Ad Interim. Jaargang 3(1946)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] Mozart Of eeuwen stilte gingen u vooraf En toen uw zingen schiep een nieuwen morgen: O stem, die sprankelt over droom en graf, Vogel, die fluit wat lag in God verborgen! Hoe gretig dronk ik 't zuiverste geluid, Waaraan mijn heimwee steeds zich kon verzaden: Ergens een hart, dat zingt zijn leven uit En zich bevrijdt tot stroomende genade. De wereld van den glimlach en het leed Hield in haar schemer u nooit lang gevangen, En snel werd gij een macht, die overschreed Den zachten dauw van 't hulpeloos verlangen. Schaduw en licht en 't kostbaar oogenblik, In 't hart ontstaan maar door den geest gewogen, Trekken den vorm naar menschelijk beschik En naar de wet van goddelijk gedoogen. Hier werken de elementen ijl en puur: Water en wind verstrengelen hun spelen, En eng'len brengen boodschap van het vuur En stof gehoorzaamt hemelsche bevelen. Een and're wereld door uw bloed ontstond; Nooit steeg de chaos tot zoo heldere orde: Een evenwicht, een ongeschokt verbond, Waarin geen vlinder stierf, geen bloem verdorde. Naar u te luist'ren is in volheid staan, - O lust als droom en dag elkaar genaken. - Gij ruischt aan elke spleet van ons bestaan, Uw fluist'ren reeds kan dooden doen ontwaken. [pagina 3] [p. 3] Uw leven in den zang te trillen ligt, Uw jeugd ging aan een overvloed tenonder, Want ook genade stelt een harde plicht, Verteert het lichaam om 't vernieuwde wonder. Zoo hield de liefde daaglijks u bereid, - De schenker let niet op zijn eigen beker -, Zoo bleeft gij tot het eind den bloei gewijd, Den mensch nabij en van de goden zeker. Een blijde vlam ontsteeg aan elken druk En wij, die van uw vreugd den zegen weten, Proeven ook in uw weemoed nog geluk, O zachtste ziener, lichtste der propheten! H. W J.M. Keuls Vorige Volgende