Ad Interim. Jaargang 1(1944)– [tijdschrift] Ad Interim– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Jean Libert Najaar Gij mijmert in 't aanlichtend ochtendgrijzen Van 't najaar, dat reeds om uw droomen waast; Uw hart werd zwaar van stilte en is verbaasd Eenzaam te zijn na zoolang samenreizen. De liefde - een engel, jong en in vervoering - Lokt zoons en dochters van U weg ten dans: Ervaar in 't pasontkiemd geluk de ontroering Om 't zwijgend ebben van uw levenskans. ‘Geboren om een wereld te veroovren Wil haar mijn hart omsluiten in zijn schaal.’ - Denk dan aan wijze en stemklank, die betoovren In Gods beloftenroep tot zegepraal! Ik weet, sindsdien... De wellust van te leven Houdt om uw oog haar vochten mist gespreid. Wellicht heeft onderweg U 't spoor begeven, Armzalig vleesch, door toevals gril geleid? Waarom alleen den mensch 't genot verboden Der zongestoofde vruchten, die hij plukt? Wordt, hunkeraar naar 't eeuwige der goden Gewillig hij in 't ijdle niets gerukt? Neen! Zie naar 't veld, den wijngaard en de rozen, Schaatrende weelde, die 't heelal voltooit... Uw ziel had waardiger geen vreugd gekozen Dan die op winters drempel haar vermooit! Vorige Volgende