aan de Amsterdamsche Universiteit af te leggen, ofschoon hij als Portugeesche Jood alle mogelijke gevaar liep. Hij geloofde echter stellig, dat de Portugeezen gespaard zouden worden, maar dit is helaas een illusie gebleken, want ook D' Oliviera is gearresteerd en naar het kamp in Theresienstadt overgebracht. Hier deed hij nog z.g. ‘jeugdwerk’, waarvan men hem de leiding had toevertrouwd, maar ten slotte heeft hij als zoovelen de dood gevonden.
E. d' Oliveira was een kleine, stoere, stramme man met een donkere en buitengewoon scherpzinnige blik. Ik bezocht hem in oorlogstijd om hem te verzoeken in de verzameling ‘1001 Avond’, die ik voor ‘Contact’ met Emmy van Lokhorst redigeerde, zijn verhaal ‘De Pels’ (uit Het Getij van 1918) te mogen opnemen. Ofschoon daartoe uitgenoodigd ben ik er helaas niet meer toe gekomen hem naderhand nogmaals te bezoeken. Hij was in die jaren 1940-42 nog steeds in Amsterdam, in de Lairessestraat, gevestigd als paedagogisch en psychologisch adviseur en dacht er niet over, ondanks de moeilijkheden dier dagen, om zijn praktijk er aan te geven.
Behalve zijn kernachtige interviews, die van een bepaald vraagschema uitgingen, waardoor onwillekeurig één lijn kwam in het geheel, en waarin zoo uitstekend de sfeer van elken schrijver is getroffen en zoo voortreffelijk diens spreektrant is weergegeven, dat wij, zijn boeken lezend, Kloos, Verwey, Van Deyssel, Buysse, Van de Woestijne, De Meester, Robbers en zoovele anderen meenen te hooren praten, schreef D' Oliveira een roman ‘Grenzen’, waarvoor ik nog altijd veel bewondering heb. Hij geeft daarin inderdaad den intellectueel van zijn tijd, Leo, den geblaseerden maar toch gevoeligen intellectueel, die in de kringen verkeert welke ouderen zich nog wel zullen herinneren, het atelier van Jopie Bremer b.v. Hij geeft onvergetelijk een sfeer weer, die altoos leeft en leven zal, zoolang intellectueelen en bohémiens met elkaar contact zoeken en