Ad Interim. Jaargang 3(1946)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 174] [p. 174] In memoriam Maarten van Gilse (Gefusilleerd 30-9-'43) Ik zie je weer terug zooals je was als kind: Een kleine, zwart-gelokte, rank gebouwde jongen, die 't krullig hoofdje hief naar wat de vogels zongen en een geluk vond in het ruischen van den wind. Je zwierf dan voor ons uit: een tengere figuur, als dansend bij het gaan op smalle, lichte voeten, je donkere oogen wijd geopend in 't begroeten van alles wat je boeide in bosch en bergnatuur. Soms keek je om... Ik zie nog hoe de wind je haar liefkoozend opwoei en je warme voorhoofd streelde, je blik, zoo wijs en teeder, ons bewond'ren deelde van 't landschap om ons heen. 'k Voel weer het lief gebaar waarmee je handje zacht zich vlijde aan mijn gezicht om het te keeren naar iets dat je vreugde wekte of, kleine kameraad, zich naar mijn schouder strekte, daar toevend, maar niet leunend, want het woog zoo licht. Je zag en oordeelde al met scherpte, soms met pijn, de wereld van den mensch, maar kende 't goede droomen. Vertrouwd als vrienden waren de dieren je en de boomen. De verte kon je toen al een verlokking zijn. Je groeide op en trok door vele landen heen. Je zwierf en liet door niets de wilde zwerflust binden. Je zwierf - wellicht om steeds weer nieuwen grond te vinden - zooals de zonen uit de sprookjes gaan: alleen. [pagina 175] [p. 175] Totdat je hart een roep vernam van sterker wil. Tot jou het eigen land, het kleine, dat je duchtte als een beklemming die je vrijheidsdrang ontvluchtte, plots'ling tot luist'ren dwong: je wendde je en stond stil. Toen werd dit kleine land je door zijn lijden groot. Je bent teruggekeerd en in zijn ban gebleven. Je hebt je om anderen te helpen prijsgegeven, vreesloos, tot voor de steile engte van den dood. Wat was je laatst besef van hier? Wij weten 't niet. Nu, in een ijler lucht, ziel in den staat van vlinder aan de cocon ontvlucht, zwerf je weer verder ginder volgens je aard: op weg door on-omheind gebied. En soms, door mist en duister van het wereldleed, hoor ik je kinderstem. Dan zit ik stil gebogen over je vroeger beeld: twee groote, donkere oogen in een klein, blank gezichtje, dat ik nooit vergeet... Jenny Mollinger Vorige Volgende