingen; maar al vertrokken we van hetzelfde beginpunt, we kwamen tot verschillende resultaten. Bewijs weerlegde bewijs en tenslotte moesten wij onze toevlucht nemen tot vertrouwen - het axiomatische vertrouwen in de juistheid van de eigen redenering. Dit is het critieke punt. Wij hebben alle ballast over boord geworpen; slechts één anker houdt ons: vertrouwen in zichzelf. Geometrie is de meest zuivere realisatie van de menselijke rede; maar de axioma's van Euclides kunnen niet bewezen worden. Hij, die niet in hen gelooft, ziet het hele gebouw ineenstorten. Het feit is: ik geloof niet langer in mijn onfeilbaarheid. Daarom ben ik verloren’. Er is over dit boek van Koest- | |
[pagina 100]
| |
ler, ook in ons land, heel wat te doen geweest. Dat de orthodoxe communisten er weinig over te spreken zijn, is eigenlijk niet meer dan begrijpelijk, maar dat iemand als Theun de Vries, in een machteloze woede-aanval, er tenslotte niets steekhoudenders over wist te beweren dan dat Koestler ‘de geraffineerde loopjongen van nog meer geraffineerde grootkapitalisten’ zou zijn, is toch wel triest. Het is of men den heer George Kettman weer hoort beweren, dat Marsman, Du Perron en Ter Braak eigenlijk betaalde knechtjes van Moskou waren. Natuurlijk beweer ik niet, dat zekere kapitalistische kringen uit het boek van Koestler geen munt zullen slaan, (dat de heren van Elsevier's Weekblad sindsdien een artikelenreeks van Koestler publiceerden, ofschoon zij verder spuwen op alles wat ‘progressief’ denkt en schrijft, mag in dit opzicht al veelzeggend heten!) maar aan de integriteit van Koestler doet dit niets af. Het belangwekkende, ja, ik mag wel zeggen, het grote van dezen schrijver is juist, dat hij uiteindelijk geen partij kiest; dat zijn hoofdpersoon Roebasjow, ofschoon hij zelf aan de macciavellistische tactiek van het Stalin-regiem niet meer mee kan doen, toch nog altijd de mogelijkheid blijft overwegen, dat deze tactiek de enige weg is om de ‘heilstaat’ te bereiken. Daarom laat hij zich tenslotte niet ‘administratief liquideren’ (hetgeen zeggen wil, dat hij zou weigeren zijn dwalingen te herroepen en dus zonder openbare rechtzitting zou worden terechtgesteld), maar geeft hij in het publiek alles toe wat er van hem verlangd wordt, opdat er aan de revolutie geen schade zal worden toegebracht. Men herinnert zich wellicht nog de verbazing, welke er door de wereldpers ging, over de wijze waarop in de Moskouse processen alle beschuldigden zonder meer de ten laste gelegde feiten bekenden. Koestler geeft thans een, ik kan weer niet anders zeggen dan meesterlijke, psychologische verklaring hiervan. Hoezeer Koestler in zijn figuur Roebasjow recht doet, niet alleen aan het individuële geweten, maar ook aan de revolutionnaire noodzakelijkheid, zich van dit geweten op een gegeven ogenblik weinig of niets aan te trekken, blijkt uit een andere dagboekpassage, die tot de merkwaardigste van het boek behoort: Nadat Roebasjow aanvankelijk verhoord is door zijn ouden vriend Iwanow, die probeert hem te redden en daardoor zelf ‘administratief wordt geliquideerd’, wordt het verhoor vervolgens geleid door Gletkin, | |
[pagina 101]
| |
één van de jongere aanhangers van de revolutie, voor wien de individuele problematiek eenvoudig niet meer bestaat. Roebasjow noemt hem in gedachten steeds den ‘Neanderthaler’, daarmee bedoelend, dat hij niet is belast met de erfenis van een oude, individualistische cultuur maar als neo-barbaar nog aan het begin van zijn ontwikkeling staat. Hij schrijft dan: ‘Met welk recht zien wij, die op onze laatste benen lopen, met zulk een superioriteit op de Gletkins neer? Er moet gelachen zijn door de apen toen de Neanderthaler voor het eerst op aarde verscheen. De zeer beschaafde apen zwaaiden gracieus van tak tot tak; de Neanderthaler was onhandig en aan de aarde gebonden. De apen leefden verzadigd en vredig in gekunstelde speelsheid en vingen vlooien in filosofisch gemijmer; de Neanderthaler zwierf somber over de wereld en sloeg van zich af met knotsen. De apen keken vermaakt vanuit hun boomtoppen op hem neer en wierpen hem met noten. Soms greep een afgrijzen hen aan: zij aten fruit en tedere planten van een delicate verfijndheid; de Neanthaler verslond rauw vlees en slachtte dieren en zijn rasgenoten af. Hij hakte bomen om, die er altijd hadden gestaan. Hij verwijderde stenen van hun door de tijd uitgeholde plaats en zondigde tegen elke wet van de jungle. Hij was onhandig, wreed en zonder dierlijke waardigheid - en vanuit het standpunt van de hoogbeschaafde apen een barbaarse terugval in de geschiedenis. De laatst overgebleven chimpansé's trekken nog steeds hun neuzen op bij het zien van een menselijk wezen......’ In een zeer lezenswaardig artikel in de Groene Amsterdammer heeft mr. Abel J. Herzberg erop gewezen, dat de hoofdfiguur van Koestlers nieuwe roman Thieves in the night, die in Palestina speelt en waarin, met een zekere instemming een Palestijns terrorist wordt beschreven, die een moord laat plegen uit vergelding voor het feit, dat zijn vriendin door Arabieren is verkracht en vermoord. Volgens mr. Herzberg maakt Koestler zich hier aan een inconsequentie schuldig; wanneer in het geval Roebasjow niet opgaat, dat het doel de middelen heiligt, aldus zijn betoog, dan gaat dit ook in het geval van den Palestijnsen terrorist niet op, en hij verwijt Koestler zelfs, dat de mentaliteit van dit boek zodanig is, dat men er gerust het stempel made in Germany op kan plaatsen. De ruimte staat mij niet toe hier uitvoerig op in te gaan, maar | |
[pagina 102]
| |
ik geloof juist, dat dit dualisme in Koestler een van zijn belangrijkste eigenschappen mag heten. In de titel van zijn essaybundel The Yogi and the Commissar, die binnenkort ook in het Nederlands zal verschijnen, heeft hij dit dualisme al uitgedrukt, en ergens in deze bundel schrijft hij de volgende merkwaardige woorden neer: ‘De menselijke geest is fundamenteel schizofreen...... Typische voorbeelden van door de gemeenschap aanvaarde modellen van geestelijke gespletenheid zijn de astronoom, die zowel in zijn instrumenten gelooft als in het christelijk dogma, de geestelijke in het leger, de communist, die proletarische millionairs aanvaardt, de psycho-analyst die trouwt, de determinist die zijn tegenstanders bedriegt. De Primitieven weten dat hun afgoden van een stuk hout gesneden zijn en toch geloven zij in hun macht regen te kunnen maken en hoewel ons geloof een geleidelijke verfijning heeft ondergaan, bleef het dualistisch patroon van onze geest fundamenteel onveranderd’. Dit dualisme is niet alleen aan te tonen bij een vergelijking van Darkness at noon en Thieves in the night, maar ligt, zoals ik trachtte aan te tonen, ook al in het eerste boek opgesloten! Men kan het op allerlei gebied terugvinden, in het probleem van macht en recht, dat zovele voortreffelijke geesten reeds bezighield, en waarover ten onzent Ter Braak zulke belangwekkende dingen heeft geschreven, in het probleem van mystiek en rationalisme, waaraan Huxley bijvoorbeeld vele bladzijden heeft gewijd, ja, men kan zeggen, dat het hèt kernprobleem is van onze westerse, van het christendom doordrenkte cultuur. En ik kan het, alle kritiek ten spijt, en ondanks het wantrouwen dat ik over het algemeen tegen best-sellers op de boekenmarkt koester, niet anders zien dan dat Koestler met zijn boeken een der belangrijkste bijdragen ter verheldering van dit probleem heeft geleverd! Een werkelijk integere figuur zal zich nooit aan een van beide zijden kunnen vastleggen, zelfs al zou het erkennen van de andere zijde inderdaad betekenen, dat ‘de grondslagen van zijn levensbeschouwing aan het wankelen zouden raken’! Mijn oudleraar had met zijn belachelijk antwoord op onze verontwaardiging: ‘Wat doet die jood om één uur op straat?’, ondanks al zijn ‘idealisme’ zich voorgoed vastgelegd; voor hem bestond de problematiek eenvoudig niet meer, hij had zich om in zijn eigen terminologie te blijven - rücksichtslos | |
[pagina 103]
| |
gelijkgeschakeld met de collectieve machtsideologie van zijn regiem. Evenzo is er een vastlegging in het andere uiterste mogelijk; dan komt men tot de mystiek, die zich van het aardse terugtrekt, en op haar manier het probleem van zich afschuift. Hij die zich niet wil vastleggen, heeft geen andere keuze dan het probleem te hanteren en elk ogenblik opnieuw zijn positie te bepalen. Dit besef is het, dat aan de boeken van Koestler, die een groot schrijver en een onmiskenbaar integer mens is, hun boven de tijd uitrijzende waarde geeft! A. Marja |