Je hebt verschillende onderzoeksgebieden binnen de neerlandistiek. Je schreef over schilderkunst, literatuur, gender en ook over koloniale literatuur. Wat was de motivatie van je themakeuze?
De schilderkunst is een oude liefde van toen ik de eerste keer het Rijksmuseum en het Van Gogh Museum bezocht. Een openbaring van hoe weinig het stadsgezicht van Amsterdam veranderde sinds de zeventiende eeuw, het wonder van de continuïteit van het leven dat je bij ons niet hebt. Het gevoel voor detail dat alledaags maar juist daarom ontroerend en betoverend is. Het prachtige Nederlandse landschap, de Vlaamse primitieven, de levendige genreschilderijen en de prachtige portretkunst: de reeks waarom ik nooit genoeg kan krijgen van de Nederlandse schilderkunst is eindeloos.
Gender en postkoloniale literatuurbenadering heeft te maken met mijn maatschappelijke belangstelling en betrokkenheid. Ik geloof niet dat je literatuur zonder maatschappelijke context kan bestuderen, tenminste zou het voor mij saai en niet verantwoord zijn. Als docent wil ik ook graag waarden aan de studenten doorgeven, waarden die ik belangrijk vind: gelijkheid tussen mensen, sociale rechtvaardigheid, acceptatie van en respect voor de ander, verzet tegen onderdrukking. Het lef hebben om je mening te laten horen, je mond open doen als je door onrechtvaardigheid geconfronteerd wordt, vragen stellen, kritisch denken. Mijn context had en heeft altijd te maken met scheve machtsverhoudingen en die boeien me enorm, ook in literaire teksten. Gender en postkoloniale literatuurbenadering focussen precies op de al genoemde scheve machtsverhoudingen en stellen vraagtekens bij stellingen en representaties die niet opvallen, juist omdat ze zo natuurlijk lijken.