Ad Interim. Jaargang 3(1946)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 230] [p. 230] Afscheid Toen hij de leege zaal doorliep Waar in den nanacht alles sliep Waren het zijn herinneringen Die als gordijnen voor de ramen hingen. Er was geen licht - een schemer, die zich grijs Omtrent de dingen ophield op een vreemde wijs En het geluid verborg zich aan de wanden. Hij dorst de stilte niet meer aan te randen. Maar bleef vertwijfeld staan en overlegde: dit Neemt doodelijk van mij bezit Dat ik een huis moet achterlaten Waarin de dingen mij als menschen haten. B. Rijdes Vorige Volgende