Ad Interim. Jaargang 4(1947)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 323] [p. 323] Hart en zinnen De witte duiven trekkebekken, Warm, in de warmte van de Lent'; Nú is 't de tijd om heen te trekken Naar 't Ander Land dat niemand kent. Nú, dat de geuren uit de rozen, Uit bosch en bloem en bodem slaan En dat ik voel mijn hart, het broze, Gereed om weldra stil te staan; Zelfs nú nog komt het oog - aanschouwend De verre diepten van 't Verleên: Den eindeloozen hemel, blauwend Boven gebergt van rozen steen, Boven het groen van vlakke meren, Boven de sneeuw, die 't ál bekroont - Van het te broze hart begeeren De laatste kracht die er in woont; Zelfs nú nog komen oude zangen Verleidelijk in mijn gehoor En doen mij weer opnieuw verlangen Naar wat ik liefhad en verloor. Zelfs nú nog bedelen ál mijn zinnen: ‘Geef ons nog eens de weelde weer ‘Van beeld en klank en van beminnen, ‘Zoo, als gij 't aan ons gaf weleer. ‘Laat ons nog eens aan gouden schalen ‘Aanzitten, kostbaar levensfeest, ‘En dronken zijn, ten laatsten male ‘Zóó, als wij 't vroeger zijn geweest. [pagina 324] [p. 324] Maar 't wijze hart dat ligt gebroken, Gereed om weldra stil te staan - Heeft dit, ironisch, woord gesproken: ‘Mijn lieve vrienden, 't zal niet gaan!’ Frans Bastiaanse 16 Sept. '46 Vorige Volgende