Acta Neerlandica 8
(2011)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |
István Bitskey
| |
[pagina 188]
| |
gels In zijn geboortestad kreeg de zeeheld een standbeeld op het marktplein. De sculptuur geeft - zoals vele schilderijen uit die tijd - in de persoon van de admiraal de heroïsche figuur van het barokke tijdperk weer en beeldt de nationale held af die de grootmachten Engeland en Frankrijk ter zee heeft overwonnen. Het is nogal logisch dat de geschiedenis van de zeeslagen van de admiraal in veel vakliteratuur wordt behandeld. In Nederland is hij ook een geliefde held in wetenschappelijke en populairwetenschappelijke werken, jeugdboeken en tegenwoordig ook in verfilmingen. Zijn eerste biografie werd door Lambert van den Bosch gepubliceerd.Ga naar eind2 De veel uitvoeriger en meer bekende biografie is een decennium later geschreven: Geeraert Brandt, één van de belangrijkste Nederlandse biografen uit de derde generatie van de Gouden Eeuw, publiceerde deze uitvoerige biografie, die voor latere literaire werken van de meest uiteenlopende genres een vaak geciteerde bron is geworden.Ga naar eind3 De moderne geschiedschrijving verwerkte eveneens de levensloop van de buitengewoon getalenteerde admiraal; vooral zijn triomfen tegen de Engelse vloot trokken de aandacht van de wetenschappers.Ga naar eind4 Een recente biografie over hem werd een bestseller in Nederland.Ga naar eind5 Het jubileumjaar 2007 zal onze kennis over de Nederlandse held der zeeën naast de talrijke herdenkingsfestiviteiten zeker ook met nieuwe onderzoeksresultaten verrijken. Het is begrijpelijk dat de prominente admiraal een nationale held van Nederland is geworden, maar bovendien wordt hij sinds 1676, na de bevrijding van de Hongaarse protestantse galeislaven, ook door de Hongaarse lutherse en gereformeerde kerk zeer gewaardeerd.Ga naar eind6 Zijn naam kwam op de namenlijst van het Hongaarse Protestantse Pantheon,Ga naar eind7 en zelfs recente kerkhistorische overzichten weten zijn daad naar waarde te schatten.Ga naar eind8 Op de 400ste verjaardag van de geboorte van de admiraal proberen wij als herdenking aan hem een overzicht te geven van de manier waarop zijn figuur in de Hongaarse literatuur wordt geschetst, en van de belangrijke teksten die zijn internationaal beroemd geworden daad bij het Hongaarse publiek bekend gemaakt hebben. | |
[pagina 189]
| |
Michiel De Ruyter bevrijdt de Hongaarse predikanten. Glas-in-loodraam in de Sint Jacobskerk te Vlissingen. In de Sint-Jacobskerk in zijn geboortestad stellen de verschillende glas-in-loodramen diverse belangrijke momenten uit het leven van de zeeheld voor.
De eerste beschrijving van de afloop van de bevrijding en de ontmoeting van de admiraal met de galeislaven ontstond onmiddellijk na de gebeurtenis, in 1676. Toen vatte Bálint Kocsi Csergő, theoloog uit de stad Pápa, in zijn gedenkschrift Narratio brevis de oppressa libertate ecclesiarum Hungaricarum samen hoe het proces van de protestantse predikers afliep resp. wat de gevangengenomen dominees als galeislaven moesten lijden. Na hun bevrijding publiceerde een groot aantal predikanten uiteraard het relaas van hun ellendige lot. Het werk van Kocsi Csergő is echter het | |
[pagina 190]
| |
meest gedetailleerd, en ook latere verwerkingen hebben dit werk als basis gebruikt. Het is dus zinvol onze aandacht aan zijn beschrijving te schenken, vooral omdat hij degene was die van de ontmoeting met de bevrijde slaven de meest authentiek lijkende beschrijving geeft. De Narratio brevis werd in het begin als manuscript verspreid, tot het uiteindelijk in 1728, in de korte, samenvattende geschiedenis van de protestantse kerk in Hongarije, werd gedrukt.Ga naar eind9 Bálint Kocsi Csergő, de protestantse schoolmeester die in het West-Hongaarse dorp Kocs werd geboren, brengt de toenmalige Hongaarse omstandigheden vanuit een brede gezichtshoek in beeld. Hoewel hij een direct slachtoffer van de gebeurtenissen was, vertelt hij op een verhalende manier, in de derde persoon enkelvoud, over het proces in Pozsony, de gevangenschap en de gedwongen tocht naar Napels. Zo probeert hij allicht een objectief beeld van het gebeurde te schetsen. Ook over het lijden van de galeislaven geeft hij concrete gegevens, slechts in enkele passages dringen persoonlijke gevoelens de epische vertelwijze binnen. De voormalige galeislaaf vertelt over zijn ontmoeting met de Nederlandse admiraal met de authenticiteit van een ooggetuige. Eerst schrijft hij over de 20 lijdende predikanten, die hoop kregen toen ze hoorden over de missie van De Ruyter en over de brieven die De Ruyter aan de onderkoning van Napels schreef. In die brieven, die hun effect niet misten, vroeg de admiraal de predikanten, die zo voor hun geloof leden, vrij te laten. Bálint Kocsi Csergő schreef dit neer vanuit het perspectief van de 20 lijdende predikanten. Daarna vertelt hij dat de galeislaven op 12 februari eerst naar het schip van de ‘viceadmiraal’ werden gebracht en dat ze de volgende dag door De Ruyter op zijn eigen schip werden ontvangen. Volgens het bericht verklaarde de admiraal toen dat hij tijdens zijn leven al veel vijanden had overwonnen, maar dat hij deze bevrijding van de onschuldige dienaren van Christus van de ondraaglijke last hoger achtte dan elke andere ‘victoria’.Ga naar eind10 De authenticiteit van deze uitspraak blijkt ook uit de brief van De Ruyter aan zijn dochter, waarin de admiraal zijn vreugde over de bevrijding van de 26 uitgeputte galeislaven uitdrukt.Ga naar eind11 | |
[pagina 191]
| |
Het standbeeld van Bálint Kocsi Csergő in de stad Pápa, gemaakt door József Somogyi
| |
[pagina 192]
| |
Titelblad van Hungarise vervolginge van Abraham van Poot (1684)
Ondertussen zaten nog steeds zes predikanten in de gevangenis van de stad Teate. Het negende en laatste gedeelte van het verhaal bericht dat ze naar de anderen toe gebracht werden, zodat allen die tot dan toe in leven waren gebleven, samen werden bevrijd. Dit gedeelte van de tekst vertelt | |
[pagina 193]
| |
dat de galeislaven al heel veel hadden geleden toen hun bevrijder, ‘de meest roemrijke man’, De Ruyter, kwam. De autoriteit van Napels durfde hem de vrijlating van de galeislaven niet te weigeren. De Nederlandse consul Cornelius van Daalen nam ze in de kerker over. Daarna werden ze in een rijtuig en onder begeleiding van twee Nederlandse dominees, Theodorus Westhovius en Aegidius Viret, naar de onderkoning gebracht. Hier werden zij ook formeel bevrijd toen hun naam werd geschrapt van de lijst van de galeislaven, het zogenoemde ‘boek der doden’ van de haven van Napels (ex libro mortis). Daarna werden zij door hun begeleiders naar het schip ‘De Eendracht’ begeleid. Daar sprak de admiraal zijn vreugde over de bevrijding uit en nodigde hij de afgebeulde mensen uit aan zijn tafel.Ga naar eind12
Gedenkplaat van István Séllyei en Bálint Kocsi Csergő, Gereformeerd College te Pápa (werk van Sándor Mikus)
Het hoogtepunt van het verhaal is de dialoog die hierop volgt, waarin István Harsányi de admiraal wil danken in naam van de bevrijde galeislaven. Dit wordt door de admiraal echter weggewuifd. Het was niet nodig om hem voor zijn daad te bedanken omdat niet hij, maar God de | |
[pagina 194]
| |
dominees bevrijd had. God bepaalde het lot, de mens was alleen een middel in Zijn handen. Daarop reageerde Harsányi met het argument dat ook de middelen van God waardering en de uitvoerders van Zijn wil dank verdienden.Ga naar eind13 In wezen volgden alle verdere berichten en literaire verwerkingen over de ontmoeting van De Ruyter met de Hongaarse galeislaven dit verhaal, ook de eerste Nederlandse berichtgeving waarvan de auteur jammer genoeg onbekend bleef.Ga naar eind14 Het met kopergravures versierde boekje Kort en waaragtig verhaal verscheen al in 1676. Later werd het zowel in het Engels als in het Duits uitgegeven met de bedoeling het West-Europese publiek te informeren.Ga naar eind15 De rest van de Nederlandstalige literatuur volgde eveneens het werk van Kocsi Csergő: zo haalde onder andere - zoals door recent onderzoek is bewezen - Balthasar Bekker, de bekende kerkhistoricus, de feiten voor zijn opstel over de geloofsvervolgingen uit dit werk.Ga naar eind16 De Hongaarse vertaling van het werk van Kocsi Csergő werd door de beroemde kerkhistoricus uit Zevenburgen, Péter Bod, gemaakt in 1738. Hij bedacht eveneens de nieuwe, symbolische titel Belegering van een op de steenrots gebouwd huis (Kősziklán épült ház ostroma). Met recht werd deze titel door een onderzoeker ‘verluidend, koppig’ genoemd, want deze titelkeuze getuigde van een niet weinig riskante houding tegen de contrareformatorische tendensen van die tijd.Ga naar eind17 De vertaler vulde de tekst op sommige plekken aan. Hij behield niet alleen de epische constructie, maar intensiveerde die zelfs, en op die manier werd zijn werk in de kringen van het alleen Hongaars lezende publiek snel populair. Zozeer, dat volgens recent onderzoek de tekst van Bod ‘bijna het resultaat van een zo goed als eigen conceptie’ was.Ga naar eind18 Van de handgeschreven kopieën zijn er in de Hongaarse bibliotheken zelfs tegenwoordig nog meerdere exemplaren te vinden. De gedrukte versie zag pas in 1866 het licht.Ga naar eind19 Péter Bod vulde de originele Latijnse beschrijving van de ontmoeting met De Ruyter als volgt met zijn eigen aanmerkingen aan: Adorján Mihály Ruyter zal voor de bevrijding van de op de galeien lijdende predikanten een zelfde loffelijke herinnering hebben onder de Hongaren als de Ethiopiër Ebed-Melek voor zijn barmhartigheid tegenover Jeremia. Jer.38.7-8. Dit was het einde van het lijden van de naar Pozsony opgeroepen predikanten.Ga naar eind20 Bod verhongaarste blijkbaar de naam van de admiraal, en deze zette zich in zo'n sterke mate door dat op de gedenkzuil die in 1895 in Debrecen is | |
[pagina 195]
| |
opgesteld, ook die verhongaarste versie kwam. Pas in 1933 werd de naam, op aansporing van een Nederlandse delegatie die de gedenkzuil bezocht, veranderd. Ook het Bijbelse citaat is een aanvulling van Bod. De geciteerde passage uit het boek van Jeremia vertelt dat de profeet in een modderige en diepe put was geworpen en daar dreigde om te komen, en dat hij door de hulp van de ambtenaar Ebed-Melek werd bevrijd. De gelijkenis plaatst de daad van de admiraal in Bijbelse context waardoor de waarde en de confessionele betekenis ervan verhoogd wordt. Dit soort Bijbels ‘mythiseren’ was in de Hongaarse protestantse literatuur van die tijd algemeen aanvaard.Ga naar eind21 Het genre van het werk van Péter Bod is moeilijk te bepalen, het zou het best als een mengvorm van geschiedschrijving en memoires kunnen worden beschouwd.Ga naar eind22 Wij denken dat het eerder memoires zijn, omdat de auteur van de tekst zijn eigen belevenissen vertelt: ook hij stond voor de rechters in Pozsony, ook hij werkte en hongerde in de kerker van Leopoldburg, en ook op zijn rug sloeg de zweep van de soldaten die de gevangenen naar Napels begeleidden. Omdat het zijn bedoeling was het Europese publiek te informeren, wilde hij zelfs de schijn van vooringenomenheid en wraakzucht vermijden. Toch voelt de lezer tussen de regels door de klacht wegens de persoonlijke vernedering en de energie die uit de directheid van de belevenis straalt. Het effect wordt hier echter niet veroorzaakt door de retoriek die uit de golvende emoties voortvloeit, maar door de stapsgewijs opgebouwde kracht waarmee hij het leed beschrijft. De verbeten opsomming van steeds weer nieuw leed en het monotone van de sierloze zinnen zijn op die manier indrukwekkend. De hoge authenticiteitsgraad, maar tegelijkertijd ook de plastische, nauwkeurige beschrijvingen, de gedetailleerde schildering van het leed en de beschrijving van de omstandigheden maken de Latijnse tekst al literair, en die tendens wordt versterkt door de bewerking van Péter Bod, die de originele tekst met nieuwe aanmerkingen verrijkte, waardoor zijn werk zelfs in de reeks Hongaarse klassiekers werd opgenomen.Ga naar eind23 Al deze stilistische eigenaardigheden en de dramatische elementen van het onderwerp kunnen ertoe bijgedragen hebben, dat één van de productiefste Hongaarse schrijvers van de 20ste eeuw, György Moldova, hierover in 1973 een roman schreef met de titel Veertig predikanten (Negyven prédikátor). De roman van Moldova vertelt het verhaal vanuit de invalshoek van Bálint Kocsi Csergő. In wezen geeft hij de biografie van de predikant weer. In het middelpunt staan de gebeurtenissen die tot de galeislavernij hebben geleid. Noodzakelijkerwijs komt ook de persoon van de admiraal | |
[pagina 196]
| |
ter sprake. Hoewel de admiraal niet al te uitvoerig wordt opgevoerd, gaan we omwille van de volledigheid van ons overzicht niet aan deze tekst voorbij. De schrijver beklemtoont - volgens mij overdreven - de strijdlust van De Ruyter wanneer hij hem als volgt presenteert: De Ruyter heeft zelf geen voet aan wal gezet. Hij stuurde enkel een boot met Tódor Vesthovius en Egyed Vireth. In zijn boodschap noemde hij de koning van Napels een eedbreker. Niet meer lettend op allerlei beloften gaf hij de opdracht de predikanten vóór middernacht naar het schip te sturen, of hij zou de stad van de aarde wegvagen. Deze tussenvoeging is zeker het resultaat van de schrijversfantasie, aangezien Nederland in die tijd bondgenoot was van de Spanjaarden en de Habsburgers tegen Frankrijk. Het was dus onmogelijk geweest om Napels te beschieten. De beschrijving van het krachtige optreden kon echter het aanzien van de admiraal bij de Hongaarse lezers maar verhogen.Ga naar eind24 Dit wordt allemaal ook door recent gepubliceerde documenten bevestigd: verwijzend naar de beslissing van de Staten-Generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden vraagt de admiraal in zijn brief van 4 januari 1676 aan de markies Fernando Joaquín de Zúñiga y Requesens de los Velez, onderkoning van Napels, om de onschuldig veroordeelde predikanten vrij te laten. De onderkoning beloofde dit ook in zijn antwoordbrief van 10 februari.Ga naar eind25 Zoals bekend werden de galeislaven de volgende avond bevrijd, van het dreigen met bombarderen is geen sprake in de bronnen uit die tijd. Verder volgt de roman de tekst van Bod heel nauwkeurig. Wel is er nog een element over het afscheid van de admiraal en de predikanten toegevoegd aan het verhaal. Omdat er onder hen zowel lutheranen als calvinisten waren, verschilden ze van mening over waar ze heen wilden: de eerstgenoemden wilden namelijk naar Duits of Deens gebied, de laatstgenoemden eerder naar Zwitserland of naar Nederland. Tijdens het overhandigen van de reispaspoorten zei - volgens de roman - de admiraal op treurige toon: Alstublieft, jullie hebben kunnen zien hoe de gemeenschappelijke vijand jullie heeft vertrapt. Hij was net nog kwaadaardig tegenover jullie, maar zelfs nu maken jullie ruzie met elkaar in plaats van te | |
[pagina 197]
| |
proberen tot een goede verstandhouding te komen. Jullie hebben samen geleden, laat me jullie vragen voortaan ook samen te werken.Ga naar eind26 Vervolgens overhandigde hij aan elke bevrijde predikant een munt: op de ene kant van de munt waren twee potten te zien die op de zee drijven en breken wanneer ze tegen elkaar botsen, op de andere kant van de munt trekken twee ossen onder een juk een wagen, wat de kracht van eendracht symboliseert. De predikanten, die van elkaar afscheid namen, beschouwden dat als de laatste wil van de admiraal. Ze namen ook afscheid van hem. Een paar weken later al hoorden ze het bericht van zijn dood. De Hongaarse roman volhardt op basis van de memoires van de voormalige galeislaven in de weergave van historisch authentieke feiten, maar vult de figuur van de admiraal op twee punten aan: ten eerste versterkt hij de assertiviteit van diens optreden in Napels, ten tweede legt hij hem woorden in de mond over de verzoening van de twee protestantse confessies. In de memoires van de galeislaven kunnen wij hiernaar geen verwijzingen vinden, maar dit soort vondsten stroken geheel met de Hongaarse opvatting over admiraal De Ruyter. Het Hongaarse protestantisme beschouwde de Nederlandse admiraal al vanaf het begin als zijn weldoener en held. Zelfs in de 20ste-eeuwse patriottische protestantse dichtkunst komt zijn naam vaak voor. Misschien kan het gedicht van Géza Lamperth met de titel Nederland in dit opzicht typisch worden genoemd. Het gedicht slaat de toon aan van het morele idealisme:Ga naar eind27 In het Westen uiteindelijk nobele mensenstemmen
Door woede, vervloeking, blaam
‘Span de zeilen’ - roepen
Klinken gezegende feestelijke klokken...
Nederland.
...
Uit de verte dondert de door Ruyter verdedigde galei
En door zijn lied omhelsd
Klinkt naar de hemel
Het dankgebed van Hongaarse moeders...
Nederland.Ga naar eind28
Soortgelijke gedichten, reeksen van herinneringen en artikelen, de gedenkzuil van ‘de held van de zeeën’ en het schilderij van Miklós Nemes | |
[pagina 198]
| |
Tamássy in het Gereformeerd College over het moment van de bevrijding, zijn er het bewijs van dat de herinnering aan de admiraal die voor zijn geloof zijn leven gaf, buiten Nederland in Hongarije het meest levendig is.
In het Nederlands vertaald door Emese Szabó |
|